ECLI:NL:RBAMS:2021:1874
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode in het kader van de WHOA
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de besloten vennootschap [verzoekster] B.V. tot verlenging van de afkoelingsperiode in het kader van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA). De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat [verzoekster] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er belangrijke vooruitgang is geboekt in de totstandkoming van een akkoord. De rechtbank constateert dat, ondanks de eerder gelaste afkoelingsperiode, er nog geen concrete stappen zijn gezet ter voorbereiding van een akkoord. Er is onduidelijkheid over de exacte schuldenlast en de rekening-courantverhoudingen tussen de verschillende entiteiten. Bovendien zijn de gelden die bij de zorgverzekeraars zijn gedeclareerd bijna geheel besteed aan lopende kosten en niet gereserveerd voor het akkoord. De rechtbank heeft ook meegewogen dat de observator van de rechtbank onvoldoende zicht heeft op de financiële situatie van [verzoekster]. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet te rechtvaardigen is om de afkoelingsperiode langer te laten voortduren.