ECLI:NL:RBAMS:2021:1551

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
RK 21/386
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering wegens rijden onder invloed

Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Het klaagschrift was ingediend door een klager wiens rijbewijs was ingevorderd na een overtreding van artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet, waarbij hij een alcoholgehalte van 605 µg/l had geblazen. De klager, die werkzaam is als IT-manager, verzocht de rechtbank om teruggave van zijn rijbewijs, omdat hij zowel in zijn werk als privé hinder ondervond van de invordering. De officier van justitie, mr. P. van Laere, gaf aan zich niet te verzetten tegen de teruggave van het rijbewijs, ondanks de eerdere overtredingen van de klager. De rechtbank overwoog dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat rekening gehouden moest worden met de persoonlijke omstandigheden van de klager. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan de klager. Deze beslissing werd genomen door rechter mr. P.L.C.M. Ficq, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Tegen deze beschikking staat voor de klager beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/011474-21
RK: 21/386
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres], [plaats],
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. C.H.C. Houben,
[kantooradres],
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 21 januari 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Gelet op de omstandigheden rondom het coronavirus heeft in onderhavige zaak geen raadkamerzitting plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de raadsvrouw van klager, mr. C.H.C. Houben, hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het klaagschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten per e-mail.
De rechtbank heeft op 25 en 26 januari 2021 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw van klager ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
De raadsvrouw heeft in het klaagschrift – kort samengevat – naar voren gebracht dat het niet overeen komt met de oriëntatiepunten van de rechtbank, indien klager een langere rijontzegging opgelegd krijgt. Daarnaast ondervindt klager zowel qua werk als privé dermate veel hinder van het ingevorderd rijbewijs. Dit is dan ook een enorm grote les geweest voor klager. Klager hoopt spoedig zijn werkzaamheden als IT-manager op te kunnen pakken en zijn dochters weer te kunnen ophalen met de auto. Klager heeft de rechtbank verzocht het standpunt van de officier van justitie over te nemen en over te gaan tot gegrondverklaring van het klaagschrift.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich niet te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het rijbewijs is terecht ingehouden, nu klager 605 µg/l heeft geblazen. Klager is verder eerder in aanraking gekomen met justitie voor verkeerszaken (in 2009 voor artikel 8 WVW 1994 en in 2020 voor artikel 62 RVV). Er is echter geen zittingsdatum bekend voor de OM-hoorzitting. De officier van justitie houdt daarbij rekening met het feit dat het Openbaar Ministerie niet in de gelegenheid is om een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (OBM) op te leggen en pas na een eventuele OM-hoorzitting zal verzet mogelijk zijn. Dit is een onwenselijke situatie. Tot slot verwacht de officier van justitie in deze zaak niet dat een onvoorwaardelijke OBM van een langere duur dan de tijd gedurende die het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden geweest, zal worden opgelegd. De officier van justitie meent, gelet op het voorgaande, dat het klaagschrift door de rechtbank gegrond kan worden verklaard.

4.De beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8 lid 2 WVW 1994, gepleegd te Amsterdam op 6 januari 2021.
Het proces-verbaal houdt onder meer in dat de uitslag van het bij klager afgenomen ademonderzoek 605 µg/l (microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) bedroeg.
Op 6 januari 2021 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 14 januari 2021 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs vier maanden tot uiterlijk 6 mei 2021 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 14 januari 2021 blijkt onder meer dat klager een keer eerder is veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol, artikel 8 WVW 1994, in 2009 en dat hij in 2020 is veroordeeld voor een snelheidsovertreding.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van klager hoger was dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht, moet – gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager – ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager.
Deze beslissing is gegeven op 28 januari 2021 door
mr. P.L.C.M. Ficq, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.