In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk doden van een das en het voorhanden hebben van een klem. De tenlastelegging betrof feiten die zich zouden hebben afgespeeld op 29 augustus 2017 te Groenekan, gemeente Maartensdijk. De officier van justitie, mr. M.C.A. Plantenga, stelde dat er voldoende bewijs was op basis van de verklaring van getuige [getuige 1] en geluidsopnamen van een gesprek tussen deze getuige en de verdachte. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.J. Tielman, pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de getuigenverklaring van [getuige 1] onvoldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de geluidsfragmenten zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet voldoende was om de verdachte te veroordelen, omdat deze verklaring niet ondersteund werd door andere onafhankelijke bewijsmiddelen. De rechtbank concludeerde dat niet was voldaan aan het wettelijke bewijsminimum en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.