Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1] , te Amsterdam, eiser
Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerster
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een minderjarige eiser, vertegenwoordigd door zijn moeder, en de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) als verweerster. De eiser, geboren op 5 januari 2009, heeft een chromosoomafwijking en lijdt aan verschillende ontwikkelingsstoornissen, waaronder een lichte verstandelijke beperking en ADHD. De moeder van eiser heeft op 12 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), omdat de eerder toegekende indicatie op basis van de Jeugdwet (Jw) niet voldoende bleek te zijn. De aanvraag werd door de verweerster afgewezen, wat leidde tot een beroepsprocedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerster zich bij haar besluitvorming heeft gebaseerd op gedegen medische adviezen en onderzoeken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat eiser recht had op zorg vanuit de Wlz, aangezien de grondslagen voor toegang tot deze zorg niet konden worden vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de Wlz alleen toegang biedt tot zorg voor personen boven de 18 jaar met een blijvende behoefte aan 24-uurs zorg in de nabijheid. De rechtbank concludeerde dat eiser, gezien zijn jonge leeftijd en de huidige situatie, voorlopig onder de Jw valt en dat de benodigde zorg vanuit deze wet kan worden gefinancierd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat eiser in de toekomst opnieuw een aanvraag kan indienen als zijn situatie verandert. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door de verweerster en de noodzaak van een gedegen onderbouwing van zorgbehoeften.