8.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vader. Hij heeft hem op 3 december 2020 op de grond gegooid. Hierna is op 7 december 2020 door de officier van justitie een gedragsaanwijzing uitgevaardigd inhoudende een verbod om contact op te nemen met zijn vader en om zich te bevinden bij zijn woning. Op 16 december 2020 heeft verdachte deze aanwijzing overtreden en zijn vader wederom mishandeld. Deze keer door hem meermalen met kracht tegen het gezicht en het hoofd te slaan/stompen. Door aldus te handelen heeft verdachte bij zijn vader pijn en letsel veroorzaakt. Dat het slachtoffer zijn kwetsbare vader was, maakt het nog kwalijker. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat de mishandelingen in het huis van zijn ouders hebben plaatsgevonden. Thuis is een plaats waar je je veilig zou moeten voelen. Behalve de impact die de feiten op de ouders hebben gehad, dragen misdrijven als deze ook bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Naast de mishandelingen en de overtreding van de gedragsaanwijzing, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van de ruit van het AMC ziekenhuis. Hij heeft in een boze bui bakstenen gepakt en door de ruit gegooid, waardoor de ruit is gebroken. Door zo te handelen heeft hij schade toegebracht aan het ziekenhuis en het aanwezige personeel overlast bezorgd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van eten in 2019 en diefstal van vier blikjes drank in 2020. Dit zijn ergerlijke feiten. Dit soort feiten veroorzaken overlast en schade bij de ondernemer/winkelier.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid door zich te verzetten tijdens het transport naar het politiebureau en heeft hij een politieagent in functie beledigd. Dit soort handelingen tasten het gezag van de politie aan. Met zijn handelen heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het publieke belang dat door de politieagenten wordt gediend.
Persoon van verdachte
Strafblad
Wat de persoon van verdachte en zijn persoonlijk omstandigheden betreft heeft de rechtbank allereerst gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van verdachte van 18 februari 2021, waaruit blijkt dat verdachte in 2018 is veroordeeld voor bedreiging. Verdachte is laatstelijk veroordeeld in 2020 voor de heling van een fiets en voor winkeldiefstal en belediging van de politie. Deze zaken zijn echter niet onherroepelijk.
Reclassering
Door Reclassering [instantie 3] zijn meerdere rapporten over verdachte gemaakt. In het rapport van 13 januari 2021, opgemaakt door C. Kleine, staat – kort gezegd – onder meer het volgende:
De heer [verdachte] is een man van 25 jaar oud die afgelopen periode met regelmaat in aanraking komt met het strafrecht. Ten grondslag aan het plegen van delicten lijkt psychiatrische problematiek in combinatie met verslavingsproblematiek te liggen. Daarnaast is er sprake van verregaande maatschappelijke teloorgang, betrokkene is al langere tijd dakloos en niet in staat gebleken om zich binnen de maatschappelijke opvang staande te houden. De reclassering is van mening dat het huidige functioneren van betrokkene zorgelijk is. De heer [verdachte] heeft echter tijdens het korte gesprek met de reclassering aangegeven dat hij niet wil meewerken aan een hulpverleningstraject. Betrokkene gaf te kennen dat de reclassering “toch niets voor hem deed” en dat hij zich niet meer aan afspraken wilde houden. Hij verliet het gesprek voortijdig.
De reclassering ziet een hoog recidive risico en tevens een hoog gevaarsrisico. Betrokkene heeft geen stabiele basis en de reclassering voorziet dan ook dat betrokkene binnen korte tijd zal recidiveren indien hij in vrijheid zal worden gesteld. De reclassering ziet echter geen mogelijkheden om hierin verandering te brengen.
Gezien de niet meewerkende houding van betrokkene en de ernst van het ten laste gelegde zou een onderzoek naar een zorgmachtiging overwogen worden door de rechtbank. Mocht betrokkene zich bedenken dan is de reclassering bereid om een uitgebreid reclasseringsrapport op te stellen voor de inhoudelijke zitting.
In het rapport ten behoeve van de zitting van 11 maart 2021, opgemaakt door C. Kleine, staat – kort gezegd – onder meer het volgende:
Dit reclasseringsadvies betreft een aanvulling op het eerder uitgebrachte reclasseringsadvies d.d. 13 januari 2021. Tot op heden blijft betrokkene het contact met de reclassering weigeren.
De reclassering schat de kans op recidive hoog in. De reclassering ziet gezien zijn weigerende houding geen mogelijkheden om te interveniëren en hiermee de kans op recidive te verlagen. Bij een veroordeling adviseren wij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
De reclassering is van mening dat met de weigerende houding die betrokkene heeft een taakstraf niet uitvoerbaar zal zijn.
De reclassering heeft kort overleg gehad met [instantie 1] . Hieruit bleek dat de vader van betrokkene inmiddels is overleden en dat zij het traject hebben afgesloten, omdat er geen verdere aanknopingspunten zijn qua begeleiding. De moeder van betrokkene heeft geen hulpvragen geuit naar [instantie 1] .
Straf
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met de toepassing van artikel 63 Sr, omdat de bewezenverklaarde feiten in zaak A, B, C en D zijn gepleegd in 2019 en 2020 en verdachte daarna, op 30 november 2020 en op 6 januari 2021, is veroordeeld voor andere strafbare feiten. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte over de feiten in zaak C meer dan twee jaar geleden al is verhoord.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee mishandelingen van zijn vader, die als huiselijk geweld kunnen worden bestempeld en daarnaast nog ernstige feiten heeft gepleegd, waaronder belediging van en verzet tegen politieagenten. Vastgesteld kan worden dat deze feiten terug te voeren zijn tot een periode die gepaard is gegaan met alcohol en eventueel psychiatrische problematiek van verdachte. Door het Openbaar Ministerie is daarom voor de zitting het traject van een zorgmachtiging onderzocht, maar uiteindelijk is gebleken dat verdachte niet aan de gestelde criteria voldoet. Verder had de reclassering gezegd, wat ook blijkt uit de rapporten, dat zij gezien de weigerende houding van verdachte geen mogelijkheden zag om met verdachte te werken en de kans op recidive te verlagen. Op de zitting heeft de officier van justitie echter aangegeven contact te hebben gehad met de reclassering die inmiddels wel bereid is om verdachte nog hulp aan te bieden als hij daarvoor open staat. Verdachte heeft op de zitting desgevraagd verklaard mee te willen werken aan een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het recidiverisico de noodzaak bestaat om verdachte verplichte hulp op te leggen voor met name zijn alcoholproblematiek. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de meldplicht en ambulante behandelverplichting als bijzondere voorwaarden opleggen. Verdachte kan hiermee proberen zijn leven op orde te krijgen, onder toezicht en met de hulp van de reclassering.
De rechtbank acht, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden: de meldplicht en ambulante behandelverplichting. De rechtbank zal geen contactverbod met zijn moeder opleggen, omdat uit het dossier onvoldoende de noodzaak daartoe blijkt.