In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude. De verdachte, geboren in 1967, was feitelijk bestuurder van een rechtspersoon die op 25 juli 2017 failliet werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2014 tot 2021 ongeveer € 1,2 miljoen aan de boedel heeft onttrokken, wat de schuldeisers, waaronder de Belastingdienst, benadeelde. De verdachte heeft debiteuren van de failliete rechtspersoon verzocht om betalingen te doen op een andere bankrekening, waardoor deze betalingen buiten de controle van de curator vielen.
Daarnaast heeft de verdachte nagelaten om een volledige administratie te voeren en deze aan de curator te overhandigen na de faillietverklaring. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M.I.M. Geertsema, in overweging genomen, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. T. Farber. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet alleen de verplichtingen als bestuurder heeft verzaakt, maar ook opzettelijk heeft gehandeld om de rechten van de schuldeisers te benadelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, een taakstraf van 200 uur en een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de tijd die is verstreken sinds de feiten.