ECLI:NL:RBAMS:2021:1837

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
8763490 CV EXPL 20-16647
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekzaak inzake vordering eindnota na faillissement van Innova Energie

In deze zaak vorderde de rechtsopvolger van Innova Energie B.V. betaling van een eindnota van een consument, na het faillissement van Energieflex. De eiseres, Innova Energie B.V., stelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen de consument en Energieflex via de website van Energieflex, en dat deze overeenkomst was bevestigd per e-mail. Na het faillissement van Energieflex werd de vordering overgedragen aan Innova Energie. De eiseres vorderde een bedrag van € 247,16 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.

De kantonrechter oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om de vordering te onderbouwen. De hoofdsom die werd gevorderd kwam niet overeen met de overgelegde eindnota. Bovendien was het noodzakelijk om te toetsen of de handelaar aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen had voldaan, aangezien de consument een particuliere koper was. De eiseres had geen bewijsstukken overgelegd die relevant waren voor de beoordeling van de vordering, zoals de overeenkomst of een bevestigingsmail.

De rechter concludeerde dat het faillissement van Energieflex geen geldige reden was voor de eiseres om niet in het bezit te zijn van de benodigde documenten. Aangezien de eiseres niet voldeed aan haar stelplicht en de vordering ongegrond was, werd deze afgewezen. De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde de eiseres in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde werden begroot op nihil.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8763490 CV EXPL 20-16647
vonnis van: 9 april 2021
fno.: 364/48616

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INNOVA ENERGIE B.V.

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Innova
gemachtigde: B.E.J. Caminada, gerechtsdeurwaarder
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
niet verschenen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij exploot van dagvaarding van 9 september 2020 heeft eiseres gevorderd gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag.
Gedaagde heeft niet geantwoord en evenmin uitstel verzocht op de in de dagvaarding vermelde terechtzitting. Gedaagde is verstek verleend.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Eiseres vordert betaling van € 247,16 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
Eiseres baseert de vordering op de door haar overgelegde eindnota van Flexenergie B.V. (hierna: Energieflex) van 22 augustus 2018, die ziet op de periode 9 september 2017 tot
31 juli 2018.
Eiseres stelt dat tussen Energieflex en gedaagde een overeenkomst tot stand is gekomen via de website van Energieflex. De overeenkomst is bevestigd met het sturen van een e-mail aan gedaagde met daarbij de overeenkomst en de van toepassing zijnde voorwaarden. Na faillietverklaring van Energieflex per 22 oktober 2018 is de vordering overgedragen aan eiseres. Eiseres stelt dat zij vanwege het faillissement de overeenkomst met gedaagde niet in het geding kan brengen. Eiseres legt wel een voorbeeld over van een standaardovereenkomst waarvan Energieflex destijds op haar website gebruik maakte. Ook legt zij algemene voorwaarden over. De overeenkomst is volgens eiseres beëindigd als gevolg van wanbetaling.
Ten eerste geldt dat de dagvaarding de eis en gronden daarvan moet vermelden en dat eiseres de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid moet aanvoeren. In dit kader wordt opgemerkt dat de hoofdsom die wordt gevorderd niet overeenkomt met de door haar overgelegde eindnota waarop eiseres de hoofdsom baseert.
Verder moet, aangezien gedaagde een consument is, ambtshalve worden getoetst of de handelaar destijds aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan en of sprake is van een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden dan wel van oneerlijke handelspraktijken. Eiseres stelt dat de overeenkomst via internet is gesloten, zodat deze kwalificeert als een overeenkomst op afstand. Op grond van artikel 6:230m lid 1 jo. 230v lid 1 BW was de handelaar daarom verplicht om voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst – kort gezegd – op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie aan de consument te verstrekken.
Voor wat betreft:
  • de voornaamste kenmerken van de zaak of dienst;
  • de (totale) prijs en bijkomende kosten,
  • de duur van de overeenkomst, of, wanneer de overeenkomst voor onbepaalde duur is of stilzwijgend wordt verlengd, de voorwaarden voor opzegging en
  • de minimumduur
had de handelaar daarbij, onmiddellijk voorafgaand aan het plaatsen van de bestelling, tevens op een in het oog springende wijze op deze informatie moeten wijzen (zie artikel 6:230v lid 2 jo. 230 m lid 1 sub a, e, o, p BW).
Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden, is, gelet op voornoemd doel, in beginsel niet afdoende. Op grond van artikel 6:230v lid 7 BW dient de handelaar voorts aan de consument binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging van de overeenkomst te verstrekken (met daarin voor zover de handelaar deze niet al heeft verstrekt alle informatie) op een duurzame gegevensdrager.
Om de vordering ambtshalve aan het consumentenrecht te kunnen toetsen dient de kantonrechter dan ook te beschikken over de voor de beslissing in onderhavige consumentenzaak van belang zijnde feiten en stukken. Eiseres heeft slechts in het algemeen gesteld dat ‘de overeenkomst’ (waarvan geen datum is genoemd) die gedaagde met Energieflex heeft gesloten voldoet aan ‘alle voorwaarden als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW en 230v lid 8 BW’. Niet is toegelicht op welke manier is voldaan aan de precontractuele verplichtingen en evenmin zijn stukken ingebracht die op deze fase zien. Verder heeft eiseres de overeenkomst noch een aan gedaagde gestuurde bevestigingsmail overgelegd, zodat evenmin kan worden getoetst of Energieflex in het geval van gedaagde heeft voldaan aan de contractuele informatieverplichtingen. De in het geding gebrachte standaardovereenkomst is daarvoor onvoldoende, alleen al omdat niet gesteld of gebleken is dat deze standaardovereenkomst werd gebruikt in de periode dat de overeenkomst met gedaagde is gesloten.
Conclusie is dan ook dat eiseres onvoldoende stukken heeft overgelegd om ambtshalve te kunnen toetsen of de vordering van eiseres is gebaseerd op oneerlijke bedingen of dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Anders dan eiseres stelt, is faillissement van haar rechtsvoorganger op zichzelf geen valide argument om niet (meer) in het bezit te zijn van de onderliggende overeenkomst en stukken. Bij de aankoop van de vordering uit faillissement had eiseres erop bedacht moeten en kunnen zijn dat zij ook de bijbehorende onderliggende stukken in haar bezit had moeten krijgen omdat zij deze in een eventuele gerechtelijke procedure zou moeten kunnen overleggen. Nu zij niet heeft toegelicht waarom zij deze stukken bij aankoop uit het faillissement in redelijkheid niet heeft kunnen verkrijgen, is het feit dat haar rechtsvoorganger failliet is gegaan geen reden om haar van de stelplicht te ontheffen.
Gezien het voorgaande heeft eiseres, onder meer door de benodigde stukken niet over te leggen, niet voldaan aan haar stelplicht. De vordering komt daarom ongegrond voor en wordt afgewezen.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eiseres in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde worden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.