ECLI:NL:RBAMS:2021:1611

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
8922823 CV EXPL 20-22328
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over consumentenkrediet en pre-contractuele informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2021 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen Kedin Consumenten Financieringen B.V. (eiseres) en een consument (gedaagde) over een kredietovereenkomst. Eiseres heeft gedaagde een krediet van € 118,80 aangeboden, dat zonder rente en kosten zou zijn. Gedaagde heeft echter een betalingsachterstand opgelopen en eiseres heeft het openstaande saldo opgeëist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres gedaagde onjuist heeft geïnformeerd over de kosten van het krediet, aangezien in de algemene voorwaarden kosten zijn bedongen bij wanbetaling, terwijl in het Europees standaardinformatie formulier (ESIC) werd gesteld dat er geen kosten in rekening zouden worden gebracht.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de kredietovereenkomst niet voldoet aan de wettelijke vereisten en dat eiseres haar pre-contractuele informatieverplichtingen niet is nagekomen. Dit leidt tot de conclusie dat de overeenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve kan worden vernietigd. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 10 mei 2021, zodat eiseres de gelegenheid krijgt om aanvullende informatie te verstrekken en de gedaagde in kennis te stellen van deze informatie. De beslissing houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8922823 CV EXPL 20-22328
vonnis van: 12 april 2021
fno.: 393

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Kedin Consumenten Financieringen B.V.

gevestigd te Rotterdam
eiseres
gemachtigde: Legalsteps
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij exploot van dagvaarding van 19 oktober 2020 heeft eiseres gevorderd dat gedaagde zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 118,80 met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde heeft niet (tijdig) geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen deze verstek is verleend.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Vordering

4. Eiseres stelt bij dagvaarding – kort samengevat voor zover van belang – het volgende:
5. Partijen hebben buiten verkoopruimte een kredietovereenkomst gesloten voor een bedrag van € 118,80. Op grond van de overeenkomst dient gedaagde gedurende 24 maanden een bedrag van € 4,95 af te lossen aan eiseres. Op de kredietovereenkomst zijn kredietvoorwaarden van toepassing.
6. Het betreft een krediet zonder rente en zonder kosten, zodat op grond van artikel 7:58 lid 2 onder e BW titel 7:2A BW niet van toepassing is en titel 7:2 BW grotendeels niet van toepassing is, aldus eiseres.
7. Voor totstandkoming van de overeenkomst wordt de kredietwaardigheid van de aanvrager beoordeeld. Gedaagde heeft de financiële gegevens aan eiseres verstrekt. Gedaagde heeft het Europees standaardinformatie formulier inzake consumenten-krediet (hierna: ESIC) ontvangen.
8. Gedaagde heeft een achterstand in betaling van de termijnbedragen laten ontstaan. Ondanks aanmaningen en ingebrekestelling is gedaagde niet overgegaan tot betaling. Eiseres heeft op 19 juli 2017 op grond van de algemene voorwaarden het openstaande saldo van het krediet opgeëist.
9. Op grond van artikel 7 sub 1 van de kredietvoorwaarden maakt eiseres aanspraak op de wettelijke rente.
10. Eiseres legt – voor zover van belang – de volgende producties over:
- a.de krediet overeenkomst d.d. 4 april 2017:
- b.de algemene voorwaarden, waarin in artikel 7.
Tekortkominglid 1 is bedongen:
in geval van niet of niet-tijdige betaling is Kredietnemer de wettelijke rente (...) verschuldigd over deze vervallen en niet betaalde termijn, vanaf het tijdstip dat Kredietnemer de maandelijkse termijn oorspronkelijk had dienen te betalen (…)Na de datum van algehele opeising is Kredietnemer de wettelijke rente (...) niet alleen verschuldigd over vervallen en niet betaalde maandelijkse termijnen, maar over het gehele uitstaande saldo.
- c.het ESIC, waarin in artikel 3.
Kosten van het kredietis opgenomen:
Kosten in geval van betalingsachterstand: voor wanbetaling wordt u 0,00 aangerekend.
- d. een aanmaning zonder datum of adres, waarin onder meer staat:
Helaas hebben wij uw betaling tot op heden niet (volledig) ontvangen.(…) Inmiddels is eventueel verschuldigde vertragingsrente ook bij u in rekening gebracht, zoals aangegeven in onze vorige brief.
- e.een kopie van een mail of brief zonder datum of adres waarin het gehele kredietsaldo vervroegd wordt opgeëist.

Gronden van de beslissing

11. Eiseres vordert betaling van € 118,80 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
11. Gedaagde is een consument, althans wordt vermoed consument te zijn.
11. Eiseres stelt dat partijen een kredietovereenkomst zonder rente of kosten overeen zijn gekomen.
krediet
14. Op grond van artikel 7:58 lid 2 onder e BW zijn de bepalingen van titel 7:2A BW niet van toepassing indien er geen rente of kosten of slechts onbetekenende kosten in rekening worden gebracht.

kosten van het krediet

15. Op grond van artikel 7:57:lid 1 onder g BW wordt onder “totale kosten van het krediet” voor de consument verstaan: alle kosten die de consument moet maken voor een consumptief krediet, bijvoorbeeld de rente, commissielonen, administratiekosten, vergoedingen voor bemiddelaars en de kosten voor nevendiensten die een consument verplicht in combinatie met het krediet moet afnemen, waaronder verzekerings-premies, bijbehorende assurantiebelasting en de kosten voor betaalmiddelen waarmee kredietopnemingen kunnen worden verricht.
15. De naam die aan de kosten wordt gegeven is daarbij naar het oordeel van de kantonrechter niet relevant, het gaat er om of de kosten samenhangen met het krediet en de verschuldigdheid van deze kosten onderdeel uit maakten van het kredietaanbod.
Uit rechtspraak van het Europese Hof van Justitie volgt dat de Uniewetgever, om een uitgebreide bescherming van de consumenten te waarborgen, in artikel 3, onder g), van de richtlijn consumentenkrediet het begrip „totale kosten van het krediet voor de consument” bijzonder ruim omschrijft, zie in die zin arresten van SIA Sohogroup, 16 juli 2020,C-686/19, Mikrokasa, C-779/18, 26 maart 2020, Matei, 26 februari 2015 C-143/13, EU:C:2015:127, punt 48; Verein für Konsumenteninformation, 8 december 2016, C-127/15, EU:C:2016:934, punt 35, en Lexitor,11 september 2019 C-383/18,U:C:2019:702, punt 23. Hieruit blijkt dat het begrip totale kosten van het krediet ziet op: vergoedingen van welke aard ook, die de consument in verband met de kredietovereenkomst moet betalen en die de kredietgever bekend zijn. Het omvat zowel de kosten in verband met de kredietverkrijging als die in verband met het gebruik ervan in de tijd. Alleen notariskosten vallen expliciet buiten de definitie van totale kosten.
15. Dit begrip is, rekening houdend met de doelstellingen van de richtlijn, zo ruim dat het ook de invorderingskosten omvat die een kredietnemer moet betalen wanneer hij niet aan zijn verplichtingen krachtens de kredietovereenkomst voldoet [1] .
Dit houdt in dat de door eiseres bedongen en bij gedaagde in rekening gebrachte niet-nakomingskosten, namelijk de bedongen rente, tot de kosten van het krediet moeten worden gerekend.
18. Dit betekent dat het door eiseres aangeboden krediet niet kosteloos is. De bedongen rente die in rekening is gebracht is naar het oordeel van de kantonrechter zowel in absolute als in relatieve zin ook niet als onbetekenende kosten aan te merken.
Dat deze bij aanmaning in rekening gebrachte kosten vervolgens bij dagvaarding niet worden gevorderd, maakt dat niet anders.
18. Voorts blijkt uit de voorwaarden dat eiseres een pandrecht op alle vorderingen tot vergoeding van deze telefoon heeft bedongen, maar eiseres licht dat niet toe.
consumentenkrediet
20. Nu het onderhavige krediet niet valt onder de in artikel 7:58 lid 2 sub e BW genoemde uitzondering, zijn de bepalingen van titel 7:2A BW op deze overeenkomst van toepassing. Tevens zijn de bepalingen van titel 7:2B BW van toepassing.

(Pre)contractuele informatieverplichtingen

21. De door eiseres toegelichte wijze van contracteren voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet volledig aan de wettelijke vereisten van een kredietovereenkomst.
21. Dat gedaagde geruime tijd voordat hij aan de overeenkomst werd gebonden op duidelijke en begrijpelijk wijze is geïnformeerd over de in artikel 7:60 BW opgenomen informatieverplichtingen is niet gesteld en blijkt ook niet uit de overgelegde producties.
21. Bovendien heeft eiseres gedaagde voordat hij gebonden was aan de onderhavige overeenkomst onjuist geïnformeerd. Uit het hierboven onder 10.c genoemde artikel van het ESIC-formulier staat immers dat voor wanbetaling geen kosten worden aangerekend. Maar uit de algemene voorwaarden genaamd:
aflopend consumenten-krediet zonder rente en kosten,blijkt dat eiseres in artikel 7 kosten bij niet tijdige betaling heeft bedongen, namelijk rente over de vervallen en niet betaalde termijnen. Het verstrekken van onjuiste informatie met betrekking tot de kosten van het krediet is op grond van artikel 6:193j lid 3 BW een oneerlijke handelspraktijk.
21. Eiseres stelt weliswaar dat zij de kredietwaardigheid van gedaagde voor de totstandkoming van de kredietovereenkomst heeft getoetst en dat gedaagde financiële gegevens heeft verstrekt, maar zij licht dat niet toe.
21. De kredietwaardigheidstoets heeft als doel de consument te beschermen tegen overkreditering en te voorkomen dat kredietgevers zich inlaten met onverantwoordelijke lening praktijken. Dit risico is voor kleine leningen zoals onderhavige zaak aanwezig, omdat de door eiseres aangeboden kredieten worden afgesloten ter financiering van aankopen, zoals in dit geval een telefoon van (afgerond) € 120,00 die door een consument met voldoende kredietwaardigheid in beginsel zonder lening kunnen worden aangeschaft.
21. Nu eiseres haar wettelijke (pre-)contractuele informatieverplichtingen niet is nagekomen, is de kantonrechter voornemens de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve vernietigen.

Gevolgen van eventuele vernietiging

27. Ingevolge artikel 3:53 jo. 6:203 BW moet gedaagde bij vernietiging van de overeenkomst in beginsel het geleende geld terugbetalen aan eiseres en moet eiseres de reeds betaalde termijnbedragen en rente terugbetalen aan gedaagde. Nu onderhavige overeenkomst een goederenkrediet betreft kan vernietiging ook gevolgen hebben voor de door gedaagde gekochte mobiele telefoon.
28. De zaak zal worden verwezen naar de rol teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen zich bij akte over hetgeen hiervoor is overwogen uit te laten en de genoemde informatie te verschaffen.
28. Tevens dient eiseres een kopie van de akte aan gedaagde toe te sturen met de mededeling dat gedaagde uiterlijk op onderstaande datum op deze akte kan reageren.
28. Mitsdien wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 10 mei 2021 voor het indienen door eisende partij van een akte als boven overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 8 december 2016, C-127/15 en conclusie Advocaat-Generaal ECLI:EU:C:2016:584 punt 41.