In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, op 30 januari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in België in 1977, wordt verdacht van het opzetten en exploiteren van een hennepplantage met minstens 700 planten in Waregem tussen 15 juli 2019 en 16 oktober 2019, en van het vervalsen van loonstroken om een huurcontract te kunnen afsluiten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de stukken van het EAB beoordeeld. De verdediging voerde aan dat de stukken ongenoegzaam waren, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Belgische autoriteiten is gegeven, dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland zal worden teruggebracht om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank concludeerde dat aan alle voorwaarden voor overlevering is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering werd derhalve toegestaan.