ECLI:NL:RBAMS:2021:1970
Rechtbank Amsterdam
- Tussenbeschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot DNA-onderzoek en omgangsregeling in afstammingskwestie
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 april 2021 een tussenbeschikking gegeven in een afstammingskwestie. Verzoeker, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzoekt de rechtbank om een DNA-onderzoek te gelasten om vast te stellen of hij de biologische vader is van de minderjarige, geboren uit een huwelijk tussen de vrouw en haar man, die de Indiase nationaliteit hebben. De vrouw en de man betwisten de nauwe persoonlijke betrekking tussen verzoeker en de minderjarige en verzoeken de rechtbank om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift, en heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge behandeling op 26 maart 2021. De rechtbank oordeelt dat er voldoende aanleiding is voor een DNA-onderzoek, gezien de grote mate van waarschijnlijkheid dat verzoeker de biologische vader is. De rechtbank benadrukt het belang voor de minderjarige om te weten wie haar biologische vader is, en dat dit recht op afstamming en identiteit moet prevaleren boven de belangen van de vrouw en haar man. De rechtbank heeft besloten dat de vrouw en haar man binnen vier weken na de beschikking hun medewerking moeten verlenen aan het DNA-onderzoek, op straffe van een dwangsom. De behandeling van de zaak wordt pro forma aangehouden in afwachting van het deskundigenrapport.