Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
- de heer [eiser] , voornoemd;
- mr. Kan, voornoemd;
- de heer [gedaagde] ;
- mr. Van der Hooft, voornoemd;
- mr. M. Meijerink, advocaat en kantoorgenoot van mr. Van der Hooft, voornoemd.
1.Gronden van de beslissing
50% Starting fee’ van € 7.5000,- en ‘
Workshop 1&2 fee (10%)’. [gedaagde] heeft diezelfde dag per mail bevestigd dat hij de factuur heeft ontvangen en dat die zal worden betaald (“
Received, thank you. Before 2weeks time is payed.”). Uit deze factuur en de reactie daarop kan ik niets anders afleiden dan dat partijen inderdaad een fee van € 15.000 hebben afgesproken. Als 50% € 7.500 is, is de totale fee dus € 15.000. Als [gedaagde] de factuur die hij zegt te hebben ontvangen en te zullen betalen niet heeft bekeken, komt dat geheel voor zijn rekening; voor [eiser] was dat geenszins kenbaar.
€ 15.000 aan [eiser] geheel verschuldigd is. De fee is namelijk (op twee verschillende momenten) in zijn geheel gefactureerd. Bepalend is in hoeverre [eiser] zijn prestatie onder de overeenkomst is nagekomen. Op zitting heeft [eiser] aan de hand van de specificaties van de te verrichten werkzaamheden van 29 oktober en 5 december 2018 en het overgelegde overzicht van verricht werk gedetailleerd uiteengezet welk deel van de werkzaamheden hij voor [gedaagde] heeft verricht. Deze uiteenzetting van [eiser] heeft hij goed onderbouwd met de stukken die hij heeft aangeleverd – zoals de prints van de gegeven presentaties en een overzicht van de meetings die hebben plaatsgevonden. [gedaagde] heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Ik zal de onderbouwde schatting van [eiser] volgen dat 95% van de werkzaamheden is voltooid. Dat betekent dat 95% van de fee moet worden betaald.
Duidelijk is wel dat – zie bijvoorbeeld de mail van 20 december 2018 van [gedaagde] zelf – ook voor dit project in het begin is gesproken over een fee van € 15.000,-. Maar in diezelfde mail noemt [gedaagde] dit “
The budget we had” en noemt hij bezuinigingsmogelijkheden. Door [eiser] is kennelijk wel een aanbod gedaan voor het project ‘ [merknaam 2] ’ tegen een fee van € 15.000,-, maar hierover is geen overeenstemming bereikt. Dit blijkt ook uit het feit dat [eiser] in de e-mailwisseling steeds een nieuwe, lagere prijs noemt. Ik zie nergens dat [gedaagde] positief reageert op een door [eiser] genoemd bedrag. Ik kan niet vaststellen dat partijen, op het moment dat [gedaagde] op 29 januari 2019 het project ‘ [merknaam 2] ’ stopzet, een fee zijn overeengekomen voor de werkzaamheden.
- salaris advocaat
€ 1.442,00(2 punten × tarief € 721,00)
2.De beslissing
- een bedrag van € 10.890,- vanaf 6 november 2018
- een bedrag van € 4.235,- vanaf 5 februari 2019 en
- het resterende bedrag van € 6.352,50 vanaf 3 september 2019;
€ 989,77aan buitengerechtelijke incassokosten;