ECLI:NL:RBAMS:2021:1995

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
AMS 21/1727
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omtrent last onder bestuursdwang voor massagesalon wegens seksuele dienstverlening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een massagesalon en de burgemeester van Amsterdam. De gemeente had de massagesalon een last onder bestuursdwang opgelegd omdat er seksuele handelingen werden aangeboden in de salon. De verzoekster, de eigenaresse van de massagesalon, had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er in het verleden al een last onder bestuursdwang was opgelegd wegens illegale prostitutie en dat de salon opnieuw in strijd met de regels opereerde. Tijdens een controle op 11 december 2020 werd vastgesteld dat de masseuse seksuele handelingen aanbood aan een toezichthouder. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had geconcludeerd dat de massagesalon een prostitutiebedrijf exploiteerde zonder de benodigde vergunning. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting van de massagesalon proportioneel was en het doel diende om illegale prostitutie tegen te gaan. De verzoekster had onvoldoende maatregelen getroffen om seksuele dienstverlening te voorkomen, ondanks eerdere waarschuwingen en een eerdere sluiting van de salon. De voorzieningenrechter benadrukte dat de verzoekster verantwoordelijk was voor de bedrijfsvoering en dat de sluiting van de salon noodzakelijk was om het beleid van de gemeente te handhaven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1727

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 april 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. W.H. Boomstra),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam en

de burgemeester van Amsterdam,samen te noemen: verweerder
(gemachtigden: mr. M. Boermans en M. Ronodikromo).

Procesverloop

Bij besluit van 18 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij e-mail van 24 maart 2021 heeft verweerder ingestemd met een verlenging van de begunstigingstermijn tot de datum van de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening.
Bij besluit van 9 april 2021 heeft verweerder de last onder bestuursdwang aangepast.
Het verzoek is ter zitting behandeld via een beeldverbinding (Skype) op 9 april 2021. Namens verzoekster is verschenen [eigenaresse] , eigenaresse. Zij werd bijgestaan door
mr. S. van Meijl, kantoorgenoot van haar gemachtigde en vergezeld door de heer [naam] als woordvoerder. Verweerder is vertegenwoordigd door bovengenoemde gemachtigden.

Overwegingen

Feiten en besluitvorming
1. [eigenaresse] exploiteert massagesalon [verzoekster] aan de [adres] . Bij besluit van 1 december 2016 heeft verweerder aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd omdat sprake was van illegale prostitutie in de massagesalon. Op 7 december 2016 is de massagesalon gesloten. Bij brief van 31 maart 2017 heeft verweerder, na goedkeuring van het bedrijfsplan, de heropening van de massagesalon toegestaan. Het bedrijfsplan gaf verweerder voldoende vertrouwen dat in de toekomst in de massagesalon geen seksuele dienstverlening meer zouden plaatsvinden.
2. Op 11 december 2020 heeft in de massagesalon opnieuw een controle plaatsgevonden op basis van anoniem toezicht. De bevindingen van deze controle zijn neergelegd in de Bestuursrechtelijke Rapportage van het Bestuurlijk Team Prostitutie van
11 december 2020. Hieruit komt – voor zover van belang – het volgende naar voren:
De toezichthouder heeft gekozen voor een full body massage van € 55,- en deze contant afgerekend. De masseuse, [masseuse] genaamd, heeft tijdens de massage drie keer aan de toezichthouder gevraagd of hij zijn onderbroek wilde uitdoen. Bij het masseren van de voorkant van het lichaam merkte de toezichthouder dat de masseuse hoog in zijn lies, bij de schaamstreek, aan het masseren was. Ze vroeg hem of hij veel trainde en of hij de massage goed vond. Daarna boog ze zich over hem heen en fluisterde in zijn linkeroor of hij een ‘happy ending’ wilde. Op de vraag van de toezichthouder wat de masseuse hiermee bedoelde antwoordde zij dat zij hem kon aftrekken voor € 30,- en dat een ‘body to body happy ending’ € 70,- zou gaan kosten. De toezichthouder heeft gezegd dat hij dit niet wilde. Na afloop van de massage werd hem gevraagd of hij wilde douchen. De toezichthouder heeft verder geconstateerd dat de massagesalon niet wordt geëxploiteerd conform het goedgekeurde bedrijfsplan: de massage werd contant afgerekend terwijl in de huisregels staat vermeld dat uitsluitend via pin kan worden betaald, de masseuse vroeg de toezichthouder of hij zijn onderbroek wilde uitdoen terwijl in de huisregels staat vermeld dat klanten hun onderbroek moeten aanhouden en tot slot waren de huisregels niet zichtbaar in de massagesalon aanwezig.
3. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft verweerder verzoekster per brief van
5 februari 2021 geïnformeerd dat hij het voornemen heeft wederom een last onder bestuursdwang op te leggen. Volgens verweerder exploiteert verzoekster nog steeds zonder exploitatievergunning en in strijd met het geldende bestemmingsplan een prostitutiebedrijf. Zowel telefonisch op 8 februari 2021 als per e-mail van 11 februari 2021 heeft verzoekster op dit voornemen gereageerd.
4. Vervolgens heeft verweerder met het bestreden besluit een last onder bestuursdwang opgelegd. Deze last houdt in dat verzoekster binnen een week de exploitatie van de massagesalon staakt en gestaakt moet houden en daarnaast de matrassen en de massagetafels verwijdert. Op 9 april 2021 heeft verweerder een aangepast besluit genomen. De last houdt in dat verzoekster de exploitatie van de massagekamers dient te staken en gestaakt dient te houden, dat zij de matrassen en/of massagetafels uit de massagesalon dient te verwijderen en dat zij de massagekamers dient af te sluiten door het dichttimmeren van de toegang zodat de massagekamers niet kunnen worden gebruikt. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat dit feitelijk betekent dat niet de gehele massagesalon hoeft te worden gesloten maar slechts het massagegedeelte. Dit betekent dat de nagelsalon geopend kan blijven.
Standpunten van verzoekster
5. Volgens verzoekster is het aanbod van een ‘happy ending’ aan de toezichthouder onvoldoende om te concluderen dat sprake is van het bedrijfsmatig aanbieden van erotische massages. Dat de masseuse genaamd [masseuse] in strijd met de regels een ‘happy ending’ heeft aangeboden aan de toezichthouder om een centje bij te verdienen, kan niet aan verzoekster worden toegerekend. Verzoekster heeft deze masseuse ontslagen. [eigenaresse] is normaal gesproken altijd zelf aanwezig in de massagesalon, maar ten tijde van de controle was zij afwezig. Na de sluiting in 2016 heeft verzoekster alle nodige maatregelen getroffen teneinde seksuele handelingen in de massagesalon te voorkomen: er zijn geen deuren meer die op slot kunnen maar er hangen gordijnen en de huisregels hangen wel degelijk zichtbaar aan de muur. Daarop staat dat klanten hun onderbroek dienen aan te houden. De werknemers in de salon dragen professionele werkkleding. Het handelen van masseuse [masseuse] heeft tot veel schade geleid bij verzoekster omdat de exploitatie moet worden gestaakt. Ten slotte stelt verzoekster dat haar bedrijf failliet zal gaan als de massagesalon niet meer mag worden geëxploiteerd. Dat zij de nagelsalon nog wel mag blijven exploiteren verandert hier niets aan omdat de massagewerkzaamheden een groot deel van de inkomsten van verzoekster beslaan.
Beleid van verweerder
6. Op grond van paragraaf 3.5 van het beleid [1] wordt het exploiteren van een prostitutiebedrijf zonder vergunning op grond van de APV [2] als zeer ernstige overtreding aangemerkt en gehandhaafd volgens categorie III. Daarin staat tevens dat tegen de exploitatie van een prostitutiebedrijf zonder exploitatievergunning bij een bedrijf waar prostitutie niet de hoofdactiviteit betreft, zoals massagesalons, wordt opgetreden met de toepassing van bestuursdwang of een last onder dwangsom.
Oordeel van de voorzieningenrechter
7. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat in de massagesalon (naast massages) tegen betaling seksuele dienstverlening plaatsvindt en dat daarom sprake is van exploitatie van een prostitutiebedrijf. Dit is in strijd met het geldende bestemmingsplan [3] en artikel 3.27 [4] van de APV. Hiertoe acht de voorzieningenrechter het volgende van belang.
9. Vast staat dat op 1 december 2016 aan verzoekster een last onder bestuursdwang is opgelegd wegens het tegen betaling aanbieden van seksuele diensten in de massagesalon. De massagesalon is toen gesloten van 7 december 2016 tot 31 maart 2017. Verzoekster mocht de massagesalon heropenen nadat haar bedrijfsplan was goedgekeurd door verweerder. Verweerder heeft hieraan in het bestreden besluit terecht betekenis toegekend.
10. Verder is van belang dat tijdens de controle op 11 december 2020 aan de toezichthouder seksuele handelingen zijn aangeboden. Verzoekster betwist dit ook niet. Dat de seksuele handelingen zijn aangeboden door masseuse [masseuse] tijdens een periode van afwezigheid van [eigenaresse] betekent niet, naar zij stelt, dat dit haar niet kan worden aangerekend. Verzoekster is namelijk altijd verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. In dat kader is voorts van belang dat verzoekster zich niet heeft gehouden aan de voorschriften die zij zelf heeft opgesteld in het bedrijfsplan uit 2017. Mede op grond hiervan heeft verweerder immers aanleiding gezien de massagesalon te heropenen. In het bedrijfsplan staat – onder meer – dat massages uitsluitend via pin kunnen worden betaald, dat klanten hun onderbroek moeten aanhouden en dat de huisregels duidelijk zichtbaar voor klanten in de massagesalon zouden worden opgehangen. Uit de rapportage van 11 december 2020 blijkt dat de massage contant is afgerekend, dat de toezichthouder meerdere keren is gevraagd zijn onderbroek uit te doen en dat hij geen zichtbaar opgehangen huisregels heeft zien hangen. Verweerder heeft verzoekster dan ook terecht verweten dat zij hiermee het risico vergroot dat in de massagesalon seksuele dienstverlening wordt aangeboden.
11. De voorzieningenrechter is ten slotte van oordeel dat de sluiting van de massagesalon vooralsnog proportioneel is. Het doel van verweerder om bij illegale prostitutiebedrijven ‘de loop eruit te krijgen’ wordt immers bewerkstelligd met een sluiting. Daarmee wordt het signaal afgegeven dat in de betreffende salon geen seksuele dienstverlening meer plaatsvindt. Daarbij is van belang dat het voor verzoekster van meet af aan en zeker vanaf december 2016 voldoende duidelijk was dat seksuele dienstverlening in de massagesalon niet is toegestaan en welke consequentie verweerder verbindt aan overtreding van dit verbod. Na de eerdere sluiting in 2016 heeft verzoekster de kans gehad haar bedrijfsvoering op orde te krijgen, maar is het haar klaarblijkelijk niet gelukt seksuele dienstverlening te voorkomen. Er is dan ook niet gebleken van zodanige belangen dat verweerder geen uitvoering kon geven aan zijn beleid.
Conclusie
12. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verwacht de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit in bezwaar zal standhouden. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.D. Wevers, griffier. De beslissing is op 21 april 2021 door verzending bekendgemaakt.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Handhavingsstrategie locatiegebonden prostitutiebedrijven en seksinrichtingen, Gemeente Amsterdam 2014.
2.Algemene Plaatselijke Verordening.
3.Bestemmingsplan Hoofddorpplein en Schinkelbuurt.
4.Op grond van artikel 3.27 lid 1 van de APV is het verboden zonder vergunning een prostitutiebedrijf te exploiteren.