ECLI:NL:RBAMS:2021:1560

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
AMS 20/1440
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring woningtoewijzing na relatiebreuk en verblijf bij moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring voor woningtoewijzing door eiseres, die na een relatiebreuk met haar ex-partner in 2018 bij haar moeder in Wassenaar is gaan wonen. Eiseres had op 8 november 2019 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring in de gemeente Amstelveen, maar deze werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders op basis van drie weigeringsgronden. De rechtbank heeft op 11 februari 2021 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. H.J.G. Heijen, en verweerder door mr. E. Ossel.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem, omdat eiseres niet dakloos was en tijdelijk bij haar moeder verbleef. Daarnaast werd vastgesteld dat eiseres niet binnen een half jaar na haar verhuizing een urgentieverklaring had aangevraagd, wat een vereiste was volgens de Huisvestingsverordening Amstelveen. Eiseres voerde aan dat zij door huiselijk geweld niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen, maar de rechtbank vond deze argumenten niet voldoende onderbouwd.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder in redelijkheid kon plaatsvinden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde dat de weigering van de urgentieverklaring niet leidde tot een schrijnende situatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/1440

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Wassenaar, eiseres

(gemachtigde: mr. H.J.G. Heijen)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,verweerder
(gemachtigde: mr. E. Ossel).

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring voor woningtoewijzing afgewezen.
Bij besluit van 18 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.1
Eiseres woonde met haar ex-partner en hun twee minderjarige kinderen in een woning in Amstelveen. Nadat de relatie is verbroken, is eiseres per 20 juli 2018 met haar twee kinderen ingetrokken bij haar moeder in Wassenaar. De ex-partner van eiseres is blijven wonen in Amstelveen.
1.2
Op 8 november 2019 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een woning in de gemeente Amstelveen.
2. In het bestreden besluit handhaaft verweerder het primaire besluit. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat sprake is van drie weigeringsgronden. Ten eerste is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem. Daarnaast is eiseres verhuisd vanuit de gemeente Amstelveen zonder eerst te zorgen voor adequate woonruimte. Ten slotte woont eiseres niet twee onafgebroken jaren in de gemeente Amstelveen. Eiseres had de mogelijkheid om binnen een half jaar na vertrek een urgentie aan te vragen, maar heeft dit nagelaten. Ook de hardheidsclausule is niet van toepassing, nu geen sprake is van een uitzonderlijke situatie.
3. Eiseres is het hier niet mee eens en voert het volgende aan. Zij is met haar kinderen uit de woning in Amstelveen gevlucht, omdat sprake was van een onhoudbare situatie. Eiseres is mentaal en fysiek bedreigd en mishandeld door haar ex-partner. Vanwege deze situatie kan eiseres niet worden verweten dat zij eerst adequate woonruimte had moeten zoeken voordat zij verhuisde. Vanwege het huiselijk geweld tijdens de relatie, kampen eiseres en haar kinderen nog steeds met psychische problemen. Voorafgaand aan de aanvraag heeft eiseres veertien jaren onafgebroken in de gemeente Amstelveen gewoond. Eiseres was dermate getraumatiseerd dat zij niet in staat was een half jaar na de verhuizing een urgentieverklaring aan te vragen. De kinderen verblijven drie dagen per week bij hun vader en hebben, vanwege school en hun sociale netwerking, binding met de gemeente Amstelveen. Het verblijf in de woning van de moeder van eiseres is tijdelijk; haar moeder is bejaard en zij bivakkeren in de logeerkamer. Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule, vanwege deze uitzonderlijke omstandigheden.
Toetsingskader
4.1
De wettelijke regels die zijn toegepast bij de beoordeling van deze zaak zijn opgenomen in de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
4.2
Uit de artikelen in de Huisvestingsverordening Amstelveen 2018 (hierna: de Huisvestingsverordening) en de uitwerking daarvan in de Uitvoeringsregels Wonen Amstelveen 2019 (hierna: Uitvoeringsregels) blijkt dat verweerder alleen in uitzonderlijke gevallen een urgentie verleent. Doet zich een weigeringsgrond voor, dan wordt de aangevraagde urgentie door verweerder afgewezen.
4.3
Verweerder heeft bij zijn bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid. Dit leidt ertoe dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend moet toetsen.
Algemene weigeringsgronden
5.1
In geschil is ten eerste de vraag of voldaan is aan de algemene weigeringsgronden.
5.2
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het huisvestingsprobleem van eiseres niet urgent is, zoals is bedoeld in artikel 2.6.5, eerste lid, onder b, van de Huisvestingsverordening. Deze bepaling is verder uitgewerkt in artikel 2.2, onder b, van de Uitvoeringsregels. Daarin staat dat het huisvestingsprobleem urgent is als de aanvrager dakloos is of dat zeer binnenkort zal worden. Verder staat in deze bepaling dat inwonen bij een ander huishouden of een te klein huishouden, geen urgent huisvestingsprobleem oplevert. Eiseres betoogt dat sprake is van een urgent huisvestingsprobleem, omdat haar moeder op leeftijd is en eiseres met haar kinderen op de logeerkamer verblijft. Hoewel de situatie van eiseres zeker geen ideale situatie is, is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daarmee sprake is van een situatie van dakloosheid op korte termijn.
5.3
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen stellen dat de aanvraag kon worden geweigerd, omdat eiseres is verhuisd zonder eerst adequate woonruimte te zoeken zoals is bepaald in artikel 2.6.5, eerste lid, onder e, van de Huisvestingsverordening. Deze bepaling is verder uitgewerkt in artikel 2.2, onder e, van de Uitvoeringsregels. Daarin staat dat de urgentieverklaring wordt geweigerd indien het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van de aanvrager. Eiseres is in juli 2018 verhuisd vanuit de woning van haar ex-partner naar de woning van haar moeder, zonder te zorgen voor adequate woonruimte voor zichzelf en haar kinderen. De rechtbank overweegt dat het betoog van eiseres, dat zij destijds psychisch niet in staat was adequate woonruimte te zoeken voordat zij verhuisde, niet heeft onderbouwd en derhalve niet aannemelijk heeft gemaakt.
5.4
Ook is de rechtbank van oordeel dat de derde weigeringsgrond van toepassing is, omdat eiseres niet twee onafgebroken jaren voorafgaand aan de aanvraag in de gemeente Amstelveen heeft gewoond, zoals is vermeld in artikel 2.6.5, eerste lid, onder i, van de Huisvestingsverordening. Uit de Basisregistratie Personen blijkt immers dat eiseres sinds juli 2018 is ingeschreven in de gemeente Wassenaar, terwijl de aanvraag is gedaan op
8 november 2019. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting aangegeven dat eiseres niet betwist dat zij vanaf juli 2018 is verhuisd vanuit de gemeente Amstelveen, maar dat sprake is van de in de bepaling genoemde uitzondering. Bij deze weigeringsgrond wordt namelijk een uitzondering gemaakt als sprake is van een verhuizing vanwege een relatiebreuk en van schoolgaande kinderen. In dat geval kan binnen een half jaar na vertrek uit Amstelveen een urgentieverklaring worden aangevraagd. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet voldaan heeft aan de eis van de uitzonderingssituatie, nu zij niet binnen een half jaar na vertrek uit de gemeente Amstelveen een urgentieverklaring heeft aangevraagd. Het betoog van eiseres dat haar dit niet verweten kan worden, omdat zij kampte met psychische problemen, volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft de psychische problematiek niet nader onderbouwd en derhalve niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was binnen een half jaar na vertrek een urgentieverklaring aan te vragen.
Hardheidsclausule
6. Ten slotte heeft naar het oordeel van de rechtbank verweerder in redelijkheid kunnen besluiten geen toepassing te geven aan de in artikel 2.6.11, eerste lid, van de Huisvestingsverordening neergelegde hardheidsclausule. Hoewel de rechtbank erkent dat eiseres zich in een lastige situatie bevindt en dat zij belang heeft bij het beschikken over een zelfstandige woning, leidt de rechtbank uit de naar voren gebrachte omstandigheden niet af dat de weigering van een urgentieverklaring tot een schrijnende situatie leidt. Eiseres en haar kinderen zijn niet dakloos en dreigen dit evenmin te worden. Het is begrijpelijk dat eiseres wenst te wonen in een omgeving die haar kinderen bekend is, maar dit maakt niet dat sprake is van een noodsituatie in de zin van de Huisvestingsverordening. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank verzocht de huidige situatie te betrekken in haar oordeel. De huidige situatie is volgens eiseres nog schrijnender, nu de kinderen een groot deel van de week bij hun vader verblijven en dus evident is dat zij een sterke binding hebben met de gemeente Amstelveen. Ook de coronasituatie maakt het volgens eiseres nog onwenselijker om in een klein huis met haar moeder te verblijven. Wat daar ook van zij, deze omstandigheden maken het oordeel van de rechtbank niet anders.
Conclusie
7. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres in redelijkheid kunnen afwijzen.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
BIJLAGE
Artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef, van de Huisvestingsverordening gemeente Amstelveen 2018, (hierna: de Huisvestingsverordening) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem;
e. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van zijn huishouden;
i. de aanvrager en alle leden van zijn huishouden, die in de periode direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag blijkens diens inschrijving in de basisadministratie niet tenminste twee jaar onafgebroken in de gemeente waar de urgentieverklaring wordt aangevraagd woonachtig was, tenzij één of meerdere leden van het huishouden van aanvrager schoolgaande kinderen zijn en de aanvrager en zijn huishouden vanwege een relatiebreuk tussen aanvrager en diens partner is verhuisd naar een inwoonadres buiten Amstelveen en binnen een half jaar na vertrek uit Amstelveen een urgentieverklaring heeft aangevraagd.
Artikel 2.6.11, eerste lid, van de Huisvestingsverordening bepaalt dat burgemeester en wethouders, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd zijn om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie (a) en, sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn (b), hierna te noemen: de hardheidsclausule.
In de Uitvoeringsregels Wonen Amstelveen 2019 (hierna: de Uitvoeringsregels) zijn nadere regels opgenomen over het verlenen en intrekken van urgentieverklaringen. Artikel 2.2 van de uitvoeringsregels luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden (cursief wordt de desbetreffende bepaling uit de huisvestingsverordening geciteerd):
- artikel 2.2 onder b; er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem;
Er is sprake van een urgent huisvestingsprobleem als het huishouden van aanvrager dakloos is of zeer binnenkort dakloos zal worden. Met dakloosheid wordt gelijkgesteld de situatie waarin het huishouden van aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders als gevolg van een probleem met de huisvesting redelijkerwijs geen gebruik meer geacht wordt te kunnen maken van de tot dan toe bewoonde woning. In de volgende gevallen is in ieder geval op zichzelf staand geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem: (…) het huishouden van aanvrager is te klein of te groot behuisd en (…) de aanvrager woont op dit moment bij een ander huishouden in.
- artikel 2.2 onder e; het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van zijn huishouden;
Hiervan is in ieder geval sprake:
(…)
als de aanvrager zonder eerst te zorgen voor adequate woonruimte voor hem en zijn huishouden naar de desbetreffende gemeente is verhuisd
- artikel 2.2 onder i; de aanvrager in de periode direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag niet tenminste twee jaar onafgebroken in de gemeente waar de urgentieverklaring wordt aangevraagd woonachtig was.