ECLI:NL:RBAMS:2021:1872

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
13/752171-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Spaanse autoriteiten was uitgevaardigd. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1994, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering op 25 februari 2021 gestart, waarbij het verhoor via een videoverbinding plaatsvond. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om meer informatie te verkrijgen over de terugkeergarantie die door Spanje was verstrekt.

Tijdens de zitting op 25 maart 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd er opnieuw gekeken naar de voorwaarden voor overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de overlevering aan de Spaanse autoriteiten moet plaatsvinden, ondanks het feit dat de opgeëiste persoon ook in Nederland wordt verdacht van soortgelijke feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan.

De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante artikelen van de Overleveringswet en het Wetboek van Strafrecht genoemd. De uitspraak concludeert dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan Spanje wordt toegestaan, waarbij de rechtbank de argumenten van de verdediging niet overtuigend genoeg achtte om tot een ander oordeel te komen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752171-20
RK nummer: 21/118
Datum uitspraak: 26 maart 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 januari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 november 2020 door de
Judge of the Court of first instance and examining magistrates number four of Betanzos, A Coruña(Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994
gedetineerd in [detentieplaats] en aldaar ingeschreven in de Basisregistratie Personen
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 25 februari 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 februari 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden via een videoverbinding in tegenwoordigheid van de officier van justitie,
mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg. Het onderzoek is gesloten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak van 11 maart 2021
Het onderzoek ter zitting is heropend en vervolgens voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aan de Spaanse autoriteit vragen te stellen over de verstrekte terugkeergarantie.
In deze tussenuitspraak is door de rechtbank al geoordeeld dat het door de raadsman gevoerde verweer met betrekking tot de bevoegde instantie die het nationale arrestatiebevel heeft uitgevaardigd geen doel treft. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat aan de voorwaarden van de strafbaarheid voor overlevering is voldaan.
Zitting 25 maart 2021
De behandeling van de vordering is op de openbare zitting hervat in de stand van het onderzoek van 25 februari 2021. Het verhoor heeft via een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB in samenhang met
Form Awordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel, te weten een
ruling dated 10 November 2020 decreeing a European Arrest Warrant, uitgevaardigd door
the Judge of the Court of first instance and examining magistrates number four of Betanzos, A Coruña.
Volgens het EAB wordt de overlevering verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan vijf naar Spaans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Uit aanvullende informatie van 28 januari 2021
(‘SC Form: 901000’)van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt echter dat het EAB ziet op vier strafbare feiten.

4.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

In de tussenuitspraak van 11 maart 2021 heeft de rechtbank overwogen dat zij op basis van de verstrekte informatie in de brief van 28 januari 2021 niet kan vaststellen dat sprake is van een onvoorwaardelijke terugkeergarantie, gelet op de tekst op pagina 3 van die brief. Uit de brief blijkt namelijk niet of er daadwerkelijk sprake is van een termijn waarbinnen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de terugkeergarantie, en zo ja wat die appeltermijn is en of die appeltermijn al dan niet ongebruikt is verstreken. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie verzocht om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of er sprake is van een appeltermijn waarbinnen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de verstrekte terugkeergarantie en, zo ja:
- of deze termijn reeds is verstreken, en
- of er hoger beroep is ingesteld." :
De Spaanse autoriteit (
Judge of the Court of first instance and examining magistrates number four of Betanzos) heeft bij brief van 16 maart 2021 als volgt geantwoord op de door het IRC gestelde vragen:
"Therefore, in response to the doubts raised:
1.- The period to appeal the return guarantee has ended and it has not been appealed by the only party that could do so (Public Prosecutor).
2.- The period for filing the appeal has ended.
3.- No appeal has been filed.
For the purposes of attesting to what is set forth here, the Clerk to this Court has issued a
ruling stating that the order of January 28, 2021 in which the guarantee of return was agreed to be final as the period within which it could be appealed has ended and therefore no appeal may be filed against it."
De rechtbank is van oordeel dat vermelde terugkeergarantie in samenhang met de brief van de Spaanse autoriteit van 16 maart 2021 voldoende is.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
De in het EAB genoemde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
door giften of belofte van geld of goed en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, waarvan de dader weet dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden
en
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen
en
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
en
hij die een ander door geweld of enig andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingt iets te doen of te dulden, meermalen gepleegd.

5. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Spaanse autoriteiten plaats te vinden.
De volgende argumenten zijn aangevoerd:
- dat het onderzoek in Spanje is aangevangen;
- dat het bewijsmateriaal zich in Spanje bevindt;
- dat het slachtoffer zich in Spanje bevindt;
- dat de wens tot vervolging in Spanje is geuit.
De raadsman heeft in aanvulling op zijn eerdere verweer de rechtbank tijdens de zitting van 25 maart 2021 opnieuw verzocht de overlevering op grond van dit artikel te weigeren, aangezien Nederland rechtsmacht heeft over deze feiten en de opgeëiste persoon in Nederland wordt verdacht van soortgelijke strafbare feiten als waarvoor hij in Spanje wordt verdacht. De opgeëiste persoon is in een Nederlands onderzoek recent gehoord door de politie. Hoewel het dossier nog geen parketnummer kent, ligt vervolging voor deze feiten wel in de rede. Gelet hierop verdient het de voorkeur dat de vervolging van de Spaanse strafzaak door de Nederlandse autoriteiten plaatsvindt.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Daarom moet van bedoelde weigeringsgrond worden afgezien. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 240b, 246, 248a en 284 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 13 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Judge of the Court of first instance and examining magistrates number four of Betanzos, A Coruña(Spanje).
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 maart 2021.