ECLI:NL:RBAMS:2021:1486

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3637
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van subjectief ervaren cognitieve klachten zonder nieuwe medische informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering had aangevraagd, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, die sinds 1 november 2017 arbeidsongeschikt was door lichamelijke en psychische klachten, had op 8 oktober 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had haar aanvraag afgewezen op 26 november 2019 en het bezwaar ongegrond verklaard op 24 juni 2020. Eiseres stelde dat haar beperkingen niet goed waren beoordeeld, met name haar geheugenklachten, en dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met haar subjectief ervaren cognitieve klachten.

De rechtbank oordeelde dat het UWV zijn besluiten mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordelingen zou kunnen ondermijnen. Eiseres had geen nadere medische informatie ingebracht die haar standpunt kon onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd waarom de geselecteerde functies geschikt waren voor eiseres, ondanks haar geheugenklachten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de WIA-uitkering door het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/3637

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres, (hierna: [eiseres] )

(gemachtigde: [naam] ),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: het UWV),
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Met het besluit van 26 november 2019 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van [eiseres] om een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) afgewezen.
Met het besluit van 24 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 februari 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. [eiseres] is werkzaam geweest als [functie] bij een [werkgever] . Zij is per
1 november 2017 uitgevallen voor haar werk wegens lichamelijke en psychische klachten. Aan [eiseres] is per 1 november 2017 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
2. [eiseres] heeft op 8 oktober 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. In het kader van deze WIA aanvraag heeft het UWV onderzoek laten doen naar de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Na medisch en arbeidskundig onderzoek is [eiseres] 33,58% arbeidsongeschikt bevonden. Op grond daarvan heeft het UWV het primaire besluit genomen.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiseres] heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw naar de medische klachten van [eiseres] gekeken. Deze verzekeringsarts heeft op grond van een verslag van de behandelend neuroloog van [eiseres] van 22 januari 2020 in zijn rapport van 19 juni 2020 vastgesteld dat de primaire medische beoordeling niet kan worden gehandhaafd en heeft de functionele mogelijkhedenlijst (FML) aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 23 juni 2020 geoordeeld dat niet alle functies geschikt zijn voor [eiseres] maar heeft hiervoor andere passende functies kunnen selecteren. Met deze passende functies blijft [eiseres] voor minder dan 35% arbeidsongeschikt. Daarom is met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.
Standpunt van [eiseres]
4. [eiseres] stelt dat zij meer beperkt is dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Met name is onvoldoende rekening gehouden met de beperkingen die zij ondervindt door haar geheugenklachten. Hiervan is de oorzaak niet duidelijk. Mogelijk is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte uitgegaan van alleen stress gerelateerde geheugenklachten. Als wordt uitgegaan van de beleving van [eiseres] is het logisch dan ook de geheugenklachten die zij ervaart buiten stressvolle momenten mee te nemen. Verder vindt zij dat de uitkomsten van het ‘kort standaard testonderzoek’ van de neuroloog niet voldoende zorgvuldig zijn om een FML op te baseren.
5. Met betrekking tot de arbeidsdeskundige beoordeling voert [eiseres] aan dat het arbeidsdeskundige onderzoek - kort gezegd - niet zorgvuldig is verricht. De arbeidsdeskundige had met de verzekeringsarts moeten overleggen alvorens te oordelen dat [eiseres] deze functies wel kan uitoefenen.
Het oordeel van de rechtbank
6.1.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt zij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
6.2.
De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Bij de beoordeling maakt de verzekeringsarts op grond van het zesde lid zo veel mogelijk gebruik van wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid kunnen ondersteunen.
6.3.
In deze zaak moet de rechtbank de vraag beantwoorden of het bestreden besluit op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag berust.
6.4
De rechtbank stelt verder bij haar beoordeling voorop dat het UWV zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. De rapporten moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan [eiseres] om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Om aannemelijk te maken dat de in de medische rapporten gegeven beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een regulier medicus noodzakelijk.
Medische beoordeling
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek van de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig geweest. [eiseres] is door de primaire verzekeringsarts op spreekuur gezien. [eiseres] is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de hoorzitting gezien. Beide verzekeringsartsen hebben het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft informatie opgevraagd bij de neuroloog en heeft dit meegenomen in de beoordeling.
8. Uit de informatie van de neuroloog blijkt dat sprake is van subjectief ervaren cognitieve klachten (SCD). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom in zijn rapport van 8 september 2020 terecht geconcludeerd dat er geen onderliggende afwijkingen met betrekking tot de geheugenklachten zijn geobjectiveerd. Omdat de neuroloog vervolgdiagnostiek heeft geadviseerd, is besloten uit te gaan van mogelijke aanwezigheid van een onderliggende aandoening (temporale epilepsie). Met het toch aannemen van een aantal beperkingen is [eiseres] dus niet benadeeld. Er is echter geen reden om verdergaande beperkingen op te nemen, zoals [eiseres] stelt. Verder stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht dat de brief van de neuroloog een uitgebreide weergave bevat van gegevens in anamnese en diagnostiek met bijbehorende conclusies, waarop de belastbaarheid op datum in geding gebaseerd kan worden. Als eventuele vervolgonderzoeken andere feiten naar voren brengen die zouden moeten leiden tot een ander standpunt, dan kunnen deze worden ingebracht of kan om een herbeoordeling worden verzocht. [eiseres] heeft echter geen nadere medische informatie ingebracht. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht opgemerkt dat in de beroepsfase niet is gebleken van ernstige problemen, bijvoorbeeld een ernstige aanval van epilepsie, instelling op anti-epileptica ofwel het optreden van letsel of afwijkingen, terwijl bijna een jaar is verstreken. Ook op de zitting bij de rechtbank heeft [eiseres] dit niet vermeld. Zij heeft alleen aangegeven dat zij behandeld zal gaan worden door een neuroloog, maar dat deze behandeling nog niet is gestart vanwege COVID-19.
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de medische beoordeling van het bestreden besluit op een juiste grondslag berust.
Arbeidskundige beoordeling
10. Uitgaande van de op 19 juni 2020 aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem dezelfde drie functies voor [eiseres] geduid en heeft waar nodig toegelicht waarom deze functies haar beperkingen niet te boven gaan. Volgens [eiseres] kan zij de functie [functie] , [functie] , [naam] niet vervullen. Het afwisselen tussen cijfers en letters verloopt bij haar traag. Dat blijkt uit het onderzoek van de neuroloog. Het kan volgens [eiseres] niet van een werkgever gevraagd worden om haar deze functies te laten vervullen indien zij dit uitermate traag zal vervullen. Bovendien is er volgens [eiseres] sprake van cognitief complexe taken met een hoge aanspraak op het onmiddellijke geheugen. Dat het afwisselen tussen cijfers en letters traag verloopt is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen reden om de functie niet te kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep licht in zijn rapport van 21 december 2020 toe dat het gaat om het registreren van bepaalde gegevens, waarbij deze gegevens overgenomen dienen te worden. Vervolgens worden deze gegevens nog gecontroleerd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verwacht dat door middel van compensatiestrategieën de registratiesnelheid zal toenemen.
11. Met betrekking tot de functie [functie] heeft [eiseres] aangevoerd dat zij deze functie niet kan uitvoeren omdat deze functie een groot beroep doet op haar onmiddellijke geheugen. Volgens [eiseres] zal zij in deze functie met een hoge mate van accuratesse moeten werken en flexibel moeten zijn. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is [eiseres] op deze punten niet beperkt en kan zij de geheugenklachten ondervangen met compensatiestrategieën.
12. Volgens de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor [eiseres] . De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft overleg gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep over deze functies in relatie tot de geheugenklachten van [eiseres] . Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er geen medische bezwaren voor het vervullen van deze functies. Bovendien kan [eiseres] compensatiestrategieën gebruiken om haar geheugenklachten te ondervangen. De rechtbank heeft in het dossier verder geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat de geselecteerde functies in medisch opzicht niet geschikt zijn voor [eiseres] . Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen is voldoende onderbouwd waarom de geselecteerde functies geschikt zijn. Dit betekent dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de beoordeling van de arbeidsdeskundigen.
Conclusie
13. De WIA-uitkering van [eiseres] is door het UWV op goede gronden afgewezen per 30 oktober 2019. Het beroep is daarom ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiseres] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.