3.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het in zaak B ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen.
Aangever [naam aangever] en getuige [naam getuige] , medewerkers van Dirk van den Broek, verklaren hoe verdachte probeerde om de winkel via de poortjes te verlaten, dat hij toen gecontroleerd werd, dat hij een bonnetje had waaruit bleek dat hij drie sixpacks had afgerekend, maar dat er nog elf niet afgerekende sixpacks in de winkelwagen lagen waarmee hij naar buiten wilde lopen. In het proces-verbaal van bevindingen waarin wordt beschreven wat op de camerabeelden te zien is, valt echter te lezen dat verdachte bij de zelfbedieningskassa staat, geen beweging maakt met de winkelwagen richting de uitgang, dat verdachte met de wagen terug de winkel inloopt en dat vervolgens gezien wordt dat verdachte in de hal buiten de winkel loopt met een lege winkelwagen. Op dat moment wordt verdachte door medewerkers van de winkel tegengehouden.
Nu de beschrijving van de camerabeelden en de verklaringen van de medewerkers van Dirk van den Broek elkaar tegenspreken, acht de rechtbank het ten laste gelegde feit niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
Op grond van de wettige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van meerdere pakken vlees toebehorend aan Albert Heijn.
Verbalisant [naam verbalisant 1] beschrijft dat zij, samen met verdachte, Albert Heijn binnenliep. Zij zag dat verdachte naar de vleesafdeling liep, dat hij meerdere pakken vlees nam, dat hij die in een plastic tas stopte, en dat hij vervolgens, zonder eerst de goederen bij de zelfscankassa’s te scannen, de winkel verliet. In een proces-verbaal beschrijft verbalisant [naam verbalisant 2] dat op camerabeelden van de winkel te zien is hoe verdachte vijf pakken vlees uit een schap pakt, niet bij een kassa stopt om deze af te rekenen, maar met een andere klant meeloopt door de poort. Buiten de winkel heeft verbalisant [naam verbalisant 1] verdachte staande gehouden. Zij zag dat de plastic tas van verdachte meerdere pakken vlees bevatte, terwijl verdachte haar daarvan geen bon kon overhandigen. Verder bevat het dossier een proces-verbaal van aangifte winkeldiefstal en ontvangst teruggave goederen, waarin een medewerker van Albert Heijn aangeeft dat zij de pakken met vlees herkent als producten van Albert Heijn en aangifte doet van winkeldiefstal.
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de pakken vlees heeft gestolen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
Feiten en omstandigheden
Verbalisant [naam verbalisant 1] beschrijft dat zij zag hoe een man, die later verdachte bleek te zijn, uit een winkel kwam lopen, dat hij naar een elektrische fiets met zwarte en groene accenten liep die de verbalisant herkende als een leen/huurfiets, en dat de man op de fiets wegreed zonder die eerst van het slot te halen. Voorts zag zij hoe de man de fiets voor een andere winkel parkeerde, de fiets niet op slot zette, en die andere winkel binnenliep. Verder beschrijft zij dat het hoefijzerslot van de fiets gesloten leek, er immers geen sleutel in het slot stak, maar dat er geen metalen pen tussen de spaken zat. Van de fiets zitten foto’s in het dossier, waarop te zien valt dat de zwarte fiets opvallende groene velgen heeft, dat op het stuur met grote cijfers het nummer [nummer] is aangebracht en dat met grote letters op de fiets geschreven staat
e-bike to goen dat de fiets (bouwjaar 2019) in betrekkelijk goede staat verkeert. Voorts bevat het dossier een formulier afschrift van aangifte waarin namens
E-Bike To Goaangifte wordt gedaan van diefstal van een zwartkleurige elektrische fiets met groene velgen met [framenummer] .
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de fiets van een vriend is, dat hij die mocht gebruiken, en dat hij niet wist dat de fiets gestolen was. Hij zegt geen sleutel te hebben gekregen. Verdachte geeft bij de rechter-commissaris aan niet te weten hoe de vriend heet van wie de fiets is. Ter terechtzitting verklaart hij dat de vriend [naam vriend] heet en dat hij hem kent van de straat.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het begrip voorhanden hebben van een goed feitelijke zeggenschap ten aanzien van het goed veronderstelt. Daarvoor kan voldoende zijn dat verdachte het goed (letterlijk) onder zich heeft. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 13 januari 2021 als bestuurder rijdend op een gestolen elektrische fiets is aangetroffen. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte op 13 januari 2021 een gestolen elektrische fiets voorhanden heeft gehad.
Voorts geldt dat voor een bewezenverklaring van schuldheling dient te worden vastgesteld dat de verdachte “ten tijde van” onder meer het verwerven of het voorhanden krijgen van een goed redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Dit bestanddeel houdt mede een zogenoemde vergewisplicht in waarbij het erom gaat of aangenomen kan worden dat ieder weldenkend mens argwaan zou moeten krijgen.
De fiets had, zoals voornoemd, opvallende kleuraccenten, er stond met grote letters
e-bike to goop de fiets vermeld, en er was met grote cijfers een nummer op het stuur aangebracht.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij de fiets mocht gebruiken van een zekere [naam vriend] , ‘een vriend van de straat’, maar ook dat hem daarbij geen fietssleutel was verstrekt. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat elektrische fietsen kostbaar zijn, hetgeen in casu ook blijkt uit de aangifte waarin wordt gesproken over een waarde of schade van 1.250 euro, dat er in Amsterdam dagelijks tientallen fietsen worden gestolen en dat het, zeker in de binnenstad van Amsterdam, van belang is dat, ter voorkoming van diefstal, een (dure) fiets op slot gezet kan worden.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de fiets drie à vier keer eerder had geleend. Toen verdachte de fiets de laatste keer leende, moet hij dus wel hebben geweten dat het hier om een fiets ging met bijzondere kenmerken. Verdachte heeft de fiets van een eigen kettingslot voorzien omdat er geen werkend slot op zat. Hij wist dus ook dat de sleutel van het hoefijzerslot ontbrak terwijl er geen metalen pen tussen de spaken zat. Dat laatste is opmerkelijk. Het is immers vreemd dat een dergelijke fiets niet van een werkend slot is voorzien. Het is ook vreemd omdat een sleutel niet zomaar uit een hoefijzerslot kan worden gehaald. Algemeen bekend is dat een sleutel pas uit een hoefijzerslot kan worden gehaald als het slot wordt gebruikt. Een open hoefijzerslot waarin geen sleutel zit, duidt er op dat het slot is gemanipuleerd.
De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was. Door onder deze omstandigheden toch van de fiets gebruik te maken en erop te fietsen, en niet eerst onderzoek te doen naar de herkomst van de fiets, wat gezien de met grote letters op de fiets vermelde naam eenvoudig te verrichten was, is verdachte in die mate tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Mitsdien acht de rechtbank bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.