Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
“Als ik niet bij [bijnaam verdachte] achter was gegaan, dan was ik bij [medeverdachte 4] gegaan”.Daarnaast zijn er nog andere ontlastende aanwijzingen in het dossier aanwezig in de vorm van opgenomen tapgesprekken waar men zich onbespied waant en vrijuit praat over het geringe aandeel van verdachte bij het ten laste gelegde. Uit voorgaande leidt de verdediging af dat verdachte in de buurt is geweest van de garagebox, maar het blijft onduidelijk wat zijn positie is geweest en of hij daadwerkelijk een klap heeft gegeven aan het slachtoffer. Er is dan ook geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij toeval bij hem achterop is gesprongen, is onvoldoende om medeplegen aan te nemen. Verdachte heeft niet op hem staan wachten en hij heeft ook niets meegekregen wat vlak daarvoor zich bij de boxdeur heeft afgespeeld. Tot slot blijkt nergens uit dat verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke vorm, om het slachtoffer iets aan te doen, laat staan dat er een vooropgezet plan was om het slachtoffer van het leven te beroven en wie dat dan bedacht zou hebben.
- [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): ‘ik heb dit altijd. Na die prik, ik word altijd geveegd’
- [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ): ‘ze moeten geen beelden hebben dat je keertje in je annoe had’
- [medeverdachte 2] : ‘Je hebt zijn schedel net niet gebost zei ze’,
- ‘ [medeverdachte 1] : Nee, ik heb niks gedaan’,
- [medeverdachte 2] : ‘Oh ja’,
- [medeverdachte 1] : gelach
- [medeverdachte 1] : ‘Je ziet gewoon die ding bossen zo in twee. NTV kanker gek weet je wat het was. Je weet toch als je naar NTV heb je wel is NTV gezien ze schieten van dichtbij op iemand zijn hoofd en zo ‘pets open toch. Precies zo NTV klapt gewoon in, zo raar’
- [medeverdachte 2] : Jullie stonden daar in die... NTV. Dat zagen ze. Toen zeiden jullie: “Kijk daar, kijk hem daar, kijk hem daar.”,
- [medeverdachte 1] : (Gelach).
- [medeverdachte 2] : Eén iemand zegt: “Djoek hem, djoek hem. (…)
- [medeverdachte 1] : Niet eens dat, niet eens dat. NTV... Djoek hem, djoek hem. [medeverdachte 1] : (Fluistert) NTV... ik was met A... NTV... [naam 1] (fonetisch)... NTV...die atra van vier twee (42). Ik kijk naar hem. Hij ziet me ook kijken naar die man.’
- [medeverdachte 1] : ‘Hij keek naar ons. Broer nu. Ik zeg: ‘Conjo, kom hier’. Hij denkt “Noh kanker”. Hij ging richting die box.’
- [medeverdachte 2] : ‘Die snelste moest scoren met een mes’
- [medeverdachte 1] : ‘ja man’ ‘in zijn chest gewoon.’ ‘Hij wilde die dinges open maken [bijnaam verdachte] troeft hem kaolo hard. Hij gaat zo tegen die deur, hij valt zo, eindstand NTV halen. Ik zeg ‘Get down, get down’ NTV.” NTV... komen... NTV... halen... NTV... keek zo met z’n witte... NTV. [naam 3] NTV... kankerhard.’
- [medeverdachte 3] : Broer eche (fon, recherche) komt net naar mijn osso, ze zeggen voor die onderzoek, ze zijn op twee namen gekomen, broer drie keer raden, wie de eerste naam was.
- [verdachte] : Ikke.
- [medeverdachte 3] : Ja broer.
- [verdachte] : Ja.
- [medeverdachte 3] : Ja man ze zijn wel echt op je duik nu man.
- [verdachte] : Ik moet weer hiden hè man.
- [verdachte] : lk stop met drill op [bijnaam verdachte] man.
- [verdachte] : Zeiden ze echt [bijnaam verdachte] ?
- [medeverdachte 3] : Ja broer [bijnaam verdachte] , de naam [bijnaam verdachte] .
- [verdachte] : Ze weten wel de naam [bijnaam verdachte] maar ze weten niet, ze kunnen dan niet gelijk weten dat, je weet toch, ik (ntv).
- [medeverdachte 3] : No man ze weten niet dat jij dat ben, daarom vroegen ze of die namen mij bekend voor kwamen, ze dacht ik ga snitchen, kankerflikkers.
- [verdachte] : Ik ga mijn snap verwijderen.
- [medeverdachte 3] : (lacht)
- [verdachte] : Kanker man, kankerzooi, ik ga zo douchen en oprotten.
- [medeverdachte 3] : Oprotten.
- [verdachte] : Ik dacht die onderzoek was klaar.
- [medeverdachte 3] : Broer hij had eerst geen aangifte gedaan, broer hij heeft pas aangifte gedaan omdat hij kan weer praten enzo die man loopt enzo, maar hij heeft sowieso trauma.
- [verdachte] : Maar ik bedoel van wat ik gedaan heb in die torie.
- [medeverdachte 3] : Broer poging tot moord hè broer.
- [verdachte] : Wie ikke?
- [medeverdachte 3] : Nee maar je bent gewoon daarbij betrokken en je hebt hem ook klap verkocht dus.. broer als ze zo gaat denken, gaan ze zeggen jij was daar ook op uit.
- [verdachte] : Dat wel.
opps) elkaar uit op sociale media en worden punten uitgedeeld naar gelang de aard en ernst van gepleegd of te plegen geweld. Dit heeft al meermalen geleid tot confrontaties waarbij ernstig geweld is gebruikt en zelfs doden zijn gevallen. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft in zijn aangifte over de aanleiding van de aanval op hem verklaard dat hij een aantal maanden eerder een rap heeft gedaan samen met leden van de drillrapgroep [naam drillrapgroep 1] . Deze groep heeft een conflict met drillrapgroepen [naam drillrapgroep 2] en [naam drillrapgroep 3] . Waarschijnlijk dachten leden van die groepen dat het slachtoffer bij [naam drillrapgroep 1] hoorde en is hij gestoken omdat hij kennelijk makkelijk te pakken was, aldus het slachtoffer. De lezing van aangever dat het incident verband hield met de dillrapscene wordt ondersteund door diverse filmpjes die na het steekincident op sociale media zijn verschenen, waarin onder meer over het slachtoffer wordt gerapt of waarin het slachtoffer te zien is terwijl hij hevig bloedend op de grond ligt. In de commentaren bij deze filmpjes wordt gesuggereerd dat het slachtoffer is overleden, wordt spottend en lacherig over de aanval gesproken (zo is onder meer over een beeld van de plaats van het delict de tekst wacked op head met daarnaast een schaterlachende smiley geplaatst) en wordt gesproken over een beef tussen [naam drillrapgroep 1] en [naam drillrapgroep 3] (de rechtbank begrijpt: [naam drillrapgroep 3] ). Tot slot blijkt uit het op pagina 6 van dit vonnis al aangehaald tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 3] dat verdachte zich zorgen maakt over de bekendheid van zijn drillrapnaam en stelt hij deze niet meer te willen gebruiken.
N: De getuige wijst op de rechterzijde van zijn romp net boven zijn broeksrand.Ik heb er ook nog één gezien met een kapmes en die met dat kapmes heeft hem op zijn hoofd geslagen. Er was nog een andere jongen die die jongen schopte, waardoor die jongen op de grond viel. Toen kwam er een andere jongen aan met die machete en die heeft hem daarmee op zijn hoofd geslagen. Het waren er veel, zo ongeveer 10 jongens. Het heeft ongeveer een minuutje geduurd en ik denk dat ze stopte, omdat ik daar stond en er ook nog een andere man riep: ‘Nee, nee, nee!’. Toen zijn ze allemaal weggerend. Ze gingen allemaal verschillende richtingen op. Het slachtoffer heeft volgens mij niets gezegd, alleen maar gerend. Ik hoorde ook nog jongens roepen: ‘Kijk die man hier.' en ‘Pak hem!’. Ze waren daar al de hele tijd aan het spelen. Ze waren aan het wachten op die man. Ik geloof dat ze er al ongeveer een uur daar zaten.
Gesprek 466 d.d. 14-08-2020 te 10:15:47 uur
“Hij was met ze tante aan het lopen hij had niets op heup en hij is van achteren gesheffed”.
5.Bewezenverklaring
6.Strafbaarheid van het feit
7.Strafbaarheid van verdachte
.Volgens de psychiaters drs. [persoon 6] en drs. [persoon 7] kan echter geen uitspraak worden gedaan over de toerekenbaarheid, omdat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven zijn aandeel en hoe hij tot het delict is gekomen. De bevindingen van de psycholoog en de psychiater zijn ook getoetst door de gedragsdeskundige van de Raad, die de conclusies uit het PO ten dele onderschrijft. Uit dit onderzoek komt naar voren dat verdachte in het verleden (in ieder geval langer dan een jaar geleden) op school gedragsproblemen heeft vertoond, dan wel over grenzen is gegaan. Al geruime tijd functioneert hij op verschillende vlakken goed en vertoont hij geen gedragsproblemen meer (afgezien van zijn aandeel in het onderhavige delict). Verschillende informanten zijn positief over de houding en het gedrag dat verdachte laat zien.
8.Motivering van de straf en maatregelen
d.d. 22 januari 2021 waaruit blijkt dat verdachte op 3 juli 2020 door de kinderrechter te Amsterdam is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf, omdat hij zich schuldig gemaakt aan de overtreding van de Wet wapens en munitie. Ter zitting heeft de officier van justitie aangegeven dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf, te weten 20 uren, niet aan de orde is, omdat de proeftijd van deze straf ten tijde van het ten laste gelegde nog niet van kracht was.
- psychologisch rapport Pro Justitia, opgemaakt door dr. [persoon 5] , GZ-psycholoog, op 30 december 2020;
- psychiatrisch rapport Pro Justitia, opgemaakt door drs. [persoon 6] , psychiater in opleiding onder supervisie van drs. [persoon 7] , kinder- en jeugdpsychiater, op 30 december 2020;
- het meest recente rapport van de Raad dateert van 3 februari 2021;
- het meest recente rapport van de WSS dateert van 11 maart 2021.
de mentoraangegeven dat verdachte gemotiveerd is om zijn huidige opleiding af te maken. Hij staat open voor hulp en begeleiding en hij geeft uit zichzelf aan als het niet goed met hem gaat. Tijdens de gesprekken kan hij duidelijk beschrijven wat hij in de komende maanden wil bereiken en welke hulpverleningstrajecten hij nodig heeft om zijn doelen te kunnen bereiken. De mentor maakt zich vooral zorgen over de negatieve beïnvloedbaarheid van verdachte; zij probeert hem samen met JdK op intensieve wijze in een positieve richting te beïnvloeden. Het is noodzakelijk dat de huidige hulpverleningsinstanties intensief betrokken blijft bij de recente ontwikkelingen van verdachte, zodat hij niet verleiding komt om delicten te plegen.
dadelijk uitvoerbaarzijn.
€ 18.851,48.Deze kosten houden rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde en zijn voldoende onderbouwd. De benadeelde partij heeft weliswaar geen facturen overgelegd van de spullen die voor de woning van de vader bij de Ikea zijn aangeschaft, maar een bewijs van de afschrijving van deze kosten (die door de zus van het slachtoffer is voorgeschoten) is aan het dossier toegevoegd. Gelet daarop, alsmede gelet op de aannemelijkheid van deze kosten op voorhand in het licht van de aard en ernst van het letsel, is de betwisting door de verdediging onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van het lesgeld wordt door de mentor van school bevestigd dat het slachtoffer met zijn schoolwerk op schema liep, maar vanwege zijn kritieke toestand en letsel een lange periode zijn schoollessen heeft gemist. Uit de stukken blijkt daarnaast een aantal leden van de drillrapgroep ‘ [naam drillrapgroep 2] ’ op dezelfde school studeren en dat het slachtoffer door angstgevoelens een periode niet naar school heeft gedurfd en daardoor zijn examens heeft gemist. Inmiddels zijn er passende oplossingen gevonden door de leraren, waardoor het slachtoffer dit jaar alsnog zijn opleiding kan afronden. Ter zitting heeft de raadsman van de benadeelde partij toegelicht dat het slachtoffer na het afstuderen verder zou gaan met een hbo-opleiding. De Letselschade Richtlijn Studievertraging van de Letselschade Raad begroot de schade als gevolg van het verlies van één geheel studiejaar voor een scholier/student havo, mbo, vwo op € 17.175,00. Onder schade wegens studievertraging wordt verstaan de schade die optreedt doordat een benadeelde later op de arbeidsmarkt actief zal zijn als gevolg van een door een ongeval onderbroken opleiding, voor welke studievertraging een derde aansprakelijk is te houden. De rechtbank is van oordeel dat aan deze criteria is voldaan. Als gevolg van het handelen van verdachte (en zijn medeverdachten) heeft het slachtoffer een studievertraging opgelopen van een jaar. Het staat daarmee vast dat hij een jaar later de arbeidsmarkt zal betreden. Bij de berekening van het bedrag van € 17.175,00 is (uitvoerig) rekening gehouden met de meeste recente CBS-gegevens en cao’s. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om af te wijken van dit bedrag, en overweegt dat aan het slachtoffer geen strenge eisen mogen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van schade wegens het derven van de arbeidsinkomsten die hij in de toekomst zou hebben genoten in de hypothetische situatie dat het misdrijf niet zou hebben plaatsgehad; het is immers verdachte als een van de aansprakelijke medeplegers van dat misdrijf die het slachtoffer de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen over hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn gebeurd Daar komt bij dat de Letselschade Richtlijn, waar de vordering aansluiting bij zoekt, nu juist is ontwikkeld om dergelijke onzekerheden over de toekomst te ondervangen. De gevolgen van de pandemie zijn naar het oordeel van de rechtbank ten slotte niet zodanig dat redelijkerwijs te verwachten valt dat het slachtoffer in de situatie zonder ongeval niet in staat zou zijn geweest het in de Letselschade Richtlijn genoemde inkomen te genereren, waarbij betekenis toekomt aan het feit dat in die richtlijn wordt uitgegaan van het minimumloon.
€ 20.000,00moet worden vastgesteld. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard van het letsel, de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, namelijk dat hij als gevolg van het misdrijf PTSS heeft opgelopen en dat hij ten gevolge van het toegebrachte lichamelijk letsel recent nog een risicovolle operatie heeft gehad.
€ 38.851,48,waarbij verdachte hoofdelijk verbonden is met de medeplegers van het misdrijf. De rechtbank is evenwel van oordeel dat toekenning van die volledige schadevergoeding, in combinatie met de hierna te noemen schadevergoedingsverplichting voor de shockschade van de familieleden van het slachtoffer, in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Om die reden zal de schadevergoedings-verplichting van verdachte met toepassing van artikel 6:109 BW worden gematigd tot het hierna genoemde bedrag. Daartoe acht de rechtbank in de eerste plaats redengevend dat verdachte in strafrechtelijke zin weliswaar als medepleger moet worden aangemerkt en daarmee aansprakelijk is voor dezelfde schade als zijn medeplegers, maar dat zijn aandeel en zijn mate van schuld in het gebeuren in geen verhouding staat tot dat van de medepleger die de hoofdverwonding en het hersenletsel feitelijk heeft veroorzaakt. Daar komt bij dat verdachte geen vermogen heeft en dat zijn sociaal-economische vooruitzichten, gelet op zijn verstandelijke beperking, met voldoende mate van zekerheid als ongunstig tot zeer ongunstig moeten worden ingeschat. Toekenning van de volledige schadevergoeding zou onder deze omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank tot het onaanvaardbare gevolg leiden dat verdachte, die nu nog minderjarig is, een schuld heeft die hij zijn gehele werkzame leven niet zal kunnen aflossen, ook gelet op de daarover te vergoeden rente. Daarmee gaat verdachte, in het geval de medeverdachten geen verhaal bieden, een leven tegemoet waarin hij hoogst waarschijnlijk nooit een inkomen boven de beslagvrije voet zal hebben. De rechtbank ziet in al het voorgaande aanleiding de schadevergoedings-verplichting van verdachte te matigen tot eenvijfde deel van de gehele schade, ofwel tot een bedrag van € 7.770,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Verdachte zal daarbij hoofdelijk worden veroordeeld.
€ 7.770,30,te weten een bedrag van € 4.000,- voor de materiële schade en € 3.770,30 voor de immateriële schade.
.Op grond van de overgelegde medische stukken kan de rechtbank niet concluderen dat het letsel van het slachtoffer zodanig ernstig en blijvend is, dat hij voor de rest van zijn leven hulp en verzorging nodig heeft en afhankelijk is van anderen. Ter zitting heeft de raadsman van de benadeelde partijen toegelicht dat het inmiddels beter gaat met het slachtoffer. Hij probeert stapsgewijs de controle terug te krijgen over zijn leven. Hij gaat weer naar school, hij heeft zijn examens gemaakt en momenteel is hij bezig met zijn stageverslag. De rechtbank zal daarom de vorderingen van de familieleden met betrekking tot affectieschade niet-ontvankelijk verklaren, zoals verzocht door alle partijen.
€ 5.000,00.De rechtbank verklaart de benadeelde partijen voor overige niet-ontvankelijk in hun vordering.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
een (1) jaar.
deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden.
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- naar school gaat volgens het rooster;
- zijn medewerking verleent aan begeleiding van Jongeren Die het Kunnen;
- meewerkt met alle hulpverlening die door de WSS noodzakelijk wordt geacht;
- op geen enkele wijze contact opneemt met het slachtoffer [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 3] 2020) en de medeverdachten [medeverdachte 1] , (geboren op [geboortedag 4] 2004), [medeverdachte 3] (geboren op [geboortedag 2] 2004), [medeverdachte 4] (geboren op [geboortedag 5] 2002), [medeverdachte 5] (geboren op [geboortedag 6] 2004), [medeverdachte 6] (geboren op [geboortedag 7] 2003), [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedag 8] 2002).
dadelijk uitvoerbaarzijn.
200 (tweehonderd) uren.
[slachtoffer]gedeeltelijk toe tot € 7.770,30 (zegge zevenduizendzevenhonderdzeventig euro en dertig cent), waarvan € 3.770,30 (zegge drieduizendzevenhonderdzeventig euro en dertig cent) voor materiële schade en € 4.000,00 (zegge vierduizend euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover:
- voor de kleding van het slachtoffer, te weten voor een bedrag van € 30,00: vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- voor het bed van de Ikea, te weten voor een bedrag van € 64,90: vanaf 6 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- de studiekosten en het gederfde arbeidsvermogen, te weten voor een bedrag van € 3.675,00: vanaf 22 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- voor de immateriële schade, te weten voor een bedrag van € 4.000,00: vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
- voor de kleding van het slachtoffer, te weten voor een bedrag van € 30,00: vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- voor het bed van de Ikea, te weten voor een bedrag van € 64,90: vanaf 6 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- de studiekosten en het gederfde arbeidsvermogen, te weten voor een bedrag van € 3.675,00: vanaf 22 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- voor de immateriële schade, te weten voor een bedrag van € 4.000,00: vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
[persoon 8]gedeeltelijk toe tot € 1.000,00 (zegge duizend euro ), voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
[persoon 9]gedeeltelijk toe tot € 1.000,00 (zegge duizend euro), voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
[persoon 10]gedeeltelijk toe tot € 1.000,00 (zegge duizend euro), voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.