ECLI:NL:RBAMS:2021:1580

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
C/13/697641 / KG ZA 21-134
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir verhaals- en leveringsbeslag op aandelen in het kader van een bodemprocedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, hebben de eiseressen Recycling Solutions Investment Partners B.V. en EM Capital Partners B.V. een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, waarbij zij de opheffing van conservatoir verhaals- en leveringsbeslag op aandelen in de Vennootschap vorderden. De zitting vond plaats op 17 maart 2021, waar beide partijen hun standpunten toelichtten. De eiseressen stelden dat het beslag onterecht was gelegd, terwijl de gedaagden verweer voerden en een tegenvordering indienen. Na overleg tussen partijen werd overeenstemming bereikt over een vermogensinstandhoudingsverklaring, wat leidde tot de opheffing van het verhaalsbeslag.

De rechtbank oordeelde dat het beslag tot levering niet kon worden gehandhaafd, omdat de vordering in de hoofdzaak, die nog in hoger beroep was, nooit zou kunnen leiden tot de levering van de beslagen aandelen. De rechtbank concludeerde dat het leveringsbeslag als vervallen moest worden beschouwd en dat er geen aanleiding was voor een algemeen verbod aan de gedaagden om opnieuw beslag te leggen. De gedaagden werden als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen. In reconventie werd de vordering van de gedaagden afgewezen, omdat het verbod op verkoop van de aandelen de belangen van de eiseressen zou schaden.

Het vonnis werd uitgesproken door voorzieningenrechter A.J. Beukenhorst op 31 maart 2021, waarbij de gedaagden hoofdelijk in de proceskosten werden veroordeeld en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/697641 / KG ZA 21-134 AB/MAH
Vonnis in kort geding van 31 maart 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RECYCLING SOLUTIONS INVESTMENT PARTNERS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EM CAPITAL PARTNERS B.V.,
gevestigd te Musselkanaal,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen in conventie bij dagvaarding van 9 maart 2021,
verweersters in reconventie,
advocaten mr. R.Q. Potter en mr. C.R.B. Jonker te Amsterdam,
tegen
1. de stichting
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaten mr. E.H. Wiltink en mr. W.M. Schonewille te Den Haag.
Partijen zullen hierna ook Recycling en [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 17 maart 2021 waren aanwezig:
- aan de zijde van Recycling: [naam 1] (namens Recycling Solutions Investment Partners B.V.), [naam 2] (namens E.M. Capital Partners B.V. en [eiseres 3] B.V.), met mr. Jonker en mr. Potter,
- aan de zijde van [gedaagden] : [gedaagde 2] , met mr. Schonewille en mr. E.H. Wiltink.
1.2.
Ter zitting is namens Recycling de dagvaarding toegelicht. Namens [gedaagden] is tevoren een conclusie van antwoord ingediend, met daarbij een tegenvordering (reconventie). Partijen hebben over en weer verweer gevoerd en geconcludeerd tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Aan het slot van de zitting is afgesproken dat partijen tot 24 maart 2021 de gelegenheid zouden hebben om te laten weten of zij het eens waren geworden over genoegzame zekerheid voor het verhaalsbeslag. Bij e-mail van die dag hebben zij meegedeeld dat dit was gelukt in de vorm van een als bijlage meegezonden vermogensinstandhoudingsverklaring en dat [gedaagden] het verhaalsbeslag zou opheffen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 3] B.V. (hierna ook: de Vennootschap) richt zich met ca. 200 man aan personeel en vestigingen in Nederland, Spanje, Frankrijk, Groot Brittannië en Duitsland op activiteiten in de recyclingbranche wereldwijd.
De Vennootschap kwam in 2013 financieel in zwaar weer terecht.
2.2.
Recycling Solutions Investment Partners B.V. (RSIP) is een investeringsvehikel van private equity investeerder Capital A Fund V Holding Coöperatief U.A. RSIP is in 2015 opgericht om te investeren in de Vennootschap.
2.3.
EM Capital Partners B.V. (EM Capital) is de persoonlijke holdingvennootschap van [naam 2] .
2.4.
[gedaagde 2] was tot 17 november 2015 (indirect) enig bestuurder en enig aandeelhouder van de Vennootschap.
2.5.
[gedaagde 1] is door [gedaagde 2] opgericht en verkreeg op 16 november 2015 alle aandelen in het kapitaal van de Vennootschap.
2.6.
Op 17 november 2015 is tussen partijen een Investment Agreement (IA) gesloten. Bij akte van uitgifte van dezelfde dag zijn de 100.000 gewone aandelen en 2.300.000 preferente aandelen in de Vennootschap uitgegeven aan RSIP en de 13.333 gewone aandelen B1 aan EM Capital. Die dag is Tenfelde benoemd als enig statutair bestuurder van de Vennootschap.
2.7.
Recycling is in 2018 tegen [gedaagden] een procedure bij (de handelskamer van) deze rechtbank begonnen. Bij vonnis van 16 januari 2019 heeft de rechtbank de vordering van Recycling tot betaling van een vrijwaringsbedrag van € 500.000,- (inclusief wettelijke rente) toegewezen. [gedaagden] had in reconventie kort gezegd vernietiging van de IA op grond van misbruik van omstandigheden of bedreiging gevorderd. Deze vordering is afgewezen. [gedaagden] heeft hoger beroep ingesteld en vernietiging van de IA en de akte van uitgifte gevorderd. Het hoger beroep loopt nog.
2.8.
[gedaagden] heeft op 25 januari 2021 conservatoir verhaalsbeslag en leveringsbeslag gelegd op de aandelen van RSIP en EM Capital in de Vennootschap.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Recycling vordert:
( i) opheffing van het beslag;
(ii) [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot het verrichten van alle handelingen tot het uitvoeren van de onder (i) genoemde opheffing, inclusief al datgene te doen en te laten wat in dat verband vereist is, ter effectuering en ter uitvoering van de opheffing van het beslag, na betekening van het vonnis,
(iii) [gedaagden] te verbieden nogmaals beslag onder Recycling te leggen;
(iv) een dwangsom van € 100.000,- te verbinden aan (ii) en (iii); en
( v) [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten, met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
[gedaagden] vordert om, voor zover de vorderingen in conventie geheel of gedeeltelijk zouden worden toegewezen, RSIP en EM Capital op straffe van een dwangsom van € 10.000.000,- te verbieden hun aandelen in de Vennootschap te verkopen tot het in de procedure bij het Gerechtshof Amsterdam (rolnummer 200.260.559/01) te wijzen arrest gezag van gewijsde heeft gekregen. [gedaagden] vordert daarnaast om Recycling hoofdelijk in de proceskosten te veroordelen.
4.2.
Recycling voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, als het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
5.2.
Op de aandelen is zowel verhaalsbeslag gelegd als beslag tot levering. [gedaagden] heeft na de zitting het verhaalsbeslag opgeheven, nadat partijen het eens waren geworden over afdoende zekerheid in de vorm van een vermogensinstandhoudingsverklaring. Daarover hoeft dus niet meer te worden beslist.
5.3.
Resteert het beslag tot levering. Volgens Recycling kan de eis in de hoofdzaak - dat is het aanhangige hoger beroep van het vonnis van deze rechtbank van 16 januari 2019 - nooit leiden tot levering of afgifte van de beslagen aandelen. Daar wordt immers gevorderd om de IA en in ieder geval de akte van uitgifte te vernietigen. Als die vordering wordt toegewezen en de akte van uitgifte wordt vernietigd, dan zijn de aan EM Capital geleverde aandelen B1 en de aan RSIP geleverde preferente aandelen en aandelen B2 nietig. Die bestaan dan niet meer en hebben nooit bestaan. Ze kunnen dan dus ook niet meer aan [gedaagden] worden geleverd of afgegeven.
5.4.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat het begrip levering uit artikel 730 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een ruime betekenis heeft. Zo kan ook beslag tot levering worden gelegd door de huurder aan wie de terbeschikkingstelling van een woning wordt geweigerd.
5.5.
Dat is waar, maar in dat geval krijgt de huurder, als hij gelijk krijgt, uiteindelijk het gebruik van het goed waarop hij beslag heeft gelegd. Ook dat is een vorm van afgifte. In dit geval zouden de aandelen waarop beslag is gelegd verdwijnen en houdt [gedaagden] hooguit een hoger percentage gewone aandelen over. Dat is iets heel anders dan levering of afgifte van de beslagen goederen of zaken. Het komt erop neer dat op basis van deze vordering nooit een uitspraak kan worden verkregen die dit conservatoire beslag zal doen overgaan in een executoriaal beslag. Nu ook niet tijdig een andere hoofdzaak is ingesteld die daar wel toe kan leiden, moet het leveringsbeslag als vervallen worden beschouwd. Het zal voor zover nodig worden opgeheven.
5.6.
Voor een algemeen verbod aan [gedaagden] om opnieuw beslag te leggen is geen aanleiding, te minder nu inmiddels zekerheid is gesteld voor de vordering. Mocht [gedaagden] onverhoopt weer beslag willen leggen, dan zal deze uitspraak uiteraard moeten worden overgelegd bij het verzoek om verlof.
5.7.
[gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Recycling worden begroot op:
- dagvaarding € 85,81
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.768,81
in reconventie
5.8.
De voorwaarde waaronder de eis in reconventie is ingesteld is met het voorgaande vervuld, zodat die eis nu aan bod komt. Daarvoor geldt dat als [gedaagden] alsnog gelijk krijgt in de bodemzaak, hij zijn schade dankzij de gestelde zekerheid zal kunnen verhalen op Recycling. Dat wordt niet anders als de nu beslagen aandelen voordien verkocht zouden zijn. Daar staat tegenover dat een verbod om de aandelen te verkopen de destijds tussen partijen afgesproken exit na vijf jaar zou doorkruisen, waardoor Recycling ernstig zou worden benadeeld.
Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.9.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden gezien de samenhang met de conventie begroot op nihil.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
heft het op 25 januari 2021 ten laste van RSIP en EM Capital gelegde beslag tot levering op hun aandelen in de Vennootschap voor zover nodig op,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Recycling tot op heden begroot op € 1.768,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na heden tot aan de voldoening,
6.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.7.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van Recycling tot op heden begroot op nihil,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH