ECLI:NL:RBAMS:2021:1554

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
RK 21/93
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering wegens weigering ademanalyse

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager die zijn rijbewijs terugvorderde. Het rijbewijs was ingevorderd op 20 december 2020, nadat klager had geweigerd medewerking te verlenen aan een ademanalyse, wat leidde tot verdenking van overtreding van artikel 163 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994. De klager, een restauranthouder, voerde aan dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk en om zijn gezin te ondersteunen, vooral gezien de omstandigheden van zijn hoogzwangere vrouw en zijn zieke opa. De officier van justitie, mr. P. van Laere, verzet zich tegen de teruggave van het rijbewijs, verwijzend naar de eerdere veroordelingen van klager voor rijden onder invloed en de serieuze verdenking van alcoholgebruik. De rechtbank heeft de inhouding van het rijbewijs rechtmatig geacht, gezien de omstandigheden en het gedrag van klager tijdens de controle. De rechtbank concludeerde dat het belang van de openbare veiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van klager, en verklaarde het klaagschrift ongegrond.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/324203-20
RK: 21/93
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres], [plaats],
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 7 januari 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Gelet op de omstandigheden rondom het coronavirus heeft in onderhavige zaak geen raadkamerzitting plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de raadsman van klager, mr. B.J. Tieman, hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het klaagschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten per e-mail.
De rechtbank heeft op 13 en 20 januari 2021 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van klager ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
De raadsman heeft in het klaagschrift – kort samengevat – naar voren gebracht dat er geen reden was om klager te controleren, dat de medische aandoening (FMF, Familiaire Mediterrane Koorts) van klager genegeerd is en dat er dus ten onrechte is geconcludeerd dat klager de blaastest heeft geweigerd, alsook dat de onmogelijkheid voor klager om een arts bloed te laten afnemen maakt dat klager niet beboet of veroordeeld zal kunnen worden, en dus dat het inhouden van klagers rijbewijs niet rechtmatig is. Als de bloedtest had plaatsgevonden, dan was er volgens de raadsman geen sprake geweest van weigering en dan hadden we ook geweten hoe het nu precies stond met het bloedalcoholgehalte van klager. De raadsman meent dat klager moet worden vrijgesproken en dat dat nu al duidelijk genoeg is om klager niet langer zijn rijbewijs te onthouden.
Verder heeft de raadsman ook naar voren gebracht dat klager voor de aanhouding met bestellingen rond reed voor zijn restaurant en dat hij aan het werk was. Om met frisse adem bij klanten aan te komen spoelt hij regelmatig zijn mond met Listerine en bij nader onderzoek blijkt dat dit een aanzienlijk percentage alcohol bevat en ook een ademtest kan beïnvloeden.
Klager heeft in zijn klaagschrift verder betoogd zijn rijbewijs dringend nodig te hebben. Hij is restauranthouder en moet uit dien hoofde bezorgingen doen. Ook heeft klager thuis drie kleine kinderen en een hoogzwangere vrouw zodat ook het niet kunnen uitvoeren van vervoer van zijn kinderen in voorkomend geval en vooral zijn zwangere vrouw bij noodzaak in het kader van zwangerschap/bevalling, erg problematisch is. Tot slot is de opa van klager opgenomen in het ziekenhuis door het coronavirus en krijgt hij binnenkort een batterij in zijn hart. Klager helpt zijn opa bij zijn medische afspraken en bij het doen van boodschappen. Als klager geen rijbewijs heeft, kan hij zijn opa niet meer goed ondersteunen.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Klager heeft geweigerd medewerking te verlenen aan een ademanalyse en hij heeft meerdere antecedenten voor artikel 8 WVW 1994 (2011 en 2013). Daarnaast is klager veroordeeld voor een snelheidsovertreding in 2017. Volgens de officier van justitie is er een serieuze verdenking van alcoholgebruik. De verbalisanten hebben verder geen bijzonderheden gezien bij klager tijdens het afnemen van de blaastest. Zij zagen wel tegenwerkend gedrag. Nu er op korte termijn, namelijk op 19 april 2021 een zitting bij de politierechter is, meent de officier van justitie dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard. Zowel de richtlijnen van het Openbaar Ministerie als de oriëntatiepunten van de rechtbank gaan uit van een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid, die de termijn tot aan de geplande zitting overschrijdt. Daarom is er geen reden om nu al tot een teruggave over te gaan.

4.De beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 163 lid 2 WVW 1994 gepleegd te Amsterdam.
Het proces-verbaal houdt onder meer in dat klager heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een ademanalyse.
Op 20 december 2020 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 24 december 2020 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs 9 maanden tot uiterlijk 16 september 2021 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 24 december 2020 blijkt onder meer dat klager twee keer is veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol, artikel 8 WVW 1994, in 2011 en in 2013 en dat hij in 2017 is veroordeeld voor een snelheidsovertreding.
Op 19 april 2021 zal de strafzaak tegen klager worden behandeld.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat klager heeft geweigerd mee te werken aan een ademanalyse en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt allereerst dat klager, gelet op de waarnemingen van de verbalisanten met betrekking tot het rijgedrag van klager, staande kon worden gehouden.
Gelet op de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht en het strafblad van klager en ondanks zijn persoonlijke omstandigheden moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, niet korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Klager wordt er immers van verdacht dat hij medewerking aan een ademanalyse heeft geweigerd. Dit is gebaseerd op de bevindingen van de verbalisanten dat klager niet goed meewerkte. Ook volgt daaruit dat klager niet ondubbelzinnig een beroep heeft gedaan op bijzondere geneeskundige redenen op grond waarvan een ademonderzoek voor hem onwenselijk zou zijn. Daarbij merkt de rechtbank op dat klager bij de politie geen beroep heeft gedaan op de door de raadsman genoemde aandoening.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan die bevindingen van de verbalisanten te twijfelen.
Gelet op de verdenking, het geconstateerde rijgedrag en de waarneming van de verbalisanten dat de adem van klager rook naar alcohol, dat hij sprak met dubbele tong en dat hij onvast ter been was, alsmede de bevinding dat verdachte op enig moment zou hebben gezegd dat hij had gedronken, dient het strafvorderlijk belang bij voortduring van de inhouding te prevaleren aan het persoonlijke belang van klager.
Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 26 januari 2021 door
mr. P.L.C.M. Ficq, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.