3.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voorhanden hebben geldbedragen, voorwerpen en verdovende middelen in verborgen ruimte slaapkamer, in keuken achter plint en in gitaar
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van geldbedragen, voorwerpen en verdovende middelen die zijn aangetroffen in de verborgen ruimte in de slaapkamer, in de keuken achter de plint en in de gitaar. Beide verdachten hebben over de verborgen ruimte in de slaapkamer verklaard dat verdachte hiervan niet op de hoogte was. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit dat deze verborgen ruimte zich in de slaapkamer van beide verdachten bevond, niet voldoende is om aan te nemen dat verdachte van de aanwezigheid hiervan wel op de hoogte moet zijn geweest. De verborgen ruimte bevond zich achter een kast, was niet eenvoudig toegankelijk, en het was niet eenvoudig om hetgeen zich in de verborgen ruimte bevond tevoorschijn te halen. Verdachte verbleef volgens de verklaringen van medeverdachte korter in de woning dan de medeverdachte. Ook het feit dat er een vingerafdruk van verdachte op één van de ponypacks is aangetroffen die zich in een doos in deze ruimte bevond, maakt dit niet anders. Daaruit valt niet af te leiden dat zij de verborgen ruimte kende; het kan heel wel dat de medeverdachte zaken, die eerder elders in de woning hebben gelegen, daarin heeft verborgen. Op basis van het dossier lijkt aannemelijk dat verdachte naast de geldbedragen waarvan hierna wordt bewezen dat zij die voorhanden heeft gehad, op diverse momenten andere geldbedragen en drugs in de woning heeft gezien. Zo heeft verdachte bij haar eerste verhoor spontaan verklaard dat zij een keer een zakje met iets wits in een keukenla heeft gezien en aangeraakt. Daaruit valt echter niet af te leiden, dat verdachte ook op de dag van de doorzoeking op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in de verborgen ruimte en achter de plint. Ook is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het in de gitaar aangetroffen geldbedrag. Dat bedrag was immers ook verborgen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten en van het witwassen van de geldbedragen die zich in de verborgen ruimte in de slaapkamer en achter de plint in de keuken en in de gitaar bevonden (feit 1).
Dat verdachte, gelet op alle omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, wel moet hebben geweten wat er allemaal in die woning lag, volgt de rechtbank niet. Dat de partner van verdachte zich mogelijk bezig hield met criminele activiteiten maakt niet dat verdachte, die misschien wel eens iets heeft gezien, overal van op de hoogte moet zijn geweest en daarmee op de datum van de doorzoeking voor dat alles als medepleger kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het nepvuurwapen en de geluidsdemper heeft verdachte verklaard dat zij een keer in een lade in een de keuken een wapen heeft gezien en dat zij medeverdachte hierop heeft aangesproken. Hij zou toen tegen haar hebben gezegd dat het nep was. Verdachte heeft vervolgens aangegeven dat zij het niet in haar huis wilde hebben en daarna heeft zij het wapen nooit meer gezien. De rechtbank is van oordeel dat het, op enig moment, slechts kortstondig en ongewild in de woning hebben van het nepvuurwapen en de geluidsdemper, onvoldoende is om te concluderen dat verdachte op 9 juni 2020 wist dat deze voorwerpen zich nog in de woning bevonden en dat zij hierover de beschikkingsmacht had. Verdachte wordt daarom ook vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Bewijsoverweging witwassen (feit 1)
Verdachte wordt verweten dat zij (samen met haar partner en medeverdachte [medeverdachte] ) in haar woning grote geldbedragen en een hoeveelheid voorwerpen voorhanden heeft gehad dan wel daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze geldbedragen en voorwerpen van misdrijf afkomstig waren. Nu het dossier geen direct bewijs voor een concreet gronddelict bevat, zal allereerst moeten worden vastgesteld of er in de gegeven omstandigheden sprake is van een duidelijk vermoeden van witwassen. Als wordt geconcludeerd dat er een witwasvermoeden is bekijkt de rechtbank of verdachte hiervoor een controleerbare concrete en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven. De rechtbank bespreekt deze vragen per onderdeel van de tenlastelegging. Daarbij concludeert de rechtbank per onderdeel of er sprake is van witwassen.
Voorwerpen
In de woning van verdachte en de medeverdachte zijn schoenen, tasjes, horloges, armbanden, een riem, en een zonnebril, onder meer van wat duurdere merken aangetroffen. Hoewel verdachten niet over legale inkomsten beschikken, rechtvaardigt het enkele bezit van deze voorwerpen in dit geval niet zonder meer een vermoeden van witwassen. Het gaat immers om gewone dagelijkse gebruiksvoorwerpen en een deel van de merkkleding bleek vals te zijn. Ook is niet duidelijk of het nieuwe spullen betrof of goederen die over een langere periode zijn aangeschaft. Verdachte heeft verklaard dat zij zwart heeft gewerkt als danseres en daarnaast verschillende goederen heeft gekregen van haar inmiddels overleden echtgenoot. Medeverdachte heeft verklaard dat hij de voorwerpen de afgelopen 12 jaar tijdens zijn verblijf in Nederland heeft aangeschaft met geld dat hij zwart verdiende als schoonmaker in onder andere discotheken. Al met al is er onder deze omstandigheden geen sprake van een witwasvermoeden met betrekking tot deze voorwerpen.
Dit maakt dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte de onder feit 1 genoemde voorwerpen heeft witgewassen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Geldbedragen
Naast de geldbedragen die in de woning van verdachte en de medeverdachte zijn aangetroffen in een verborgen ruimte in de slaapkamer, achter een plint in de keuken en in een gitaar, waarvan de rechtbank niet bewezen acht dat zij wist dat die zich daar bevonden zijn er ook andere grote bedragen contant geld aangetroffen in de woning van verdachte en medeverdachte. Sommige van deze geldbedragen waren samengebonden met elastiekjes en verpakt en rondom ingetapet met breed bruin plakband. Een deel van het geld bestond uit grote coupures, biljetten van € 200,- en € 500,-.
Dit maakt dat er een gerechtvaardigd vermoeden is ontstaan dat verdachte zich schuldig maakte aan witwassen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het in de woning aanwezig hebben van zulke grote contante geldbedragen een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich brengt en bovendien zeer ongebruikelijk is in het geval dat geld op legale wijze is verkregen.
Als gevolg van dit gerechtvaardigd vermoeden mag van verdachte worden verlangd dat zij een concrete en min of meer verifieerbare verklaring geeft omtrent de herkomst van het geld. Deze verklaring mag niet zo onwaarschijnlijk zijn dat daar bij voorbaat aan voorbij kan worden gegaan.
Geld in jas en schoenen en overige geldbedragen
Medeverdachte heeft verklaard dat het geld in de jas (€ 10.000,-) en in de schoenen (€ 10.000,- en € 10.100,-) zijn eigen spaargeld was, dat hij had verdiend met zwart werk en fooien. Verdachte heeft verklaard dat zij wist van deze geldbedragen en dat het spaargeld van medeverdachte was. Toen zij bij hem kwam wonen hebben zij het geld samen geteld. Verdachte was dus op de hoogte van de aanwezigheid van dit geld in hun woning en van het feit dat een deel van het geld uit (ongebruikelijk) grote coupures bestond.
Verder is nog geld aangetroffen in de portemonnee van de verdachte (€ 450,-), in de portemonnee van medeverdachte (€ 1.150,-), op de drankkast in de woonkamer (€ 80,-), en op de salontafel in de woonkamer (€ 7.000,-). Medeverdachte heeft hierover verklaard dat dit huishoudgeld betrof. De € 7.000,- die door de politie op de salontafel in de huiskamer is aangetroffen zou daar volgens medeverdachte door de politie zelf moeten zijn neergelegd.
Voor zover verdachte en medeverdachte een verklaring hebben gegeven over de herkomst van deze geldbedragen acht de rechtbank deze niet aannemelijk. Met name het geld in de jas en de schoenen bestond voor een deel uit de grote coupures. Dit zijn coupures die niet gangbaar zijn in Nederland en die niet uit de geldautomaten komen. Dat een werkgever medeverdachte in dergelijke coupures zou hebben uitbetaald of dat medeverdachte fooien van een dergelijke omvang zou hebben ontvangen is ongeloofwaardig. Bovendien was als gevolg van de coronacrisis een groot deel van de (zwarte) werkzaamheden van de verdachten weggevallen. Voor de bewering dat het geld deels van ‘familie met geld’ is verkregen, is geen nadere onderbouwing gegeven. In het licht hiervan is ook voor wat betreft het overige contante geld dat in de woning aanwezig was, niet aannemelijk dat het geen criminele herkomst had. Dat dit geld mogelijk ook voor dagelijkse boodschappen werd gebruikt maakt dit niet anders.
Daar komt bij dat het geld deels op ongebruikelijke plaatsen (in schoenen en in een jas) in de woning was verstopt en deels ook op ongebruikelijke wijze was verpakt, en dat zowel verdachte als medeverdachte geen (legale) inkomstenbron hadden. Verdachte heeft geen deugdelijke verklaring gegeven over hoe het kon dat er desondanks grote bedragen aan contant geld in de woning aanwezig waren, waar zij samen van leefden.
Dat de politie het geld (€ 7.000,-) op de salontafel heeft neergelegd acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van deze bedragen.
Britse Ponden in portemonnee medeverdachte
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen van 295 Britse Pond die in de portemonnee van medeverdachte zaten. Medeverdachte heeft hierover verklaard dat hij deze in de loop der jaren heeft gekregen van familie uit Engeland en nooit heeft omgewisseld. Er is geen reden om aan te nemen dat dit niet het geval zou kunnen zijn, temeer nu de Britse ponden niet passen in het algehele beeld van het overige in de woning aangetroffen geld dat uitsluitend uit euro’s bestaat.