Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een uitleveringszaak waarbij de Amerikaanse autoriteiten verzochten om de uitlevering van een opgeëiste persoon, geboren in de Verenigde Staten. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van de Uitleveringswet en de relevante verdragen tussen Nederland en de Verenigde Staten. De opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. C. Scheurwater, heeft tijdens de zittingen zijn personalia bevestigd en verklaard dat hij de Amerikaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft in eerdere zittingen, waaronder op 9 juli 2019 en 17 december 2019, al verschillende tussenuitspaken gedaan en het onderzoek geschorst in afwachting van informatie van de Amerikaanse autoriteiten en de uitkomst van een civiele procedure in Nederland. De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake is van dubbele strafbaarheid, terwijl het Openbaar Ministerie van mening is dat de civiele uitspraak geen invloed heeft op de uitleveringsprocedure. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat niet aan de eisen van de Uitleveringswet en de toepasselijke verdragen is voldaan, en heeft zij de uitlevering niet toelaatbaar verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geschorste uitleveringsdetentie is beëindigd en dat de officier van justitie binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen.