Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 februari 2020, met producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in voorwaardelijke reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 14 oktober 2020, waarin ambtshalve een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 januari 2021, met de daarin genoemde stukken,
- de brief van mr. Van den Brink van 29 januari 2021 naar aanleiding van het proces-verbaal,
- de brief van mr. Keet van 1 februari 2021 naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
voorwaardelijk: indien de rechtbank tot oordeel komt dat de aanbouw en schutting zich (gedeeltelijk) op het erf van [eisers] bevinden:
voorwaardelijk: indien de rechtbank tot het oordeel komt dat:
4.De beoordeling
bezitheeft, (ii) [gedaagde] het stuk grond
tien onafgebroken jaren in bezitheeft, en (iii) dat [gedaagde] dit stuk grond
te goeder trouwin bezit heeft genomen.
bezit
10 jaar onafgebroken bezit
te goeder trouw
verbindinggemaakt naar de afwatering van [eisers] Deze
verbindingkomt uit de zijkant van haar aanbouw door middel van een buis die over het erf van [eisers] naar hun afwatering loopt. Al het water van het (gezamenlijke) dak en de aanbouw gaat nu allemaal via de afvoer van [eisers]
verbinding(de buis) die onrechtmatig op hun erf uitkomt. Ook is er door de aanbouw een toevoer van veel extra water. Doordat het waterafvoersysteem van [eisers] dit extra water te verduren krijgt, hebben zij last van opborrelend water bij hevige regenval hetgeen weer tot geluids- en stankoverlast leidt.
zouzijn verlegd door de aanbouw van [gedaagde] zorgt voor opborrelend water en verdere overlast bij [eisers] (bij hevige regenval).
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
5.De beslissing
mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021. [1]