In een memo van 26 maart 2020 van het Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu (RIVM) aan het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat staat het volgende:
“Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I en W) heeft het RIVM
gevraagd om advies over een monsternamestrategie op te stellen om
loden leidingen in drinkwaterinstallaties op te sporen. Loden leidingen zijn
onwenselijk omdat hierdoor lood in kraanwater terecht komt. Dit is
schadelijk voor de gezondheid.
(…)
Het doel van deze monsternamestrategie voor lood in kraanwater is om
onzichtbare loden leidingen in de drinkwaterinstallatie van een gebouw of
woning op te sporen.
(…)
De monsternamestrategie is niet bedoeld voor het toetsen aan normen of
het bepalen van de gemiddelde wekelijkse inname van lood via een
specifiek kraanwatertappunt. Hoofdstuk 2 en bijlage 2 gaan in op andere
monstername methodes die hier wel geschikt voor zijn.
(…)
Bijlage 2
(…)
Random Day Time (RDT) huidige wettelijke monsternamestrategie
Doel: bepalen van de gemiddelde, wekelijkse inname van een groep consumenten in een distributiegebied
Voor het wettelijk meetprogramma drinkwaterkwaliteit wordt in Nederland
de zogenaamde ‘willekeurig over de dag verspreide’ ofwel ‘Random Day
Time’ (RDT) — monsternamemethode gevolgd (VROM-Inspectie, 2004).
De ‘Random Day Time’ (RDT) — monsternamemethode is momenteel
internationaal (op EU-niveau) de gangbare wijze waarop
kraanwatermonsters voor metalen worden genomen. Tijdens een
workshop in 2003 van de drinkwaterbedrijven en de toenmalige VROM
inspectie (thans ILT) bleek dat voor RDT-monstername een breed
draagvlak bestond. Op basis van een EU-document en de resultaten van
de workshop is destijds een protocol opgesteld voor de monitoring van
zware metalen. Dit staat beschreven in Bijlage 3 van de Inspectierichtlijn
‘Harmonisatie Meetprogramma Drinkwaterkwaliteit’ (VROM-Inspectie,
2004). Naast lood geldt dit ook voor de metalen koper en nikkel.
De monsters dienen te worden genomen in huizen of gebouwen uit kranen
die normaal worden gebruikt voor menselijke consumptie en die
willekeurig ofwel random over het distributiegebied verspreid zijn. Het
monster wordt genomen aan de meest gebruikte kraan (meestal de
keukenkraan) op een willekeurig tijdstip op de dag (tijdens kantooruren).
Er wordt een monster van 1 liter genomen direct na het opendraaien van
de kraan, dus zonder vooraf door te spoelen. De analyse dient plaats te
vinden volgens de regulier geaccrediteerde methode. Het monster volgens
de RDT-methode kan dus afkomstig zijn uit een leiding met water dat een
aantal uren heeft gestaan, of uit een leiding die net is doorgestroomd
omdat de kraan kort daarvoor is gebruikt.
(…)
De VROM-Inspectie (2004) stelt dat de huidige RDT
methode, met random gekozen meetpunten en de minimaal
voorgeschreven (audit)frequentie, weinig informatie geeft over de
werkelijke situatie in het distributiegebied.
RDT is minder geschikt voor het opsporen van loden leidingen
Er wordt zelden een woning met loden leidingen aangetroffen met de
gangbare RDT-monitoring. Dit wordt veroorzaakt door het geringe aantal
panden met loden leidingen in Nederland. Ook UBA (2018) beschrijft dat
RDT-monstername niet geschikt is om te bepalen of de gemiddelde
(wekelijkse) inname van een individuele consument op één tappunt wordt
overschreden.
(…)
Proportionele monstername
Doel: bepalen van de gemiddelde (wekelijkse) inname van een individuele
consument via één tappunt
De inname van lood kan sterk variëren vanwege factoren zoals
consumentengedrag, de complexiteit van de leidingwater installatie (klein
of groot gebouw), watersamenstelling en watergebruik.
Monsternamestrategieën om de gemiddelde inname te bepalen, zouden
idealiter al deze factoren mee moeten nemen. Zoals Haring (1985), Van
den Hoven en Slaats (2006), VROM-Inspectie (2013) en Health Canada
(2017) beschrijven, neemt zogenaamde ‘proportionele monstername’
deze variabiliteit mee en is dan ook een goede methode om de werkelijke
inname van lood via kraanwater op een locatie te bepalen. Hierbij wordt,
gedurende een week, een fractie van de hoeveelheid water die wordt
gedronken (5%), bij de betreffende kraan verzameld en geanalyseerd op
lood.
Vergelijking met RDT
Van den Hoven et al. (1999) concludeert dat op basis van één RDT
monster er geen goede uitspraak kan worden gedaan over de gemiddelde
wekelijkse inname. Het gemiddelde van meerdere RDT-monsters
gedurende de week bleek wel goed te correleren met de gemiddelde
wekelijkse inname, gemeten met proportionele monstername, en deze
zelfs iets te overschatten. Er wordt geconcludeerd dat RDT-monstername
indien uitgevoerd door een professionele monsternemer, onaangekondigd
en op een willekeurig tijdstip gedurende kantoortijden, kennelijk
overeenkomt met een stagnatietijd die dichtbij de werkelijke gemiddelde
stagnatietijd van het consumptiepatroon van kraanwater aan de
betreffende kraan ligt. Ofwel: RDT-monstername lijkt in zekere mate het
consumptiepatroon van de gebruiker weer te geven.
(…)”