In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 6 mei 2021 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen Ziggo B.V. (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde een bedrag van € 231,91 met nevenvorderingen, maar de gedaagde partij heeft geen verweer gevoerd. De kantonrechter heeft verstek verleend en de zaak verder behandeld.
De kern van de zaak betreft de vraag of de eisende partij heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 6:230m BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij aan deze verplichtingen heeft voldaan, inclusief de informatieverplichtingen genoemd in de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de algemene voorwaarden die door de eisende partij zijn ingeroepen niet van toepassing zijn, omdat deze niet correct zijn overgelegd.
De eisende partij had ook een vordering op basis van de wet ingediend met betrekking tot de restwaarde van apparatuur die aan de gedaagde partij in bruikleen was verstrekt. Deze vordering werd afgewezen omdat de kantonrechter niet kon toetsen of de bedingen eerlijk waren zonder de juiste voorwaarden. De kantonrechter heeft uiteindelijk de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 163,06 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.