In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van een vader om hem te belasten met eenhoofdig gezag over zijn twee minderjarige zoons. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.C. Weijsenfeld, heeft zijn verzoek ingediend op 11 december 2020, na een eerdere afwijzing van zijn verzoek om gezag in 2013. De kinderen zijn van jongs af aan uit huis geplaatst en staan onder voogdij van De Jeugd- & Gezinsbeschermers (DJGB). Tijdens de mondelinge behandeling op 2 februari 2021 hebben de kinderen hun standpunt kenbaar gemaakt, waarbij zij beiden aangaven geen contact te willen met hun vader en ook niet willen dat hij het gezag over hen krijgt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen kwetsbaar zijn en specifieke zorg nodig hebben, en dat het toekennen van gezag aan de vader deze ontwikkeling zou kunnen verstoren. De rechtbank heeft geoordeeld dat er gegronde vrees bestaat dat de belangen van de kinderen bij toewijzing van het verzoek van de vader zouden worden verwaarloosd. De vader heeft weliswaar een stabiele situatie, maar de kinderen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan contact met hem. De rechtbank heeft het verzoek van de vader dan ook afgewezen, met de verwachting dat DJGB zal blijven werken aan contactherstel tussen de vader en zijn kinderen.