ECLI:NL:RBAMS:2021:1873

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
13/751944-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Duitsland op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 13 april 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 5 november 2020 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van oplichting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten geaccepteerd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. E. de Rooij en M.T.C. de Vries, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751944-20
RK nummer: 20/5248
Datum uitspraak: 13 april 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 november 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 april 2020 door
Amtsgericht Leipzig(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te ‘ [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 maart 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel ten behoeve van de voorlopige hechtenis van Kantongerecht Leipzig van 28 april 2020, dossiernummer 284 Js 3206/18, ER 10 280 GS 1717/20.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De hoofdofficier van justitie te Leipzig heeft per brief van 28 oktober 2020 de volgende garantie gegeven:
Uit voorzorg wordt gegarandeerd dat de opgeëiste persoon overeenkomstig de bepalingen van het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake het Europees Aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten weer teruggezonden wordt naar het Koninkrijk Nederland indien tegen hem in de Bondsrepubliek Duitsland een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een andere tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel uitgesproken wordt.
Bij e-mail van 23 februari 2021 is nog eens bevestigd dat die garantie ook betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf in Nederland overeenkomstig het Europees Kaderbesluit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
medeplegen van (poging tot) oplichting, meermalen gepleegd.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
In die situatie kan op grond van artikel 13, aanhef en onder a, OLW (nieuw) de overlevering worden geweigerd.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW (oud) heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Duitse autoriteiten plaats te vinden.
De volgende argumenten zijn aangevoerd:
- het onderzoek is in Duitsland aangevangen;
- de bewijsmiddelen bevinden zich grotendeels in Duitsland;
- de meeste feiten zijn op Duits grondgebied gepleegd;
- de wens tot vervolging in Duitsland is geuit door uitvaardiging van het EAB.
Op 1 april 2021 is de nieuwe OLW geïmplementeerd. Nu deze geen overgangsrecht bevat, is deze onmiddellijk in werking getreden. De rechtbank heeft meegedeeld dat, nu de uitspraak op 13 april 2021 zal worden gedaan, de zaak moet worden beoordeeld aan de hand van de nieuwe OLW.
Om die reden heeft de officier van justitie de rechtbank in overweging gegeven af te zien van deze weigeringsgrond om de hiervoor reeds aangevoerde argumenten. Zij heeft tevens aangegeven dat het Openbaar Ministerie niet voornemens is de vervolging over te nemen.
Met de inwerkingtreding op 1 april 2021 van de hiervoor genoemde Herimplementatiewet is artikel 13 OLW veranderd van een dwingende weigeringsgrond in een facultatieve weigeringsgrond. Het tweede lid van artikel 13 OLW – met betrekking tot de vordering van de officier van justitie – is komen te vervallen.
De rechtbank is, mede vanuit een oogpunt van een goede rechtsbedeling, van oordeel dat er geen gronden bestaan om de weigeringsgrond van artikel 13 OLW toe te passen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 en 326 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
Amtsgericht Leipzig(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2021.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.