ECLI:NL:RBAMS:2021:1843

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
13/153618-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van schuldwitwassen met vrijspraak voor drugs en vuurwapen

Op 26 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van schuldwitwassen van een totaalbedrag van € 38.780. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen met betrekking tot het aanwezig hebben van drugs, een vuurwapen en munitie, evenals een nepvuurwapen en geluidsdemper. De zaak kwam voort uit een politieonderzoek waarbij op 9 juni 2020 in de woning van de verdachte en haar medeverdachte grote geldbedragen en voorwerpen werden aangetroffen. Tijdens de zittingen op 18 september 2020, 26 november 2020, 7 december 2020 en 12 maart 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de aangetroffen voorwerpen en geldbedragen in de woning. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger van de feiten die haar ten laste waren gelegd, en sprak haar vrij van de meeste beschuldigingen. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van schuldwitwassen, en legde een gevangenisstraf van drie maanden op. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/153618-20
Datum uitspraak: 26 maart 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 18 september 2020, 26 november 2020, 7 december 2020 en 12 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos, en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. J.T. Brassé, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd zoals op de zitting van 7 december 2020 nader is omschreven, dat zij zich op 9 juni 2020 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. medeplegen van) (schuld)witwassen;
2. ( medeplegen van) opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en cocaïne;
3. ( medeplegen van) voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie III;
4. ( medeplegen van) voorhanden hebben van een voor be- en/of afdreiging geschikt nep-vuurwapen en een geluidsdemper.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van alle feiten is sprake van medeplegen. Verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte] zijn zich in meer of mindere mate bewust geweest van de aanwezigheid in hun woning van alle strafbare zaken die op de tenlastelegging zijn opgenomen. Een deel daarvan lag duidelijk in het zicht. Verdachte is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zij niet op de hoogte was van alle zaken in haar woning. Verdachten konden ook de feitelijke macht uitoefenen over deze goederen, omdat zij beiden als hoofdbewoners en –gebruikers van de woning vrije en onbeperkte toegang hadden tot alle ruimtes en goederen in die woning. Het voorgaande vindt ook steun in de dure levensstijl van verdachte en [medeverdachte] , de verborgen ruimtes in de voertuigen, de tapgespreken en de sporen van verdachte op een ponypack uit de verborgen ruimte in de woning. Het vermoeden van witwassen van de geldbedragen en grote hoeveelheid dure goederen hebben verdachten niet kunnen weerleggen, omdat zij geen passende uitleg hebben geboden. De uitleg van verdachte is in strijd met onder meer het sporenbeeld.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Verdachte heeft over het nepvuurwapen verklaard dat zij deze ooit heeft gezien in een lade in de keuken. Zij heeft medeverdachte daarmee geconfronteerd en daarna heeft zij het wapen nooit meer gezien. Niet kan worden vastgesteld dat zij wist dat er op 9 juni 2020 een wapen achter een plint in de keuken van de woning lag, laat staan dat zij hier beschikkingsmacht over had. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist van een verborgen ruimte in de slaapkamer en dus wetenschap en beschikking heeft gehad over de daarin aangetroffen geldbedragen, vuurwapen en verdovende middelen. Het enkele gegeven dat er een vingerafdruk van verdachte is aangetroffen op één van de ponypacks, maakt dit niet anders. Zij zag ooit iets in een la en uit het dossier volgt niet hoe en wanneer die vingerafdruk op die ponypack zou zijn gekomen. Ten aanzien van het gelbedrag dat was verborgen in de gitaar en het geldbedrag in de portemonnee van medeverdachte geldt ook dat er geen enkele aanwijzing is dat verdachte hier wetenschap van had.
Het enkele bezit van de aangetroffen voorwerpen (kledingstukken, sieraden en accessoires) rechtvaardigt niet zonder meer een witwasvermoeden. De verdediging verwijst hierbij naar het vonnis van de rechtbank in de zaak van medeverdachte. Het betreft met name mannenkleding en –accessoires en het zijn gewone, dagelijkse gebruiksvoorwerpen. Ook de hoeveelheid kleding is niet zoveel dat vermoed moet worden dat deze niet alleen voor eigen gebruik is.
Ten aanzien van het geld op de drankenkast en het geld in de portemonnee van verdachte is de verdediging van mening dat ook deze geldbedragen geen vermoeden van witwassen kunnen opleveren. De geldbedragen betreffen normale coupures van € 20,- en € 50,- en verdachten hebben verklaard dat zij zwart geld verdiend hebben en hebben gespaard.
Ten aanzien van de geldbedragen die zijn aangetroffen in de portemonnee van medeverdachte stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat verdachte dit niet voorhanden heeft gehad. Subsidiair verwijst de verdediging ten aanzien van de Britse Ponden naar de overweging van de rechtbank in het vonnis van medeverdachte. Medeverdachte heeft hierover verklaard dat hij deze in de loop der jaren heeft gekregen van familie uit Engeland en nooit heeft omgewisseld. De rechtbank heeft in de zaak van medeverdachte overwogen dat er geen reden is om aan te nemen dat dit niet het geval zou kunnen zijn, temeer nu de Britse Ponden niet passen in het algehele beeld van het overige in de woning aangetroffen geld dat uitsluitend uit euro’s bestaat.
Niet kan worden gezegd dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de geldbedragen die in de jas en schoenen in de kledingkamer en op de salontafel in de woonkamer zijn aangetroffen, uit misdrijf afkomstig waren. Verdachte heeft verklaard dat zij wist dat er € 30.000,- aan spaargeld was dat medeverdachte had verdiend met schoonmaakwerk en dat hij van rijke familie kwam. Zij had niet hoeven vermoeden dat dit niet het geval was en dat het uit misdrijf afkomstig was. Bovendien betrof het geld op de salontafel geen grote coupures.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voorhanden hebben geldbedragen, voorwerpen en verdovende middelen in verborgen ruimte slaapkamer, in keuken achter plint en in gitaar
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van geldbedragen, voorwerpen en verdovende middelen die zijn aangetroffen in de verborgen ruimte in de slaapkamer, in de keuken achter de plint en in de gitaar. Beide verdachten hebben over de verborgen ruimte in de slaapkamer verklaard dat verdachte hiervan niet op de hoogte was. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit dat deze verborgen ruimte zich in de slaapkamer van beide verdachten bevond, niet voldoende is om aan te nemen dat verdachte van de aanwezigheid hiervan wel op de hoogte moet zijn geweest. De verborgen ruimte bevond zich achter een kast, was niet eenvoudig toegankelijk, en het was niet eenvoudig om hetgeen zich in de verborgen ruimte bevond tevoorschijn te halen. Verdachte verbleef volgens de verklaringen van medeverdachte korter in de woning dan de medeverdachte. Ook het feit dat er een vingerafdruk van verdachte op één van de ponypacks is aangetroffen die zich in een doos in deze ruimte bevond, maakt dit niet anders. Daaruit valt niet af te leiden dat zij de verborgen ruimte kende; het kan heel wel dat de medeverdachte zaken, die eerder elders in de woning hebben gelegen, daarin heeft verborgen. Op basis van het dossier lijkt aannemelijk dat verdachte naast de geldbedragen waarvan hierna wordt bewezen dat zij die voorhanden heeft gehad, op diverse momenten andere geldbedragen en drugs in de woning heeft gezien. Zo heeft verdachte bij haar eerste verhoor spontaan verklaard dat zij een keer een zakje met iets wits in een keukenla heeft gezien en aangeraakt. Daaruit valt echter niet af te leiden, dat verdachte ook op de dag van de doorzoeking op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in de verborgen ruimte en achter de plint. Ook is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het in de gitaar aangetroffen geldbedrag. Dat bedrag was immers ook verborgen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten en van het witwassen van de geldbedragen die zich in de verborgen ruimte in de slaapkamer en achter de plint in de keuken en in de gitaar bevonden (feit 1).
Dat verdachte, gelet op alle omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, wel moet hebben geweten wat er allemaal in die woning lag, volgt de rechtbank niet. Dat de partner van verdachte zich mogelijk bezig hield met criminele activiteiten maakt niet dat verdachte, die misschien wel eens iets heeft gezien, overal van op de hoogte moet zijn geweest en daarmee op de datum van de doorzoeking voor dat alles als medepleger kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het nepvuurwapen en de geluidsdemper heeft verdachte verklaard dat zij een keer in een lade in een de keuken een wapen heeft gezien en dat zij medeverdachte hierop heeft aangesproken. Hij zou toen tegen haar hebben gezegd dat het nep was. Verdachte heeft vervolgens aangegeven dat zij het niet in haar huis wilde hebben en daarna heeft zij het wapen nooit meer gezien. De rechtbank is van oordeel dat het, op enig moment, slechts kortstondig en ongewild in de woning hebben van het nepvuurwapen en de geluidsdemper, onvoldoende is om te concluderen dat verdachte op 9 juni 2020 wist dat deze voorwerpen zich nog in de woning bevonden en dat zij hierover de beschikkingsmacht had. Verdachte wordt daarom ook vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Bewijsoverweging witwassen (feit 1)
Verdachte wordt verweten dat zij (samen met haar partner en medeverdachte [medeverdachte] ) in haar woning grote geldbedragen en een hoeveelheid voorwerpen voorhanden heeft gehad dan wel daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze geldbedragen en voorwerpen van misdrijf afkomstig waren. Nu het dossier geen direct bewijs voor een concreet gronddelict bevat, zal allereerst moeten worden vastgesteld of er in de gegeven omstandigheden sprake is van een duidelijk vermoeden van witwassen. Als wordt geconcludeerd dat er een witwasvermoeden is bekijkt de rechtbank of verdachte hiervoor een controleerbare concrete en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven. De rechtbank bespreekt deze vragen per onderdeel van de tenlastelegging. Daarbij concludeert de rechtbank per onderdeel of er sprake is van witwassen.
Voorwerpen
In de woning van verdachte en de medeverdachte zijn schoenen, tasjes, horloges, armbanden, een riem, en een zonnebril, onder meer van wat duurdere merken aangetroffen. Hoewel verdachten niet over legale inkomsten beschikken, rechtvaardigt het enkele bezit van deze voorwerpen in dit geval niet zonder meer een vermoeden van witwassen. Het gaat immers om gewone dagelijkse gebruiksvoorwerpen en een deel van de merkkleding bleek vals te zijn. Ook is niet duidelijk of het nieuwe spullen betrof of goederen die over een langere periode zijn aangeschaft. Verdachte heeft verklaard dat zij zwart heeft gewerkt als danseres en daarnaast verschillende goederen heeft gekregen van haar inmiddels overleden echtgenoot. Medeverdachte heeft verklaard dat hij de voorwerpen de afgelopen 12 jaar tijdens zijn verblijf in Nederland heeft aangeschaft met geld dat hij zwart verdiende als schoonmaker in onder andere discotheken. Al met al is er onder deze omstandigheden geen sprake van een witwasvermoeden met betrekking tot deze voorwerpen.
Dit maakt dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte de onder feit 1 genoemde voorwerpen heeft witgewassen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Geldbedragen
Naast de geldbedragen die in de woning van verdachte en de medeverdachte zijn aangetroffen in een verborgen ruimte in de slaapkamer, achter een plint in de keuken en in een gitaar, waarvan de rechtbank niet bewezen acht dat zij wist dat die zich daar bevonden zijn er ook andere grote bedragen contant geld aangetroffen in de woning van verdachte en medeverdachte. Sommige van deze geldbedragen waren samengebonden met elastiekjes en verpakt en rondom ingetapet met breed bruin plakband. Een deel van het geld bestond uit grote coupures, biljetten van € 200,- en € 500,-.
Dit maakt dat er een gerechtvaardigd vermoeden is ontstaan dat verdachte zich schuldig maakte aan witwassen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het in de woning aanwezig hebben van zulke grote contante geldbedragen een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich brengt en bovendien zeer ongebruikelijk is in het geval dat geld op legale wijze is verkregen.
Als gevolg van dit gerechtvaardigd vermoeden mag van verdachte worden verlangd dat zij een concrete en min of meer verifieerbare verklaring geeft omtrent de herkomst van het geld. Deze verklaring mag niet zo onwaarschijnlijk zijn dat daar bij voorbaat aan voorbij kan worden gegaan.
Geld in jas en schoenen en overige geldbedragen
Medeverdachte heeft verklaard dat het geld in de jas (€ 10.000,-) en in de schoenen (€ 10.000,- en € 10.100,-) zijn eigen spaargeld was, dat hij had verdiend met zwart werk en fooien. Verdachte heeft verklaard dat zij wist van deze geldbedragen en dat het spaargeld van medeverdachte was. Toen zij bij hem kwam wonen hebben zij het geld samen geteld. Verdachte was dus op de hoogte van de aanwezigheid van dit geld in hun woning en van het feit dat een deel van het geld uit (ongebruikelijk) grote coupures bestond.
Verder is nog geld aangetroffen in de portemonnee van de verdachte (€ 450,-), in de portemonnee van medeverdachte (€ 1.150,-), op de drankkast in de woonkamer (€ 80,-), en op de salontafel in de woonkamer (€ 7.000,-). Medeverdachte heeft hierover verklaard dat dit huishoudgeld betrof. De € 7.000,- die door de politie op de salontafel in de huiskamer is aangetroffen zou daar volgens medeverdachte door de politie zelf moeten zijn neergelegd.
Voor zover verdachte en medeverdachte een verklaring hebben gegeven over de herkomst van deze geldbedragen acht de rechtbank deze niet aannemelijk. Met name het geld in de jas en de schoenen bestond voor een deel uit de grote coupures. Dit zijn coupures die niet gangbaar zijn in Nederland en die niet uit de geldautomaten komen. Dat een werkgever medeverdachte in dergelijke coupures zou hebben uitbetaald of dat medeverdachte fooien van een dergelijke omvang zou hebben ontvangen is ongeloofwaardig. Bovendien was als gevolg van de coronacrisis een groot deel van de (zwarte) werkzaamheden van de verdachten weggevallen. Voor de bewering dat het geld deels van ‘familie met geld’ is verkregen, is geen nadere onderbouwing gegeven. In het licht hiervan is ook voor wat betreft het overige contante geld dat in de woning aanwezig was, niet aannemelijk dat het geen criminele herkomst had. Dat dit geld mogelijk ook voor dagelijkse boodschappen werd gebruikt maakt dit niet anders.
Daar komt bij dat het geld deels op ongebruikelijke plaatsen (in schoenen en in een jas) in de woning was verstopt en deels ook op ongebruikelijke wijze was verpakt, en dat zowel verdachte als medeverdachte geen (legale) inkomstenbron hadden. Verdachte heeft geen deugdelijke verklaring gegeven over hoe het kon dat er desondanks grote bedragen aan contant geld in de woning aanwezig waren, waar zij samen van leefden.
Dat de politie het geld (€ 7.000,-) op de salontafel heeft neergelegd acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van deze bedragen.
Britse Ponden in portemonnee medeverdachte
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen van 295 Britse Pond die in de portemonnee van medeverdachte zaten. Medeverdachte heeft hierover verklaard dat hij deze in de loop der jaren heeft gekregen van familie uit Engeland en nooit heeft omgewisseld. Er is geen reden om aan te nemen dat dit niet het geval zou kunnen zijn, temeer nu de Britse ponden niet passen in het algehele beeld van het overige in de woning aangetroffen geld dat uitsluitend uit euro’s bestaat.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 9 juni 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen, te weten:
- een contant geldbedrag van in totaal € 1.150,- en
- een contant geldbedrag van in totaal € 10.000,- en
- een contant geldbedrag van in totaal € 10.000,- en
- een contant geldbedrag van in totaal € 10.100,- en
- een contant geldbedrag van in totaal € 80,- en
- een contant geldbedrag van in totaal € 450,- en
- een contant geldbedrag van in totaal € 7.000,-
voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte en haar mededader, redelijkerwijs moesten vermoeden dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 130 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft volledige vrijspraak bepleit en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van schuldwitwassen van een geldbedrag van € 38.780,-. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend met het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 februari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder (in Nederland) is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die gelden voor fraude met betrekking tot een bedrag tussen € 10.000,- en € 70.000,-. Deze gaan uit van onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de twee en vijf maanden of (een combinatie met) een taakstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf ook een passende strafmodaliteit. Bij de hoogte van de straf speelt een rol dat verdachte zich heeft ingelaten met personen die vermoedelijk betrokken waren bij criminele activiteiten en dat zij daar wel van wist, maar dat zij niet de initiator lijkt en ook geen hoofdrolspeler. Al met al vindt de rechtbank een gevangenisstraf van drie maanden een passende straf.

9.Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat alle in beslag genomen voorwerpen worden verbeurd verklaard, met uitzondering van de twee in beslag genomen telefoons, die mogen worden teruggegeven aan verdachte.
De verdediging heeft verzocht alle voorwerpen te retourneren aan verdachte. Voor zover enkele van deze voorwerpen toebehoren aan de medeverdachte, die daarover een klaagschrift aanhangig heeft gemaakt, zal (de raadsvrouw van) verdachte ervoor zorgdragen dat de goederen aan hem worden geretourneerd.
De rechtbank stelt vast dat niet van alle in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen (eenvoudig) kan worden vastgesteld of deze toebehoren aan verdachte of aan [medeverdachte] . Wel staat vast dat ze aan een van hen toebehoren en beiden hebben aangegeven ermee in te stemmen dat ze worden geretourneerd aan verdachte. De rechtbank vertrouwt erop dat verdachte de goederen die aan medeverdachte toebehoren aan hem zal teruggeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van schuldwitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 1 STK GSM (goednummer 5928313);
  • 1 STK GSM (goednummer 5928314);
  • 1 STK Schoenen (goednummer 5928636);
  • 2 STK Schoenen (goednummer 5928637);
  • 2 STK Schoenen (goednummer 5928638);
  • 2 STK Schoenen (omschrijving: Louis Vuitton);
  • 2 STK Schoenen (goednummer 5928641);
  • 2 STK Schoenen (goednummer 5928642);
  • 1 STK Bril (goednummer 5928629);
  • 1 STK Horloge (goednummer 5928630);
  • 1 STK Armband (goednummer 5928631);
  • 1 STK Tas (goednummer 5928632);
  • 1 STK Tas (goednummer 5928633);
  • 1 STK Riem (goednummer 5928634);
  • 1 STK Riem (goednummer 5928635);
  • 1 DS Doos (goednummer 5928584);
  • 1 STK Armband (goednummer 5928586);
  • 1 STK Sieraad (goednummer 5928587);
  • 1 STK Sieraad (goednummer 5928590);
  • 1 STK Armband (goednummer 5928592);
  • 1 STK Armband (goednummer 5928596);
  • 1 STK Vest (goednummer 5928647);
  • 1 STK Vest (goednummer 5928649);
  • 2 STK Schoenen (goednummer 5928650);
  • 2 STK Schoenen (goednummer 5928652);
  • 2 STK Schoenen (goednummer 5928658);
  • 2 STK Schoenen (goednummer 5928659);
  • 2 STK Schoenen (goednummer 5928664);
  • 1 STK Horloge (goednummer 5928691);
  • 1 STK Horloge (goednummer 5928693);
  • 1 STK Horloge (goednummer 5928694);
  • 1 STK Horloge (goednummer 5928695);
  • 1 STK Horloge (goednummer 5928697);
  • 1 STK Horloge (goednummer 5928701);
  • 1 DS Doos (goednummer 5928704);
  • 1 STK Tas (goednummer 5928453);
  • 1 DS Doos (goednummer 5928449).
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. N.A.J. Purcell en D. Abels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2021.
[(...)]