ECLI:NL:RBAMS:2021:1550

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
RK 21/42
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering wegens rijden onder invloed

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 januari 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van een klager wiens rijbewijs was ingevorderd. Het klaagschrift werd ingediend op 4 januari 2021, en gezien de coronamaatregelen vond er geen zitting plaats. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de raadsman van klager, mr. M. Heikens, hebben aangegeven dat de zaak schriftelijk kon worden behandeld. De rechtbank ontving op 25 en 26 januari 2021 de standpunten van beide partijen per e-mail.

De klager, een zzp'er werkzaam als loodgieter, had zijn rijbewijs dringend nodig voor zijn werk. Hij erkende dat hij met drank op had gereden, maar vroeg om teruggave van zijn rijbewijs. De officier van justitie steunde de teruggave, ondanks dat klager eerder in aanraking was gekomen met justitie voor verkeersdelicten. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat de persoonlijke omstandigheden van klager in overweging moesten worden genomen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager.

De beslissing is genomen door rechter mr. P.L.C.M. Ficq, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Klager heeft het recht om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/322605-20
RK: 21/42
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres], [plaats],
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. M. Heikens,
[kantooradres],
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 4 januari 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Gelet op de omstandigheden rondom het coronavirus heeft in onderhavige zaak geen raadkamerzitting plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de raadsman van klager, mr. M. Heikens, hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het klaagschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten per e-mail.
De rechtbank heeft op 25 en 26 januari 2021 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van klager ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
De raadsman heeft in het klaagschrift – kort samengevat – naar voren gebracht dat klager zich realiseert dat met drank op rijden meer dan stom is. Klager realiseert zich dat hij niet alleen zichzelf, maar ook anderen daarmee in gevaar kon brengen. Klager heeft zijn rijbewijs echter dringend nodig, in verband met het werk wat hij uitvoert (loodgieter) als zzp’er. De raadsman deelt verder het standpunt van de officier van justitie dat er geen onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (OBM) voor een langere duur zal worden uitgesproken, zodat verzocht wordt om gegrondverklaring van het klaagschrift.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich niet te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het rijbewijs is terecht ingehouden, nu klager 685 µg/l heeft geblazen. Klager is verder eerder in aanraking gekomen met justitie voor verkeerszaken (in 2007 voor artikel 8 WVW 1994 en in 2019 voor overtreding van de RVV). Er is echter geen zittingsdatum bekend voor de OM-hoorzitting. De officier van justitie houdt daarbij rekening met het feit dat het Openbaar Ministerie niet in de gelegenheid is om een voorwaardelijke OBM op te leggen en pas na een eventuele OM-hoorzitting zal verzet mogelijk zijn. Dit is een onwenselijke situatie. Tot slot verwacht de officier van justitie in deze zaak niet dat een onvoorwaardelijke OBM van een langere duur dan de tijd gedurende die het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden geweest, zal worden opgelegd. De officier van justitie meent, gelet op het voorgaande, dat het klaagschrift door de rechtbank gegrond kan worden verklaard.

4.De beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8 lid 2 WVW 1994, gepleegd te Amsterdam op 12 december 2020.
Het proces-verbaal houdt onder meer in dat de uitslag van het bij klager afgenomen ademonderzoek 685 µg/l (microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) bedroeg.
Op 13 december 2020 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 22 december 2020 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs vier maanden tot uiterlijk 12 april 2021 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 22 december 2020 blijkt onder meer dat klager een keer eerder is veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol, artikel 8 WVW 1994, in 2007 en dat hij in 2019 is veroordeeld voor een verkeersovertreding.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van klager hoger was dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht, moet – gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager – ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager.
Deze beslissing is gegeven op 28 januari 2021 door
mr. P.L.C.M. Ficq, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.