In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 februari 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een Bulgaarse opgeëiste persoon aan Noorwegen, op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft een aanhoudingsbevel dat op 2 november 2020 door de Noorse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Bulgarije in 1986, is in Nederland ingeschreven en verblijft daar. Tijdens de openbare zitting op 11 februari 2021 werd de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig was, evenals de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. B. Ivanov-Petkova.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering beoordeeld op basis van de relevante wetgeving, waaronder de Uitvoeringswet en de Overleveringswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de overlevering aan Noorwegen moet plaatsvinden, terwijl de raadsvrouw heeft gepleit voor afwijzing van de vordering, met het argument dat de Nederlandse autoriteiten de zaak zouden moeten afhandelen.
Na zorgvuldige afweging van de argumenten van beide partijen heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de overlevering van de opgeëiste persoon aan Noorwegen toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.