Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] )
Procesverloop
Beslissing
Overwegingen
Rechtsmiddel
1000 BH Amsterdam.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen [eiser] en de Gemeente Amstelveen, vertegenwoordigd door de heffingsambtenaar. Het geschil ontstond naar aanleiding van een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 2 juli 2020 aan [eiser] was opgelegd. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van [eiser] ongegrond in een uitspraak op bezwaar van 7 augustus 2020, waarna [eiser] beroep instelde tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 18 maart 2021 werd de kwestie besproken of [eiser] daadwerkelijk had geparkeerd of bezig was met onmiddellijk laden en lossen. Volgens de regelgeving in Amsterdam geldt er betaald parkeren, met uitzondering van situaties waarin men onmiddellijk in- of uitstapt of onmiddellijk laadt en lost. [eiser] stelde dat hij drie broeken had weggebracht en bezig was met lossen. De rechtbank oordeelde echter dat de hoeveelheid en het gewicht van de drie broeken niet zodanig waren dat deze niet op een andere manier dan per auto konden worden vervoerd. Daarom was er volgens de rechtbank geen sprake van laden en lossen, en was [eiser] parkeerbelasting verschuldigd.
De rechtbank verklaarde het beroep van [eiser] ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. K. Oldekamp-Bakker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.S. Bissumbhar, griffier. De partijen werden geïnformeerd dat zij binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof Amsterdam.