Op 13 april 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 5 november 2020 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van oplichting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten geaccepteerd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. E. de Rooij en M.T.C. de Vries, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.