Op 8 april 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het stelen van verzorgingsproducten ter waarde van € 77,77 uit een Etos-filiaal in Amsterdam op 30 december 2020. Tijdens de zitting op 25 maart 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. C.M. Casteleijns, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. D.N.A. Brouns, gehoord. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en bewijsstukken zoals een aangifteformulier en een kassabon.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd zou krijgen voor de duur van twee jaren. De verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, met eventueel een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is, gezien de hoge kans op recidive en de problematische omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn vreemdelingrechtelijke status en middelengebruik.
De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de maximale termijn van twee jaar, waarbij de verdachte in de ISD voor vreemdelingen in het strafrecht (ISD-VRIS) zal worden geplaatst. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de noodzaak om de maatschappij te beschermen. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en hem de ISD-maatregel opgelegd.