ECLI:NL:RBAMS:2021:1786

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
20/4766
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Wajong-uitkeringsgerechtigde, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin haar werd geweigerd toestemming te verlenen om met behoud van haar Wajong-uitkering naar het buitenland te verhuizen. Het Uwv had haar Wajong-uitkering per 1 mei 2020 beëindigd, maar later weer voortgezet. Eiseres stelde dat haar bezwaar tegen het besluit om geen toestemming te verlenen niet-ontvankelijk was verklaard zonder dat haar gronden voldoende waren overwogen.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv ten onrechte het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank stelde vast dat eiseres wel degelijk bezwaargronden had aangevoerd en dat het Uwv het bestreden besluit niet langer kon handhaven. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en vernietigde het bestreden besluit. Tevens werd het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij zij in de gelegenheid moet worden gesteld om te worden gehoord.

Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.602, en het betaalde griffierecht van € 48. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter G.W.J. Harten, in aanwezigheid van griffier N. Melehi. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4766

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres (hierna: [eiseres] )

(gemachtigde: [naam] )
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: Uwv)
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Met het besluit van 30 april 2020 (besluit 1) heeft het Uwv geen toestemming aan [eiseres] verleend om met behoud van haar Wajong-uitkering naar het buitenland te vertrekken. Bij besluit van eveneens 30 april 2020 (besluit 2) heeft het Uwv de Wajong-uitkering van [eiseres] per 1 mei 2020 beëindigd.
Met het besluit van 2 juni 2020 (besluit 3) heeft het Uwv de Wajong-uitkering per 1 mei 2020 weer voortgezet.
Tegen het besluit 1 heeft [eiseres] op 11 juni 2020 bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 11 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2021. Namens [eiseres] is daar haar gemachtigde verschenen. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

Ten aanzien van het griffierecht
1. [eiseres] heeft verzocht om vrijgesteld te worden van de verplichting tot het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank stelt op basis van de overgelegde informatie vast dat [eiseres] niet aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoet.
Het verzoek wordt daarom afgewezen. [eiseres] heeft het griffierecht inmiddels voldaan.
Ten aanzien van het beroep
2. [eiseres] heeft op 11 juni 2020 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 april 2020 (besluit 1) waarbij aan haar geweigerd is om met behoud van haar Wajong-uitkering naar Turkije te verhuizen. Een Wajong-uitkering wordt alleen uitgekeerd als de betrokkene in Nederland woont of als er sprake is van een medische behandeling in het buitenland voor langere tijd of van afhankelijkheid van verzorging in het buitenland. [eiseres] voldoet daar niet aan.
3. Met het bestreden besluit is het bezwaar van [eiseres] tegen het besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv is van oordeel dat het bezwaarschrift niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor het in behandeling nemen van het bezwaar, namelijk de gemachtigde van [eiseres] heeft geen gronden tegen besluit 1 ingediend, doch slechts gronden van algemene strekking. De gronden zijn na het verzoek tot aanvulling van de gronden bij brief van 17 juni 2020, niet aangevuld door de gemachtigde, volgens het Uwv.
4. [eiseres] is van mening dat haar bezwaarschrift compleet was.
5. In het verweerschrift heeft het Uwv aangevoerd dat:
[eiseres] geen belang heeft bij behandeling van het beroep omdat bij besluit 3 de Wajong-uitkering is voortgezet per 1 mei en besluit 2 daarmee in feite vervallen is;
b. bij nadere beschouwing er toch sprake is van het aanvoeren van een bezwaargrond en dat het bestreden besluit op bezwaar daarom niet langer wordt gehandhaafd.
6. De stelling van het Uwv onder 5.a. berust op een misverstand. Het bezwaar is immers niet gericht tegen besluit 2 of 3, maar tegen het besluit 1 waarbij door het Uwv aan [eiseres] toestemming wordt onthouden om met behoud van haar Wajong-uitkering te verhuizen naar Turkije. [eiseres] heeft belang bij haar bezwaar tegen besluit 1 omdat zij van mening is dat haar ten onrechte de gevraagde toestemming wordt onthouden. De stelling van het Uwv hiervoor weergegeven onder 5.a. wordt daarom verworpen.
7. Het Uwv is blijkens het gestelde onder 5.b. nader van mening dat er wel een bezwaargrond is aangevoerd door [eiseres] en verklaart dat het bestreden besluit tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar daarom niet langer wordt gehandhaafd. De rechtbank zal daarom het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. Dat betekent dat het Uwv alsnog een besluit op het bezwaar van [eiseres] tegen besluit 1 moet nemen, nadat zij door het Uwv in de gelegenheid is gesteld om op dat bezwaar te worden gehoord.
8. Nu het beroep gegrond is, is er aanleiding tot het toekennen van een proceskostenvergoeding aan [eiseres] voor de kosten van door een derde verleende rechtsbijstand. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.602,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 534,--, en een wegingsfactor 1).
Het Uwv zal tevens het door [eiseres] betaalde griffierecht aan haar moeten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit op bezwaar;
  • draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 48 aan [eiseres] te vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van € 1.602.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Melehi, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.