ECLI:NL:RBAMS:2021:1721

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
C/13/690100 / HA RK 20-267
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van BKR-registratie na tijdelijke betalingsproblemen door inbeslagname apparatuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] tot verwijdering van zijn BKR-registratie. [verzoeker], die een eenmanszaak had en later een besloten vennootschap oprichtte, had in 2018 een zakelijk krediet van € 40.000,- ontvangen van Funding Circle. Door de inbeslagname van zijn apparatuur in 2019, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, raakte hij in financiële problemen en ontstonden er betalingsachterstanden. Funding Circle heeft het krediet in oktober 2019 opgeëist, maar [verzoeker] heeft het volledige bedrag in mei 2020 afbetaald. Ondanks deze aflossing bleef de BKR-registratie zichtbaar tot mei 2025, wat [verzoeker] belemmert in het verkrijgen van een hypothecaire lening voor een woning. Hij verzocht de rechtbank om de registratie te laten verwijderen, omdat hij geen kredietrisico meer vormde en zijn financiële situatie inmiddels stabiel was.

De rechtbank oordeelde dat Funding Circle onvoldoende had aangetoond dat het belang bij het behoud van de BKR-registratie zwaarder woog dan het belang van [verzoeker] bij verwijdering. De rechtbank wees erop dat de betalingsproblemen van [verzoeker] het gevolg waren van de inbeslagname van zijn apparatuur en dat hij zijn verplichtingen aan Funding Circle inmiddels was nagekomen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een verhoogd kredietrisico en dat de registratie onterecht was. Daarom werd het verzoek van [verzoeker] toegewezen en werd Funding Circle veroordeeld om de registratie binnen twee weken te verwijderen, op straffe van een dwangsom. Tevens werd Funding Circle in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/690100 / HA RK 20-267
Beschikking van 4 maart 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde B. de Haan te Zoetermeer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FUNDING CIRCLE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. T. Mimpen te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Funding Circle worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 14 augustus 2020, met bijlagen;
  • het herziene verzoekschrift van 16 september 2020, met bijlagen;
  • de beschikking van deze rechtbank van 12 november 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 11 januari 2021 gehouden mondelinge behandeling, met de daarin vermelde stukken, waaronder het verweerschrift met bijlagen.

2.De beoordeling

2.1.
[verzoeker] heeft vanaf 2014 een eenmanszaak onder de naam [naam eenmanszaak] gerund. Zijn onderneming hield zich bezig met online marketing en het verzorgen van advertenties van opdrachtgevers. Zijn werkzaamheden voerde hij voornamelijk achter zijn computer uit. In 2020 heeft [verzoeker] zijn eenmanszaak omgezet naar een besloten vennootschap, [naam bv] B.V. [verzoeker] is bestuurder tevens enig aandeelhouder van [naam bv] B.V.
2.2.
Funding Circle exploiteert een online platform waar zij namens één of meer investeerders zakelijke kredieten aanbiedt aan bedrijven.
2.3.
Funding Circle heeft in mei 2018 aan [verzoeker] een zakelijk krediet verstrekt van € 40.000,-. Partijen zijn overeengekomen dat [verzoeker] de lening en de contractuele rente in 60 termijnen van € 849,68 aan Funding Circle dient te voldoen.
2.4.
Begin 2019 is door justitie de apparatuur van [verzoeker] (telefoon en computer) in beslag genomen, omdat hij werd verdacht van een strafbaar feit. Door deze inbeslagname kon [verzoeker] zijn aangenomen opdrachten en zijn werkzaamheden niet meer uitvoeren. In het jaar 2019 heeft [verzoeker] verlies geleden en is zijn omzet met 90% afgenomen.
2.5.
[verzoeker] is bij de rechtbank vrijgesproken van het strafbare feit. Tegen deze uitspraak is het Openbaar Ministerie in hoger beroep gegaan. Op 22 juli 2020 heeft het gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat [verzoeker] het strafbare feit heeft begaan en heeft hem veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 40 uur. Daarnaast heeft het hof de inbeslaggenomen computer van [verzoeker] onttrokken aan het verkeer. In het arrest heeft het hof, voor zover hier van belang, ten aanzien van de op te leggen straf overwogen:
“De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doen uitvoeren van (…) DDoS-aanvallen, gericht tegen de website (…). De verdachte is tot zijn daden gekomen uit boosheid over een aankoop op die website. Met deze vorm van eigenrichting heeft verdachte de toegang tot het internet van willekeurige andere mensen belemmerd en het bedrijf achter de website schade berokkend. (…)In strafmatigende zin houdt het hof er echter rekening mee dat de verdachte (i) er op de terechtzitting (…) blijk van heeft gegeven inmiddels inzicht te hebben verkregen in het laakbare van zijn handelen en het om een eenmalige misstap lijkt te zijn gegaan, (ii) zijn leven verder goed op de rit heeft en (iii) na het bewezenverklaarde geen strafbare feiten meer heeft begaan (…)”
2.6.
[verzoeker] is vanaf halverwege 2019 in betalingsproblemen geraakt. Vanaf juli 2019 zijn er betalingsachterstanden ontstaan in het afbetalen van het krediet bij Funding Circle. Op 25 oktober 2019 heeft Funding Circle het volledige verstrekte krediet opgeëist en de kredietovereenkomst opgezegd. De betalingsachterstanden hebben er vervolgens toe geleid dat [verzoeker] is geregistreerd in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) met de achterstandscode A en de bijzonderheidscodering 2 voor met contractnummer [contractnr.] bij de stichting Bureau Krediet Registratie (BKR). Dit houdt in dat er een achterstand is ontstaan en de vordering is opgeëist.
2.7.
Op 8 mei 2020 heeft [verzoeker] het volledige krediet in een keer aan Funding Circle afbetaald. De BKR-registratie zal nog zichtbaar blijven tot mei 2025.
2.8.
Op 26 juni 2020 heeft de voormalige gemachtigde van [verzoeker] (CoderingVrij) namens [verzoeker] verzocht zijn BKR-registratie te verwijderen. Op 10 juli 2020 heeft Funding Circle per mail dat verzoek afgewezen.
2.9.
[verzoeker] is daarnaast ook negatief geregistreerd door American Express Europe S.A. (hierna: AMEX). [verzoeker] heeft ook zijn schuld aan AMEX afbetaald en heeft ook AMEX vergeefs verzocht de BKR-registratie te verwijderen. Naar aanleiding van de afwijzing door AMEX is [verzoeker] een procedure gestart die eveneens aanhangig is bij deze rechtbank, onder zaaknummer / rekestnummer: C/13/688510 / HA RK 20-230.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: Funding Circle te bevelen binnen twee weken na deze beschikking de registratie, dan wel de (bijzonderheids)codering A en/of 2, in het CKI op naam van [verzoeker] te (doen laten) verwijderen;
subsidiair: de bewaartermijn van de registraties, dan wel de (bijzonderheids)coderingen A en/of 2, in het CKI op naam van [verzoeker] te beperken en Funding Circle te bevelen voornoemde registraties te (doen laten) verwijderen na twee jaar na de geplaatste werkelijke einddatum, in die zin dat de registratie wordt verwijderd per mei 2022;
meer subsidiair: een beslissing die de rechtbank in goede justitie juist acht;
II. te bepalen dat Funding Circle aan de onder primair en (meer) subsidiair genoemde veroordeling zal voldoen op straffe van een dwangsom van € 2.000,- voor iedere dag dat Funding Circle niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,-;
III. Funding Circle te veroordelen in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
[verzoeker] stelt dat Funding Circle ten onrechte zijn verzoek om verwijdering van bijzonderheidscoderingen uit de BKR-registratie heeft geweigerd. Hij heeft – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht. [verzoeker] heeft belang bij de verwijdering van de BKR-registratie. Hij wil samen met zijn vriendin een woning kopen, maar hij kan vanwege zijn BKR-registratie met bijzonderheid A2 geen hypothecaire geldlening verkrijgen. Bij Nationale Nederlanden en Vista Hypotheken heeft [verzoeker] afwijzende reacties gehad vanwege zijn BKR-registratie. Op dit moment kan [verzoeker] niet samen met zijn vriendin en hun zoontje wonen, omdat zijn appartement van 88 m2 te klein is en de buurt (Amsterdam Noordwest) niet kindvriendelijk is. Daarnaast is de huur ad € 1.300,- aan de hoge kant en wenst [verzoeker] vermogen op te bouwen door middel van een koopwoning. De BKR-registratie belemmert [verzoeker] ook in zijn werk, aangezien het door de BKR-registratie niet mogelijk is een nieuwe creditcard te verkrijgen. De BKR-notering is daarbij een belemmering, omdat kredietverschaffers ook altijd de positie van [verzoeker] als directeur/groot-aandeelhouder in aanmerking nemen. Thans bevindt [verzoeker] zich in een stabiele financiële positie. Hij heeft geen betalingsproblemen of andere (dan genoemde) negatieve BKR-registraties op zijn naam. De betalingsproblemen in 2019 waren louter het gevolg van de inbeslagneming van [verzoeker] computer waardoor hij ineens geen inkomsten meer kon genereren. Het strafbare feit dat daaraan ten grondslag lag was een eenmalige uitglijder, een overreactie op het feit dat hij zelf via een website was opgelicht, en daar heeft [verzoeker] spijt van. Er is geen sprake van een verhoogde kans op wanbetaling. Een belangenafweging dient in het voordeel van [verzoeker] uit te vallen, aldus [verzoeker] .
3.3.
Funding Circle voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

ontvankelijkheid
4.1.
Funding Circle heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek vanwege het overschrijden van de termijn van zes weken waarbinnen volgens artikel 35 Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) een verzoek tot verwijdering moet worden ingediend.
4.2.
Funding Circle wordt niet gevolgd in haar verweer. Nu Funding Circle op 10 juli 2020 heeft gereageerd op het verwijderingsverzoek van 26 juni 2020 is de termijn van zes weken op 10 juli 2020 gaan lopen. De termijn verstreek dus op 21 augustus 2020. Op verzoek van de rechtbank heeft [verzoeker] op 16 september 2020 het herziene verzoekschrift ingediend. Het oorspronkelijke verzoekschrift is echter al op 14 augustus 2020 bij de rechtbank en dus tijdig ingediend.
BKR-registratie
4.3.
Krachtens artikel 8 van de Europese Richtlijn inzake consumentenkrediet (2008/48/EG) zorgen de lidstaten ervoor dat de kredietgever de kredietwaardigheid van de consument voor het sluiten van de kredietovereenkomst of het verhogen van de kredietlimiet beoordeelt op basis van toereikende informatie die, in voorkomend geval, is verkregen van de consument en, waar nodig, op basis van een raadpleging van het desbetreffende gegevensbestand (kredietregistratie). Op grond van artikel 4:32 Wet financieel toezicht (Wft) zijn kredietaanbieders, zoals Funding Circle, verplicht om deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie. Deze kredietregistratie wordt uitgevoerd door het BKR. Op grond van artikel 4:34 Wft moet de kredietaanbieder voor de totstandkoming van een kredietovereenkomst of het verhogen van de kredietlimiet in het belang van de consument informatie inwinnen over diens financiële positie en beoordeelt hij, ter voorkoming van overkreditering van de consument, of het aangaan van de overeenkomst onderscheidenlijk de belangrijke verhoging verantwoord is. Als het met het oog op overkreditering van de consument onverantwoord is, mag de kredietaanbieder niet overgaan tot het sluiten van de overeenkomst of tot de verhoging.
4.4.
Het doel van de kredietregistratie is blijkens de wetsgeschiedenis tweeledig: enerzijds het beschermen van consumenten tegen overkreditering, anderzijds het beschermen van aanbieders van krediet tegen kredietnemers van wie is gebleken dat zij hun lening niet (kunnen) aflossen. Betalingsachterstanden of andere onregelmatigheden die ontstaan tijdens de looptijd van een kredietovereenkomst, worden in het CKI vermeld met bijzonderheidscoderingen.
4.5.
In het kader van het deelnemen aan dat stelsel van kredietregistratie verwerken de kredietaanbieders persoonsgegevens. Daarop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (AVG) van toepassing. Volgens art 3 lid 4 van het Algemeen Reglement (AR) vindt de verwerking door het BKR – en dus ook door de kredietaanbieders – van persoonsgegevens haar rechtmatige grondslag in artikel 6 lid 1 onder f AVG, omdat de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van het BKR en haar zakelijke klanten.
4.6.
[verzoeker] kan op grond van artikel 21 lid 1 AVG vanwege zijn specifieke situatie bezwaar maken tegen de verwerking van zijn betreffende persoonsgegevens op basis van artikel 6 lid 1 onder (e of) f AVG. De verwerkingsverantwoordelijke (hier Funding Circle) moet het bezwaar honoreren, tenzij zij dwingende gerechtvaardigde gronden aanvoert voor de verwerking die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokken persoon. Als de verwerkingsverantwoordelijke het bezwaar niet honoreert, zoals hier, kan de betrokkene de rechter zo nodig om een doeltreffende voorziening vragen (artikel 79 AVG en artikel 35 UAVG). De rechter toetst of de verwerkingsverantwoordelijke aannemelijk heeft gemaakt dat zijn dwingende gerechtvaardigde belangen (in dit geval het tweeledige doel van de kredietregistratie: het beschermen van de consument tegen overkreditering en het waarschuwen van andere kredietinstellingen) in dit specifieke geval zwaarder wegen dan de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene (overweging 69 AVG).
4.7.
Deze afweging moet worden gemaakt aan de hand van de op het moment van de afweging bekende feiten en omstandigheden, zodat daarbij ook feiten en omstandigheden die zich eerst na de registratie hebben voorgedaan kunnen worden betrokken. Bij een dergelijke registratie en de handhaving daarvan moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zodanig dat de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene ( [verzoeker] ) niet onevenredig is in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteitsbeginsel) en dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt (subsidiariteitsbeginsel). Hiervoor wordt verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 9 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ8097). De van toepassing zijnde AVG beoogt hierin geen verandering te brengen. Ook als de gegevensverwerking in beginsel is toegestaan en de verwerker zich aan het AR heeft gehouden, betekent dit niet dat de belangenafweging achterwege kan blijven.
4.8.
In het kader van een verzoek op grond van artikel 21 AVG moet de kredietaanbieder ingaan op de door de betrokkene aangedragen – en naar vermogen onderbouwde – met zijn specifieke situatie verband houdende redenen voor bezwaar. Omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het bezwaar zijn bijvoorbeeld:
- de omvang van de schuld en/of de achterstand;
- of een eventuele betalingsregeling goed is nagekomen;
- de reden voor (het ontstaan en voortbestaan van) de achterstand en de mate van verwijtbaarheid;
- de huidige financiële situatie van betrokkene (waaronder het inkomen) en als deze weer stabiel is: hoe lang al;
- of betrokkene andere schulden heeft;
- of sprake is geweest van ernstige (al dan niet structurele) wanbetaling;
- de omstandigheid dat betrokkene met de lening (bijvoorbeeld voor de koop van een woning) niet kan wachten tot de vijfjaarstermijn is verstreken (bijvoorbeeld vanwege gezins- en woonsituatie);
- het verstrijken van de tijd sinds het inlossen van de schuld.
4.9.
Ten aanzien van deze laatste omstandigheid – tijdverloop – wordt nog het volgende overwogen. De in artikel 14 AR opgenomen vijfjaarstermijn is geen wet in formele of materiële zin. Die termijn behelst een beleidsbeslissing van de representatieve organisaties die tezamen de BKR bemensen en heeft als zodanig gezag. Naarmate het einde van de termijn van vijf jaar nadert, krijgt de factor tijdverloop in het algemeen meer gewicht. De reden daarvan is dat de nog wel aanwezige belangen bij het voortduren van de registratie na het verstrijken van een langere periode steeds verder in gewicht afnemen in relatie tot de belangen van de betrokkene bij verwijdering daarvan. Kortom, de ‘lat’ wat betreft het gewicht van de over en weer in aanmerking te nemen belangen komt dus met het voortschrijden van de tijd na de registratie van de herstelmelding, steeds hoger te liggen voor de kredietverstrekker en dienovereenkomstig lager voor degene ten aanzien van wie de gegevens zijn geregistreerd.
4.10.
Funding Circle moet een zwaarwegend belang aanvoeren bij het behoud van de BKR-registratie. Funding Circle heeft hiertoe er op gewezen dat: [verzoeker] gedurende een jaar aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de betalingsachterstand een bedrag van € 6.098,08 bedroeg terwijl het toen (ook) niet mogelijk was om met [verzoeker] in contact te treden om met hem een (betalings)regeling te treffen, de huidige financiële situatie van [verzoeker] sinds kort stabiel is en er wellicht nog andere schulden bestaan. Voor [verzoeker] is er bovendien geen belang om de BKR-registratie te laten verwijderen, aldus Funding Circle.
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Funding Circle in dit geval onvoldoende aangetoond dat het belang bij het nog laten voortduren van de BKR-registratie met de coderingen A en 2 meer gewicht in de schaal legt dan het belang van [verzoeker] bij verwijdering daarvan. Daarvoor zijn de volgende bijzondere omstandigheden redengevend.
4.12.
Als onvoldoende weersproken staat vast dat de oorzaak van de achterstand van [verzoeker] die in 2019 is ontstaan het directe gevolg is van de inbeslagname van de apparatuur van [verzoeker] . [verzoeker] had tot dat moment geen achterstanden of schulden bij Funding Circle. Na de inbeslagname van zijn apparatuur is [verzoeker] zijn opdrachtgevers en inkomsten kwijtgeraakt, is de achterstand bij Funding Circle ontstaan waarna zijn krediet in oktober 2019 volledig is opgeëist. Vervolgens heeft [verzoeker] in januari tot en met april 2020 betalingen aan Funding Circle verricht, waarna hij in mei 2020 het volledige krediet van € 34.073,94,- heeft terugbetaald. Dat is zelfs ruim binnen de looptijd waarvoor het krediet oorspronkelijk was aangegaan. Hieruit volgt dat [verzoeker] in zeer korte tijd zijn werk heeft hervat en inkomsten heeft gegenereerd. Bovendien blijkt daaruit dat [verzoeker] binnen deze korte periode op eigen initiatief met Funding Circle een regeling heeft getroffen en de schuld aan Funding Circle in een keer op 8 mei 2020 heeft afbetaald. [verzoeker] heeft dus jegens Funding Circle aan al zijn verplichtingen voldaan. Daar komt bij dat [verzoeker] in 2019 ook een betalingsachterstand had bij AMEX welk bedrag hij geheel heeft afbetaald. Het hof heeft in de met de inbeslagname samenhangende strafzaak tegen [verzoeker] geoordeeld dat het bij hem om een eenmalige misstap lijkt te zijn gegaan en dat hij zijn leven verder goed op de rit heeft.
4.13.
De rechtbank is verder van oordeel dat [verzoeker] genoegzaam heeft aangetoond dat hij financieel stabiel is. Hij heeft toegelicht dat zijn onderneming van januari 2020 tot en met juni 2020 een omzet heeft gerealiseerd van € 246.424,44 en dat zijn onderneming hiernaast ook vermogen heeft opgebouwd. Bovendien heeft [verzoeker] onder overlegging van stukken aangetoond dat zijn onderneming tot aan de inbeslagneming van zijn computer goed verliep. Dat [verzoeker] andere problematische schulden heeft is niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan de betalingsachterstand is ontstaan.
4.14.
Verder is niet tussen partijen in geschil dat de coderingen een beletsel vormen voor de aanschaf van een woning. Funding Circle heeft betoogd dat de aanschaf van een woning niet een zwaarwegend belang is aangezien [verzoeker] al in het bezit is van een woning en zijn huidige gezinssituatie niet is veranderd. Dat neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat door de BKR-registratie [verzoeker] in zijn vrijheid om te wonen hoe en waar hij wil onnodig wordt belemmerd, waar vanuit het oogpunt van de gezamenlijke kredietverschaffers geen rechtvaardiging voor bestaat.
4.15.
Onder deze omstandigheden is, anders dan Funding Circle heeft aangevoerd, geen sprake van een kredietrisico waartegen kredietverstrekkers moeten worden beschermd, noch behoeft [verzoeker] te worden beschermd tegen overkreditering. Niet kan worden gezegd dat de belangen van maatschappelijk verantwoorde dienstverlening op financieel gebied prevaleren boven het belang van [verzoeker] , ondanks het feit dat er een korte periode is verstreken sinds de aflossing van de schuld in mei 2020.
4.16.
Dit betekent dat het primaire verzoek van [verzoeker] zal worden toegewezen. De verzochte dwangsommen zijn toewijsbaar zoals hierna bepaald.
4.17.
Funding Circle zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op:
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat €
1.206,00(2 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.510,00
4.18.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Funding Circle om binnen twee weken na deze beschikking de (bijzonderheids)coderingen A en 2 in het CKI van het BKR op naam van [verzoeker] te (doen laten) verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Funding Circle niet aan deze veroordeling voldoet, met maximering van de te verbeuren dwangsommen op € 50.000,-,
5.2.
veroordeelt Funding Circle in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 1.510,00,
5.3.
veroordeelt Funding Circle in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Funding Circle niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de beschikking heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.J. van Leeuwen, rechter, bijgestaan door mr. E.C. Kleverlaan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2021.