In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), ingediend door het Parket van de Procureur des Konings Antwerpen. De vordering dateert van 27 oktober 2020 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in België is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de terugkeergarantie beoordeeld. Tijdens de zittingen op 3 december 2020 en 4 februari 2021 zijn de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon gehoord. De rechtbank heeft de vordering tot weigering van de overlevering op basis van slechte detentieomstandigheden in België afgewezen en de terugkeergarantie als voldoende beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden aan in de weg staan.