7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen op straat, waarbij hij het wapen tevens liet zien aan degene met wie hij ruzie had en aan omstanders. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee en kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Het bezit van vuurwapens in Amsterdam is een groot maatschappelijk probleem. Tegen dergelijke feiten wordt daarom streng opgetreden. In het onderhavige geval heeft verdachte het vuurwapen zelfs gebruikt door dit op straat bij een ruzie te laten zien. Dit kan gevoelens van onrust en onveiligheid bij omstanders teweeg brengen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 22 maart 2021 waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor onder meer geweldsdelicten zoals straatroven en verboden wapenbezit.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland in het rapport van 17 maart 2020 om bij een veroordeling aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een avondklok, het meewerken aan schuldhulpverlening, het geven van openheid van zaken over middelengebruik en het meewerken aan middelencontrole en andere voorwaarden het gedrag betreffende, te weten het realiseren dan wel behouden van een dagbesteding in de vorm van een betaalde baan of opleiding en het zich hierin controleerbaar opstellen.
Reclassering Nederland adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
De Reclassering adviseert verdachte te berechten volgens het volwassenenrecht, maar meldt ook: “
Het lijkt erop dat betrokkene soms impulsief handelt waardoor hij in de problemen geraakt. Voorts acht de reclassering het goed mogelijk dat hij beïnvloedbaar is voor negatieve invloeden”.
Uit het voortgangsverslag toezicht van 28 maart 2021 blijkt dat verdachte inmiddels begeleid woont en dat hij weer naar school gaat. De schoolgang verloopt wisselend, verdachte heeft moeite met de online-lessen en verzuimt regelmatig. Inmiddels gaat het iets beter. De behandeling bij het Forensisch Jeugdteam van Inforsa is niet goed van de grond gekomen, maar onlangs is een begin gemaakt met zijn begeleiding/behandeling bij Stichting [naam] , en dit loopt naar tevredenheid. De reclassering meldt verder: “
De heer [verdachte] is de afspraken met de reclassering tot op heden goed nagekomen. In de gesprekken met de reclassering stelt betrokkene zich coöperatief, vriendelijk en gemotiveerd op. Hij wordt steeds meer open in gesprekken waardoor er sprake is van groei in het contact. Zijn vaardigheden zijn enigszins toegenomen, het lukt hem steeds beter, zij het met hulp, om praktische zaken zelfstandig op te pakken. Hij toon initiatief en draagt zelf oplossingen aan voor zaken die hem bezig houden. Het is aan zijn houding en gedrag merkbaar dat betrokkene kleine stappen heeft gemaakt in zijn ontwikkeling naar volwassenheid, maar hij is er nog lang niet.”
De rechtbank is van oordeel dat verdachte baat heeft bij hulpverlening en verdachte heeft er blijk van gegeven hiervoor open te staan en deze goed te kunnen gebruiken. Omdat de rechtbank nog mogelijkheden ziet voor verdachte om via gedragsinterventies recidive te voorkomen, is de rechtbank van oordeel dat toepassing van het jeugdstrafrecht (adolescentenstrafrecht) en oplegging van jeugddetentie op zijn plaats is. De rechtbank verwijst hiervoor naar de zojuist geciteerde passages uit de rapporten van de reclassering, waaruit blijkt dat verdachte beïnvloedbaar en impulsief is, en dat hij stappen maakt in zijn ontwikkeling naar volwassenheid, maar daar nog (lang) niet is.
Al het voorgaande afwegende, vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Dit betekent dat verdachte zijn onvoorwaardelijke straf al heeft uitgezeten en dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om zijn behandeling en begeleiding te waarborgen, zal de rechtbank hem daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van zes maanden, met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland, met toezicht door de volwassenenreclassering. De rechtbank hoopt dat verdachte door mee te werken aan de bijzondere voorwaarden zich positief zal ontwikkelen en zodoende een verandering kan brengen in zijn leven.
Gelet op de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd en gelet op het strafblad van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Het voorhanden hebben van een wapen op straat tijdens een ruzie levert gevaar op voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.