In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2021 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde was eerder door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 40 dagen zou worden opgelegd. Het Openbaar Ministerie heeft op 7 december 2020 besloten om de vervangende hechtenis toe te passen, omdat de veroordeelde niet met de taakstraf was begonnen. Het bezwaarschrift werd op 17 december 2020 ingediend en richtte zich tegen deze beslissing van het Openbaar Ministerie.
De raadsman van de veroordeelde voerde aan dat de veroordeelde inmiddels was veroordeeld tot een ISD-maatregel van 2 jaren, waardoor het uitvoeren van de taakstraf niet meer mogelijk was. De politierechter heeft de stukken in de zaak bestudeerd, waaronder het vonnis van 3 maart 2020 en een rapport van Reclassering Nederland. Tijdens de openbare zitting op 16 februari 2021 zijn zowel de officier van justitie als de raadsman gehoord. De officier van justitie steunde het verzoek van de raadsman om het bezwaarschrift gegrond te verklaren.
De politierechter heeft geoordeeld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en dat de veroordeelde door de ISD-maatregel niet in staat was om de taakstraf uit te voeren. Daarom heeft de politierechter het bezwaarschrift gegrond verklaard en bepaald dat de veroordeelde geen uren taakstraf meer hoeft te verrichten. Deze beslissing is genomen in het belang van de veroordeelde, gezien de omstandigheden van de ISD-maatregel en de onredelijkheid van de tenuitvoerlegging van de taakstraf.