Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
ongegrond.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager die zijn rijbewijs terugvorderde. Het rijbewijs was ingevorderd op 20 december 2020, nadat klager had geweigerd medewerking te verlenen aan een ademanalyse, wat leidde tot verdenking van overtreding van artikel 163 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994. De klager, een restauranthouder, voerde aan dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk en om zijn gezin te ondersteunen, vooral gezien de omstandigheden van zijn hoogzwangere vrouw en zijn zieke opa. De officier van justitie, mr. P. van Laere, verzet zich tegen de teruggave van het rijbewijs, verwijzend naar de eerdere veroordelingen van klager voor rijden onder invloed en de serieuze verdenking van alcoholgebruik. De rechtbank heeft de inhouding van het rijbewijs rechtmatig geacht, gezien de omstandigheden en het gedrag van klager tijdens de controle. De rechtbank concludeerde dat het belang van de openbare veiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van klager, en verklaarde het klaagschrift ongegrond.