ECLI:NL:RBAMS:2021:1715

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
13-670435-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van TBS-maatregel met dwangverpleging wegens verleende zorgmachtiging

Op 8 april 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/670435-11, waarin de officier van justitie een vordering heeft ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de betrokkene met één jaar. De betrokkene, geboren in 1985, is sinds 2013 ter beschikking gesteld en verblijft momenteel in een forensische psychiatrische kliniek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat er inmiddels een zorgmachtiging is verleend op grond van de Wet forensische zorg (Wfz). De rechtbank heeft geconstateerd dat de somatische toestand van de betrokkene ernstig is, met terminaal hartfalen en een beperkte levensverwachting. De behandeling heeft zich voornamelijk gericht op de somatische zorg, waarbij de psychiatrische zorg ook van belang is. De deskundigen hebben geadviseerd om de TBS-maatregel niet te verlengen, gezien de lage kans op recidive in de huidige zorgsetting. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en de terbeschikkingstelling beëindigd, omdat de zorgmachtiging voldoende waarborgen biedt voor de noodzakelijke zorg en begeleiding van de betrokkene. De rechtbank heeft benadrukt dat de somatische conditie van de betrokkene leidend is in de beoordeling van het recidiverisico en dat er gezocht moet worden naar een passende vervolgplek waar zowel somatische als psychiatrische zorg kan worden geboden.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/670435-11
Beslissing op de op 7 januari 2021 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 6 januari 2021 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans verpleegd in [FPC] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 6 februari 2013 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 26 februari 2019 voor de tijd van twee jaar werd verlengd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

De procesgang

De behandeling van de vordering is eerder, op 2 maart 2021, pro forma behandeld en aangehouden tot de zitting van 25 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 21 december 2020 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met één jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
  • de op 21 en 28 december 2020 op grond van artikel 6:6:12, derde lid van het Wetboek van Strafvordering opgemaakte adviesrapporten van respectievelijk de psycholoog W.J.P. Gaertner en de psychiater I. Maksimovic, beiden niet verbonden aan de instelling waarin de terbeschikkinggestelde wordt verpleegd, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met één jaar;
  • een positief advies van het Adviescollege Verloftoetsing van 9 september 2020, strekkende tot het verlenen van een machtiging voor transmuraal verlof;
  • het op 17 maart 2021 door het Openbaar Ministerie ingediende verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging ten behoeve van betrokkene, alsmede de onderliggende stukken.
De rechtbank heeft op 25 maart 2021 de officier van justitie mr. J. Ang, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg, advocaat te Westzaan, alsmede de deskundige R. van Beusekom, verbonden aan [FPC] en W. de Ruiter, onafhankelijk psychiater, op de openbare terechtzitting gehoord. De raadsman van betrokkene in het zorgmachtigingstraject, mr R.A.F.. Jansen, was eveneens ter terechtzitting aanwezig. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van de kliniek van 21 december 2020 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Diagnostisch gezien is er sprake van schizofrenie, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in gebruik van cannabis (langdurig in remissie). Sinds juni 2013 verblijft betrokkene in [FPC] . De somatische toestand van betrokkene is slecht. Er is bij hem terminaal hartfalen vastgesteld en zijn levensverwachting is beperkt. In de behandeling van betrokkene heeft somatische zorg naast het stabiel houden van het psychiatrisch toestandsbeeld prioriteit.
Behandelverloop
Het afgelopen jaar heeft voornamelijk in het teken gestaan van het somatische toestandsbeeld van betrokkene. Hij is meermaals opgenomen in het ziekenhuis en is uiteindelijk gediagnosticeerd met terminaal hartfalen. Zijn levensverwachting werd ingeschat op nog ongeveer een jaar. Na de verlengingszitting in maart 2019 is betrokkene zich meer gaan inzetten voor zijn behandeling en heeft hij belangrijke stappen gemaakt in individuele therapie. Het verbeteren van de agressieregulatie, verminderen van impulsiviteit en versterken van zijn copingvaardigheden staan hierbij centraal. Sinds 22 september 2020 verblijft betrokkene met transmuraal verlof bij [FPC 2] . Doel van zijn verblijf aldaar is het vergroten van zijn kwaliteit van leven: meer vrijheden bij een lager beveiligingsniveau. De overgang naar de [FPC 2] is naar tevredenheid verlopen. Betrokkene benadrukt vaak dat hij het naar zijn zin heeft. Ondanks zijn ziekte is hij positief gestemd en maakt hij regelmatig gebruik van zijn begeleide vrijheden.
Risicotaxatie en traject
Op basis van de risicotaxatie is het risico op toekomstig gewelddadig gedrag hoog wanneer zorg, toezicht en begeleiding komen te vervallen. Bij voortzetting van het huidige kader is het risico laag. Betrokkene kan op de [FPC 2] zijn vrijheden en verantwoordelijkheden stapsgewijs uitbreiden. Een vervolgplek is nog niet concreet, maar de kliniek is actief op zoek naar een passende vervolgplek. Het is belangrijk dat betrokkene op een plek gaat wonen waar voldoende kennis is van somatiek en psychiatrie. De kliniek kan nu nog geen uitspraken doen over de duur van zijn traject.
Koers en advies
Gezien de beperkte levensverwachting van betrokkene, en het lage recidiverisico binnen het huidige kader als gevolg van zijn somatische toestand, adviseert de kliniek de maatregel met één jaar te verlengen. Dit biedt hem perspectief en daarmee kwaliteit van leven.
De deskundige heeft dit advies op de openbare terechtzitting gewijzigd, in die zin dat op dit moment het afgeven van een zorgmachtiging wordt geadviseerd. Met die titel kan betrokkenen doorstromen naar een passende vervolgplek, wat met de titel van tbs met dwangverpleging lang niet altijd lukt.
Aan genoemd advies van de psycholoog van 21 december 2020 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Diagnostisch gezien komt betrokkene uit onderhavig onderzoek naar voren als een in de kern antisociale man bij wie die symptomatologie naar de achtergrond is verdwenen en bij wie nu vooral de schizofrenie op de voorgrond staat. Daarnaast is er een stoornis in het cannabisgebruik. Echter, door de forse somatische problematiek in combinatie met het gebruik van antipsychotische medicatie, is de uiting van de problematiek beduidend milder dan in het verleden het geval was.
Gesteld kan worden dat de risico’s op het plegen van een vergelijkbaar delict als het indexdelict momenteel laag geacht worden. Ook het risico op agressief gedrag wordt laag geacht. Niet alleen omdat betrokkene hiertoe nauwelijks fysiek in staat is, maar ook omdat betrokkene zijn medicatie inneemt en hij zich bewust is van de eindigheid van zijn leven en dit in vrijheid mee wil maken.
De aankomende periode zal gezocht moeten worden naar een passende vervolgplek waar betrokkene verpleegd kan worden. Naar alle waarschijnlijkheid is dat dan ook de plek waar hij zal overlijden. Binnen het forensisch kader zijn dergelijke verpleegplekken er nauwelijks tot niet. Er zal dan ook toegewerkt moeten worden naar een samenwerking en risicomanagement waarin de tbs-maatregel niet meer noodzakelijk is zodat betrokkene binnen een passende voorziening plaatsbaar is. Bij het gelijk blijven van zijn fysieke conditie zou een eerste stap hiertoe het aanvragen en praktiseren van onbegeleid verlof zijn. Wanneer blijkt dat deze verloven naar wens verlopen, kan de stap naar een vervolgvoorziening gemaakt worden. Wenselijk is dat dit in eerste instantie kan geschieden binnen een transmuraal verlofkader omdat vervolgvoorzieningen dan vaak eerder bereid zijn een tbs-patiënt op te nemen omdat er dan altijd een vangnet is, mocht het niet goed gaan.
Echter niet uit te sluiten is dat de fysieke conditie van betrokkene dusdanig snel verslechtert dat eerdere opname binnen een verpleeghuisvoorziening noodzakelijk is. Met het verder verslechteren van de fysieke conditie, bij trouwe inname van de antipsychotische medicatie, zal het recidiverisico uiteindelijk afwezig zijn. Mocht betrokkene de antipsychotische medicatie staken of mocht er zoals ook in het verleden het geval is geweest, een onverwachte bijwerking optreden, is psychiatrische zorg noodzakelijk. De somatische conditie is echter grotendeels leidend in de inschatting van het recidiverisico en het benodigde risicomanagement.
Dit alles overwegend zijn er twee scenario’s denkbaar:
Betrokkenes somatische conditie blijft langere tijd stabiel, zoals ook momenteel het geval is, en zijn levensduur is minder kort dan eerder werd verwacht. Dan wordt geadviseerd de tbs-maatregel met een jaar te verlengen en de verpleging te continueren. Zo kan in de aankomende periode onbegeleid verlof gepraktiseerd worden en kan hij geplaatst worden in een verpleegvoorziening waar ook psychiatrische zorg geboden kan worden. Over een jaar dient dan bekeken te worden in welke juridische modaliteit de zorg vormgegeven kan worden;
Ten tijde van behandeling ter zitting is de fysieke conditie van betrokkene verslechterd en/of zijn geschatte levensduur aanzienlijk afgenomen. Dan wordt geadviseerd de tbs-maatregel voorwaardelijk te beëindigen om zo plaatsing in een passende voorziening mogelijk te maken, te meer omdat het recidiverisico (mits inname psychiatrische medicatie gewaarborgd) dan (nagenoeg) niet meer aanwezig is.
Aan genoemd advies van de psychiater Maksimovic van 28 december 2020 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
De psychiater is het eens met de kliniek wat betreft de kernproblematiek en risicotaxatie. Ook kan hij zich in principe vinden in het advies van de kliniek om de tbs-maatregel met één jaar te verlengen, waarna binnen deze termijn een geschikte verblijfsplek voor betrokkene wordt gevonden. Wel adviseert de psychiater om zeer pragmatisch te handelen: als er een geschikte plek wordt gevonden waar betrokkene terecht kan, maar als de maatregel tbs (financieel technisch) een belemmering vormt voor plaatsing op die plek, dan wordt geadviseerd om de tbs-maatregel niet te verlengen en over te laten gaan in een civielrechtelijke maatregel. De psychiater kan niet overzien wat de levensverwachting is van betrokkene, hoe snel hij een verzorgings- of verpleegplek nodig zal hebben en wanneer deze beschikbaar zal zijn. Daarom adviseert hij om alle opties ter zitting te inventariseren en al naar gelang van de stand van zaken te beslissen of het het meest opportuun is
om de maatregel met één jaar te verlengen,
de beslissing aan te houden (als er ter zitting zou blijken dat er binnen afzienbare tijd zicht is op een geschikte plek waar betrokkene terecht zou kunnen, maar waar hij niet terecht kan met een tbs-maatregel) of
de mogelijkheid te onderzoeken tot het afgeven van een civielrechtelijke machtiging (als er een geschikte plek is gevonden, maar betrokkene daar niet met een tbs-maatregel terecht kan).
Aan de kliniek wordt geadviseerd om met de Dienst Individuele Zaken contact op te nemen en gebruik te maken van hun expertise op het gebied van plaatsingsmogelijkheden en mogelijkheden om een plaatsing te financieren.
Mevrouw Van Beusekom heeft ter terechtzitting het advies van de kliniek nader toegelicht en waar nodig aangevuld, waarbij met name is gewezen op het feit dat thans de zorgmachtiging wordt geadviseerd. De vervolgplek van betrokkene zal ook de noodzakelijke zorg vanuit psychiatrisch oogpunt moeten kunnen bieden. Daarbij kan worden gedacht aan een start (zonder forensische titel) op de [FPC 2] in afwachting van de beschikbaarheid van een vervolgplek waar men voldoende somatische kennis heeft en men betrokkene tevens de vanuit psychiatrisch oogpunt noodzakelijke zorg kan bieden.
De rechtbank is – gelet op de adviezen en het verhandelde ter terechtzitting – van oordeel dat een stoornis en enig recidiverisisco onverkort aanwezig zijn. Dit recidiverisico is echter in de situatie ‘in zorg’ en – in het bijzonder – gelet op de huidige somatische toestand van betrokkene dusdanig laag, dat dit kan worden ondervangen met een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz). De rechtbank is dan ook van oordeel dat thans een situatie als bedoeld in artikel 6:2:17, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is. De rechtbank zal dan ook de vordering van de officier van justitie afwijzen en de maatregel van terbeschikkingstelling beëindigen, omdat aan betrokkene in de zaak met rekestnummer 21/1827, welk rekest tegelijkertijd met de onderhavige vordering is behandeld, een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wfz is verleend.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en beëindigt de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde].
Deze beslissing is gegeven door
mr. I. Mannen, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en M.M. Prinsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 april 2021.
.
De jongste rechter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.