7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging in het bijzonder de volgende omstandigheden in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een afpersing en een diefstal met (bedreiging van) geweld, een openlijke geweldpleging, nogmaals een diefstal met (bedreiging van) geweld, een winkeldiefstal, een schuldheling en het voorhanden hebben van een gas-/alarmpistool. Verdachte heeft met het plegen van de geweldsdelicten op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en geen rekening gehouden met de impact van zijn handelen op de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten een grote impact kunnen hebben op slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Dit rekent de rechtbank verdachte ernstig aan. Met het plegen van de vermogensdelicten heeft verdachte laten zien geen respect te tonen voor de eigendommen van een ander en heeft daardoor tevens schade en overlast voor de benadeelden veroorzaakt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 5 maart 2021. Hieruit volgt dat verdachte op 3 juli 2018 is veroordeeld tot een leerstraf van 35 uren voor een diefstal in vereniging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 1 april 2020, opgesteld door S.I. Niehe, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Verdachte lijkt zich in een negatieve jeugdcultuur te bevinden waarin criminaliteit verheerlijkt wordt. De reclassering ziet zorgen in het sociale netwerk van verdachte, zijn psychosociaal functioneren, zijn houding en de dagbesteding van verdachte. Gelet op de jonge leeftijd van betrokkene, de aanwezige criminogene factoren en het hoge recidiverisico is reclasseringsbemoeienis geïndiceerd. Ondanks de mogelijk lage responsiviteit van betrokkene dient er een poging ondernomen te worden om hem te laten bijdraaien en in te laten zien dat het ook anders kan. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, het volgen van een opleiding, een locatiegebod en een contactverbod.
Ter terechtzitting van 24 maart 2021 heeft dhr. P.D. de Vries, reclasseringswerker, voornoemd rapport toegelicht en verklaard dat sinds verdachte een platencontract heeft getekend, hij afsprakentrouw is. Verdachte krijgt een behandeling bij het forensisch jeugdteam en verdachte gaat sinds februari 2021 weer volledig naar school. De komende tijd zal het netwerk van verdachte meer worden betrokken en een behandeling van verdachte is nog steeds geïndiceerd. Het advies om een contactverbod op te leggen met de medeverdachten moet gehandhaafd blijven om het risico op negatieve beïnvloeding te verminderen.
Adolescentenstrafrecht
Ten tijde van het plegen van de feiten was verdachte achttien en negentien jaar. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht.
In deze zaak zijn er evenwel indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht onder toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte lijkt jonger te functioneren dan zijn kalenderleeftijd, het ontbreekt hem aan een stevig justitieel verleden, hij is thuiswonend en financieel afhankelijk van zijn ouders. Hij lijkt te worden beïnvloed door de jeugdcultuur. De reclassering adviseert het adolescentenstrafrecht toe te passen. De reclassering krijgt de indruk dat verdachte zich negatief laat beïnvloeden door zijn omgeving en bijsturing in zijn leven nodig heeft om politiecontacten in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank onderschrijft het advies van de reclassering en past het jeugdstrafrecht (in de zin van sanctierecht) toe. De rechtbank waardeert de mogelijkheid van pedagogische beïnvloeding als voldoende kansrijk.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten.
Voor een diefstal met geweld/afpersing in de meest lichte vorm is voor een jeugdige een taakstraf van 60 uur, dan wel jeugddetentie van 1 maand het uitgangspunt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen met geweld/afpersing waarbij in zaak A en in zaak C het georganiseerde karakter van de groep en de bedreiging met een wapen strafverzwarend wordt meegenomen. De rechtbank houdt bij de strafmaat ook rekening met de eendaadse samenloop in zaak A, zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor een openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel ten gevolge hebbend is het uitgangspunt een taakstraf van 150 uren. Voor een eenvoudige diefstal is het oriëntatiepunt een geldboete van € 200,-, voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III een taakstraf van 30 uren en voor schuldheling een taakstraf vanaf 20 uren.
Alles afwegende acht de rechtbank jeugddetentie van 150 dagen (met aftrek van het voorarrest), waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden. De rechtbank acht het opleggen van bijzondere voorwaarden – bestaande uit een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting en een contactverbod met de medeverdachten – geïndiceerd om de maatschappij te beschermen en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op voornoemde rapportage, het verhandelde ter terechtzitting en de ernst en hoeveelheid aan gepleegde feiten is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – zonder de juiste hulp en begeleiding – opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Om die reden zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.