ECLI:NL:RBAMS:2021:1549

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
RK 21/103
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 164 lid 8 Wegenverkeerswet 1994 betreffende teruggave rijbewijs na invordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die zijn rijbewijs had verloren door een overtreding van de maximumsnelheid. Het klaagschrift was ingediend op 7 januari 2021 en betreft de teruggave van het rijbewijs dat op 5 januari 2021 was ingevorderd na een snelheidsovertreding van 59 kilometer per uur boven de toegestane snelheid. De klager, eigenaar van een autobedrijf, heeft in zijn klaagschrift aangegeven dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk en dat de invordering van het rijbewijs een grote impact op zijn leven heeft. De officier van justitie, mr. P. van Laere, heeft aangegeven dat de invordering terecht was, maar dat er rekening gehouden kan worden met de persoonlijke omstandigheden van de klager. De rechtbank heeft de inhouding van het rijbewijs rechtmatig geacht, maar heeft besloten dat de klager zijn rijbewijs terug kan krijgen met ingang van 4 maart 2021. De rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt na deze datum. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. C.T. St Rose, en er staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 21/103
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres], [plaats],
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. J.H.L. Antonides,
[kantooradres],
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 7 januari 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Gelet op de omstandigheden rondom het coronavirus heeft in onderhavige zaak geen raadkamerzitting plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie, mr. P. van Laere, als de raadsman van klager, mr. J.H.L. Antonides, hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het klaagschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten per e-mail.
De rechtbank heeft op 17 en 26 januari 2021 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van klager ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
In het klaagschrift heeft de raadsman opgenomen dat klager inderdaad te hard gereden heeft en dat hij daar spijt van heeft. De aanhouding en onmiddellijke invordering van het rijbewijs heeft op klager een dusdanige indruk gemaakt dat het gevaar voor herhaling niet meer aanwezig is.
Klager heeft in zijn klaagschrift betoogd zijn rijbewijs dringend nodig te hebben voor zijn werk. Hij is eigenaar van een autobedrijf. Klager weet wat hij op het spel heeft gezet en dat hij niet nog een kans zal krijgen om zijn werk te behouden. Verlies van het werk zal onherstelbaar (financiële) gevolgen hebben voor klager. In deze tijd zal het daarnaast (zeker met het gemis van het rijbewijs) bijna onmogelijk zijn om ander werk te vinden.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het rijbewijs terecht is ingehouden, omdat er veel te hard is gereden op 4 januari 2021. Klager heeft niets tegen de politie willen verklaren, behalve dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Klager is verder vaker veroordeeld voor verkeersovertredingen (voor te hard rijden en het vervoer van gevaarlijke stoffen). De officier van justitie wil rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van klager en met het feit dat aan hem nog niet eerder een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (OBM) is opgelegd. De officier van justitie zou bij een inhoudelijke zitting een gedeeltelijk voorwaardelijke OBM met een onvoorwaardelijk deel van twee maanden vorderen. Het klaagschrift kan daarom, volgens de officier van justitie, gedeeltelijk gegrond worden verklaard en het rijbewijs zou per 4 maart 2021 kunnen worden geretourneerd aan klager.

4.De beoordeling

Tegen klager is op proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd te Badhoevedorp op 4 januari 2021.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 59 kilometer per uur.
Op 5 januari 2021 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 12 januari 2021 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs vier maanden wordt ingehouden tot uiterlijk 5 mei 2021.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 11 januari 2021 blijkt onder meer dat klager eerder is veroordeeld voor verkeersovertredingen en voor art. 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager is niet uitgesloten dat dat de officier van justitie op de TOM-zitting dan wel de kantonrechter te zijner tijd in de strafzaak ruimte ziet een inhouding van het rijbewijs voor een kortere duur te compenseren met een (hogere) geldboete, taakstraf of het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat klager zijn rijbewijs terug dient te krijgen met ingang van 4 maart 2021. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor de officier van justitie of kantonrechter om later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overtreft. Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 4 maart 2021.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 4 maart 2021.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, met ingang van 4 maart 2021.
Deze beslissing is gegeven op 1 februari 2021 door
mr. P.L.C.M. Ficq, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.