ECLI:NL:RBAMS:2021:1437

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
13/301180-20 (A), 13/289378-20 (B), 13/295498-20 (C), 13/051370-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte na bedreiging en overtreding van gebiedsverboden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 11 maart 2021 een verkort vonnis uitgesproken tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn ingediend, gevoegd behandeld. De verdachte, geboren in 1967 en gedetineerd, werd beschuldigd van bedreiging met een scherp voorwerp en het niet naleven van gebiedsverboden. De feiten vonden plaats in Amsterdam in november 2020. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging geen verweer voerde ten aanzien van het bewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, waaronder de bedreiging van een slachtoffer met een schaar en het niet voldoen aan een door de burgemeester gegeven bevel om zich uit een overlastgebied te verwijderen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, die gediagnosticeerd is met schizofrenie van het paranoïde type. Gezien de ernst van de feiten en de recidivegevoeligheid van de verdachte, heeft de rechtbank besloten om de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de ISD-maatregel als effectiever werd beschouwd voor de behandeling van de verdachte en ter bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/301180-20 (A), 13/289378-20 (B), 13/295498-20 (C) en 13/051370-20 (tul)
Datum uitspraak: 11 maart 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres verdachte] , gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 februari 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. N. Bevelander naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
zaak A
zij op of omstreeks 26 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- voornoemde [slachtoffer] een schaar, althans een scherp voorwerp, te tonen en/of voor te houden en/of
- ( vervolgens) een schaar, althans een scherp voorwerp, op het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te richten en/of gericht te houden en/of
- ( daarbij) (telkens) op voornoemde [slachtoffer] af te stappen;
zaak B
zij op of omstreeks 16 november 2020 te 02:10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het overlastgebied Oost 2, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden;
zaak C
zij op of omstreeks 20 november 2020 te 20:00 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Oost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar
gedurende 3 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert 2 juni 2020, de datum waarop een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in de dossiers aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het in zaak A, zaak B en zaak C ten laste gelegde heeft begaan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
zaak A
op 26 november 2020 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door
- voornoemde [slachtoffer] een schaar te tonen en voor te houden, en
- vervolgens een schaar op het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te richten, en
- daarbij op voornoemde [slachtoffer] af te stappen;
zaak B
op 16 november 2020 te 02:10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende om zich uit het overlastgebied Oost te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden;
zaak C
op 20 november 2020 te 20:00 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende om zich uit het overlastgebied Oost te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sinds de datum waarop een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft bij de beraadslaging over de strafbaarheid van verdachte gelet op het verslag van het trajectconsult op 6 januari 2021 dat is opgesteld door een psychiater van het NIFP Noord-Oost Nederland. Hierin is opgenomen dat verdachte onder andere is gediagnosticeerd met een psychotische stoornis, namelijk schizofrenie van het paranoïde type. Er zijn aanwijzingen dat deze stoornis tevens aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde en hierop in ieder geval deels van invloed is geweest. De rechtbank is op basis van dit rapport van oordeel dat verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om geen ISD-maatregel aan verdachte op te leggen. Het is in het belang van zowel verdachte als de maatschappij dat verdachte wordt behandeld voor haar problematiek. Dit kan binnen een civiele setting, zodat opname op grond van een zorgmachtiging afdoende is. Oplegging van de ISD-maatregel heeft geen meerwaarde nu verdachte vanwege haar problematiek niet geplaatst zal kunnen worden op een reguliere ISD-afdeling. Ze zal in dat geval alsnog snel met een zorgmachtiging in een gedwongen kader worden geplaatst.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Ze heeft een willekeurige omstander met een schaar bedreigd. Daarmee heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer teweeggebracht. Daarnaast heeft verdachte twee keer een gebiedsverbod overtreden, waarmee ze de naleving van een door het bevoegd gezag aan een burger gegeven bevel heeft genegeerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Tactus Reclassering Zwolle van 16 februari 2021, opgemaakt door J. Pelleboer. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type en daarnaast is sprake van een stoornis in cocaïne gebruik. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog. Gezien de zorghistorie heeft betrokkene een gedwongen kader nodig. Dwanginterventies in het kader van een zorgmachtiging zijn in het verleden niet afdoende gebleken en bieden geen perspectief. Betrokkene is vanuit een zorgmachtiging niet toegeleid naar een forensische psychiatrische afdeling of forensische psychiatrische kliniek wat ons inziens wel noodzakelijk is.
Betrokkene voldoet aan de harde en zachte criteria van de ISD-maatregel. Een langdurig kader zoals de ISD-maatregel lijkt geïndiceerd om betrokkene intensief te kunnen begeleiden en hiermee mogelijk meer grip te krijgen op de aanwezige problematiek. Betrokkene instellen op medicatie en het stabiliseren van de situatie zou het doel zijn van de ISD-maatregel. Gezien de aanwezige psychiatrische problematiek is dwangmedicatie noodzakelijk. Indien betrokkene gestabiliseerd is kan er worden gekeken naar behandelmogelijkheden. De langdurige ISD-maatregel zou tevens de samenleving kunnen ontlasten en betrokkene tegen zichzelf beschermen.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het verslag van het trajectconsult op 6 januari 2021, dat is opgesteld door een psychiater van het NIFP Noord-Oost Nederland. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Er is geen harde contra-indicatie voor oplegging de ISD-maatregel. Het voordeel van een dergelijke maatregel is een strakker en langduriger kader om betrokkene in een begeleidingskader te krijgen wat een preventieve werking kan hebben op toekomstig strafbaar handelen. Betrokkene heeft kennelijk een zorgmachtiging, waarbinnen ook behandeling geboden kan worden. Het is echter goed mogelijk dat dit kader niet strikt en langdurig genoeg is, om (tijdelijk) het gewenste effect te bereiken.
Op de zitting heeft de rechtbank de reclasseringsmedewerkster en tevens opstelster van het advies, J. Pelleboer, als deskundige gehoord. Zij heeft het advies bevestigd en benadrukt dat het mogelijk is om verdachte – met de juiste medicatie – te plaatsen op een reguliere ISD-afdeling. Indien verdachte medicatie weigert kan dwangmedicatie worden aangevraagd via een zorgmachtiging. Gedurende de ISD-maatregel kan worden gekeken welke forensische klinische setting voor de toekomst passend is.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies uit voornoemde rapporten en neemt het advies van Tactus Reclassering Zwolle over.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 27 januari 2021 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde periodes meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 27 januari 2021 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Met de reclassering en de officier van justitie ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan oplegging van de ISD-maatregel. De veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten en de ernst van de problematiek van verdachte. Verdachte is in het verleden vooral veroordeeld voor winkeldiefstallen en overtreding van gebiedsverboden. Dat zij nu iemand heeft bedreigd met een steekwapen is zorgelijk, omdat hiermee sprake is van escalatie naar geweld. Het plegen van strafbare feiten door verdachte lijkt in sterke mate samen te hangen met de psychische problematiek en het middelengebruik van verdachte. Verdachte is hiervoor in het verleden meermaals ambulant en klinisch behandeld in het kader van zorgmachtigingen, maar dit is niet afdoende gebleken en heeft niet geleid tot vermindering van de recidive. De rechtbank acht daarom een langdurig en intensief kader aangewezen en noodzakelijk ter bescherming van de maatschappij en ter behandeling van de problematiek van verdachte, en zal overgaan tot oplegging van de ISD-maatregel.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van haar problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de vordering van 16 november 2020 van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/051370-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 2 juni 2020 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Omdat de rechtbank de ISD-maatregel aan verdachte zal opleggen is de rechtbank echter van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf geen meerwaarde heeft. De vordering tot tenuitvoerlegging zal daarom worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 184 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A:
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van zaak B en zaak C:
telkens: opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2(
twee) jaar.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer 13/051370-20.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2021.