ECLI:NL:RBAMS:2021:1684

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
C/13/699242 / HA RK 2021-93
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens onvoldoende onderbouwing en misbruik van wrakingsinstrument

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2021 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, die gedetineerd was in een penitentiaire inrichting. Het verzoek was gericht tegen de rechters mr. A.K. Glerum, mr. A. Eichperger en mr. M.T.C. de Vries. De verzoeker had tijdens een zitting op 16 maart 2021 verklaard dat hij de rechtbank 'wraak' omdat hij vond dat de rechtbank onpartijdig was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker niet in staat was om zijn wrakingsverzoek voldoende te onderbouwen. De rechters hebben aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben hun standpunt toegelicht. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen objectieve redenen waren om aan de onpartijdigheid van de rechters te twijfelen. Het verzoek werd als ongegrond afgewezen, waarbij ook werd opgemerkt dat de verzoeker misbruik had gemaakt van het wrakingsinstrument. De beslissing houdt in dat toekomstige wrakingsverzoeken tegen deze rechters in de aanhangige strafprocedure niet meer in behandeling zullen worden genomen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Amsterdam

Wrakingskamer
zaaknummer: C/13/699242 / HA RK 21/93
Beslissing van 19 maart 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
maar thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam PI] , locatie [adres] , te [plaats]
hierna te noemen: verzoeker
strekkende tot de wraking van:
mr. A.K. Glerum, mr. A. Eichperger en mr. M.T.C. de Vries
rechters in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechters.
Verloop van de procedure
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • een proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 16 maart 2021 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
  • een schriftelijke reactie van de rechters;
  • een mailbericht van 19 maart 2021 van mr. H. Hoekstra, officier van justitie, met daarin het standpunt van het Openbaar Ministerie ten aanzien van het wrakingsverzoek.
De rechters hebben meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Zowel de rechters als de officier van justitie hebben te kennen gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 maart 2021. Voorafgaand aan de zitting is een zogenaamde afstandsverklaring van verzoeker ontvangen. Verzoeker is niet ter zitting verschenen.
De wrakingskamer heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze beslissing is de schriftelijke uitwerking daarvan.

1.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
Verzoeker is verdachte in een strafzaak geregistreerd onder parketnummer 13/107114-20.
Op 16 maart 2021 is de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker voortgezet. De toenmalige advocaat van verzoeker heeft bij aanvang van de zitting meegedeeld de verdediging neer te leggen in verband met een vertrouwensbreuk die is ontstaan tussen hem en verzoeker. De rechtbank heeft vervolgens verzoeker en de officier van justitie gehoord over de wijze van voortzetten van de procedure.
In het proces-verbaal van de zitting van 16 maart 2021 staat - voor zover relevant - vermeld:

Na een onderbreking voor beraad wordt het onderzoek ter zitting hervat.De voorzitter deelt als beslissing van de rechtbank het volgende mee:De rechtbank heeft zich beraden over de situatie die is ontstaan, nu uw advocaat heeft laten weten de verdediging neer te leggen. U zit hier nu zonder advocaat. Dat is erg vervelend, want er staat voor u veel op het spel. Wij moeten nu beslissen hoe het verder moet. Daarbij speelt nog iets anders. U bent onderzocht door een psycholoog en een psychiater en u bent onderzocht in het PBC. Daarnaast heeft de rechtbank een indruk van u gekregen ter zitting. De rechtbank heeft, gezien al die zaken samen, het vermoeden gekregen dat u wellicht niet in staat bent te begrijpen wat er nodig is om uw belangen op een goede manier te vertegenwoordigen (…).
De verdachte laat de voorzitter de laatste zin niet uitspreken en deelt mee:“Ik wraak de rechtbank. Ik vind de rechtbank onpartijdig en u legt mij woorden in de mond”.”

2.Het wrakingsverzoek

Aan het verzoek ligt ten grondslag hetgeen verzoeker ter zitting van 16 maart 2021 daarover heeft verklaard.

3.De reactie van de rechter

De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten. Zij hebben – kort samengevat – aangevoerd dat het wrakingsverzoek is gedaan tijdens het mededelen van een aantal procesbeslissingen aan verzoeker, en wijzen er op dat volgens vaste jurisprudentie procesbeslissingen, zelfs als deze onjuist zouden zijn, op zichzelf geen objectieve reden opleveren om gerechtvaardigd te twijfelen aan de onpartijdigheid van de betrokken rechters. Van andere omstandigheden die tot toewijzing van het wrakingsverzoek moeten leiden, is niet gebleken.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1.
Voorop wordt gesteld dat daar waar in het proces-verbaal van 16 maart 2021 is opgenomen dat verzoeker heeft gezegd dat hij de rechtbank wraakt omdat zij
onpartijdig is, de wrakingskamer er vanuit gaat dat verzoeker kennelijk heeft gezegd, althans heeft bedoeld te zeggen, dat hij de rechtbank partijdig vindt.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan op verzoek van de verdachte of het Openbaar Ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.3
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.4
Door verzoeker is op de zitting van 16 maart 2021 en ook daarna niet toegelicht op welke wijze de rechtbank hem woorden in de mond heeft gelegd en hoe daaruit volgt dat de rechters partijdig zijn. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek daardoor onvoldoende onderbouwd omdat zonder toelichting niet in valt te zien waarom sprake is van (de schijn van) partijdigheid. Nu ook verder niet is gebleken van omstandigheden die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een (van de) rechters jegens hem een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij hem dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, moet het verzoek tot wraking als ongegrond wordt afgewezen.

6.Geen nieuwe wrakingsverzoeken

Nu het verzoek niet is onderbouwd en daarmee kennelijk lichtvaardig is ingediend, heeft verzoeker misbruik van het instrument van wraking gemaakt. Vanwege dit geconstateerde misbruik van de mogelijkheid een wrakingsverzoek in te dienen, zal de wrakingskamer tevens bepalen dat volgende wrakingsverzoeken tegen de behandelend rechters in de bij de strafkamer aanhangige procedure buiten behandeling zullen blijven.
BESLISSING
De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking af
  • bepaalt dat een volgende wrakingsverzoek tegen de rechters in de bij de strafkamer aanhangige procedure niet meer in behandeling zal worden genomen
Deze beschikking is gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. S. Djebali, leden, in tegenwoordigheid van de griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.