3.3.1.Algemene overweging
Verdachte wordt beschuldigd van het medeplegen van vier voltooide woninginbraken en drie pogingen daartoe.
Op grond van het dossier kan de rechtbank – kort samengevat – vaststellen dat bij een groot deel van de inbraken en de pogingen daartoe dezelfde modus operandi wordt gebruikt. Deze modus operandi houdt in dat er, met uitzondering van feit 4, steeds twee of drie mannen de centrale hal van een appartementencomplex ingaan, die mannen vervolgens, nadat één van hen bij de appartementen heeft aangebeld via de centrale deurbel, met de lift of de trap verder het gebouw ingaan en korte tijd later weer vertrekken. Bij de woningen waar ingebroken is of geprobeerd is in te breken, is het cilinderslot verwijderd of zit er een schroef in de cilinder van het slot.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten stelt de rechtbank vast dat het bewijs naast de aangiften in overgrote mate berust op de camerabeelden en de herkenningen van verdachte en zijn medeverdachte(n) door diverse verbalisanten. In het dossier bevinden zich stills van camerabeelden die veelal in de centrale hal en de liften van de betreffende appartementencomplexen zijn gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat een aantal van die stills zeer donker en onduidelijk zijn. Door de officier van justitie is betoogd dat de kwaliteit van de bewegende beelden in zijn algemeenheid beduidend beter is dan stills die zich in het dossier bevinden en dat de herkenningen van de verbalisanten vooral naar die bewegende beelden zijn te herleiden.
Ten aanzien van de herkenningen door de verbalisanten
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de beoordeling van herkenningen. Dit geldt te meer als deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde kunnen aantonen. Het komt er bij de beoordeling van het bewijs op aan dat kan worden getoetst of de aan de hand van foto’s of beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning zijn de volgende elementen van belang. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de camerabeelden of stills daarvan, voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hierbij is van belang wat de mate van kwaliteit van de beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Het tweede beoordelingselement staat daarmee in nauw verband, namelijk hoe goed de herkenner verdachte kent. Hoe beter men verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht. Ten slotte dient de rechtbank te bekijken of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
De rechtbank merkt op dat zij voor de beoordeling van de camerabeelden en de herkenning van verdachte en zijn medeverdachte(n) is aangewezen op de kwaliteit van de stills die zich in het dossier bevinden. De kwaliteit van de bewegende beelden kan de rechtbank – met uitzondering van de beelden behorende bij een poging van feit 6 – niet beoordelen aangezien deze niet door het Openbaar Ministerie aan het dossier zijn toegevoegd. De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld dat zij zelf geen van de bewegende beelden heeft gezien.
De rechtbank is tot de volgende conclusies gekomen.
3.3.2Vrijspraak voor de feiten 2, 3 en gedeeltelijke vrijspraak voor feit 5.
3.3.2.1 Ten aanzien van feit 2, het medeplegen van een woninginbraak op 6 februari 2020 aan de [adres 1] .
Uit de aangifte van [aangever 1] blijkt dat op 6 februari 2020 tussen 8.30 uur en 21.45 uur een inbraak is gepleegd in de woning aan de [adres 1] waarbij goederen zijn weggenomen waaronder laptops, sieraden en parfum. Het cilinderslot van de voordeur blijkt verwijderd te zijn. Deze woning ligt op de twaalfde etage van een appartementencomplex. Op camerabeelden van het noodtrappenhuis van het complex is te zien dat er om 15.22 uur drie mannen het complex betreden, daarna de trap oplopen en vervolgens uit het zicht verdwijnen. Om 15.23 uur stappen de drie personen uit de lift op de begane grond en houden hun handen voor hun gezicht. Om 15:26 uur stappen de drie mannen in de lift die in een vloeiende beweging naar de twaalfde etage gaat. De lift staat daar langere tijd stil. Om 15:39 uur lopen de drie personen de trap af bij het noodtrappenhuis waarbij één van de mannen een tas in zijn hand heeft. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verdachte als één van de drie mannen herkend op bewegende beelden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de stills van de bewegende beelden donker en van slechte kwaliteit zijn. Deze stills zijn onvoldoende duidelijk en helder om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zijn niet zichtbaar. Er kan dan ook niet worden getoetst of de aan de hand van foto’s of beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Gelet op het ontbreken van verder ondersteunend (forensisch) bewijs kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak in de woning aan de [adres 1] , zodat hij van dit feit wordt vrijgesproken.
3.3.2.2. Ten aanzien van feit 3, het medeplegen van een woninginbraak op 7 april 2020 aan de [adres 2] .
Uit de aangifte van [aangever 2] blijkt dat als zij op 7 april 2020 om 11.30 uur terugkomt bij haar appartement, zij deze niet in kan, omdat de cilinder van het slot van de voordeur kapot is gemaakt. Aangeefster haalt de buurman erbij en terwijl zij daar samen voor de deur staan, gaat de deur open en komen er twee donkergekleurde mannen uit de woning van aangeefster die via het trappenhuis naar beneden gaan. De woning is overhoop gehaald en er zijn goederen weggenomen, waaronder sieraden.
Een buurtbewoner, die twee flats verderop woont, heeft op de ochtend van de inbraak een foto gemaakt van twee mannen die op straat liepen en die haar opvielen omdat zij hen nooit eerder had gezien. Deze foto bevindt zich in het dossier. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] herkennen op deze foto één van de twee personen als verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de foto in het dossier (pagina 340) van onvoldoende kwaliteit is om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren, omdat duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken niet zichtbaar zijn.
Nu aanvullend ondersteunend bewijs in het dossier ontbreekt, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak in de woning aan de [adres 2] zodat hij van dit feit wordt vrijgesproken.
3.3.2.3. Ten aanzien van feit 5, de poging tot het medeplegen van een woninginbraak op 11 mei 2020 aan de [adres 3]
Uit de aangifte van [aangever 3] blijkt dat er op 11 mei 2020 om 19:56 uur geprobeerd is in te breken in zijn woning op de negende verdieping aan de [adres 3] . Als aangever om 19.56 uur op de balustrade naar zijn woning loopt ziet hij twee personen bij zijn deur staan. De mannen lopen zijn richting op en als hij bij de deur komt ziet hij dat er een schroef in het cilinderslot zit.
Het oordeel van de rechtbank
De stills van de camerabeelden die zich in het dossier bevinden (vanaf pagina 384) zijn zeer donker en daarop zijn geen onderscheidende persoonskenmerken te zien. [verbalisant 4] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 1] hebben bewegende beelden gezien en verdachte herkend als een van de twee personen in de lift van het complex.
De bewegende beelden zijn echter niet aan het dossier gevoegd, zodat de rechtbank de kwaliteit ervan niet heeft kunnen beoordelen. Er kan dan ook niet worden getoetst of de aan de hand van foto’s of beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Nu het aan steunbewijs ontbreekt, acht de rechtbank dit feit niet bewezen zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
3.3.3Bewezenverklaring ten aanzien van de feiten 1, 4 en 5.
3.3.3.1 Ten aanzien van feit 1, het medeplegen van een woninginbraak op 29 januari 2020 aan de [adres 4] .
Uit de aangifte van [aangever 4] blijkt dat er op 29 januari 2020 tussen 11.50 uur en 12.40 uur is ingebroken in zijn woning op de zevende etage aan de [adres 4] waarbij diverse goederen, zoals geld, sieraden en tassen zijn weggenomen. Het slot van de voordeur is kapot.
Op camerabeelden van die dag is – kort samengevat – te zien dat om 13.08 uur (werkelijke tijd 12.08 uur) vier mannen bij de toegangsdeur van het appartementencomplex verschijnen en dat één van de mannen tweemaal een duwende beweging maakt waarna de deur opengaat en drie van de vier mannen naar binnen lopen. Vervolgens is op de camerabeelden die zicht geven op de lift te zien dat de drie mannen om 13:08 uur (werkelijke tijd 12:08 uur) in de lift stappen. Om 13.26 uur (12.26 uur) lopen de drie mannen het complex uit en één van de mannen heeft een blauwe tas bij zich. Verder wordt gezien dat de vier mannen in een zwarte auto stappen en samen wegrijden.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat de tijd op de camerabeelden overeenkomt met de zomertijd (pagina 89). Dat betekent dat de aangegeven tijden bij de camerabeelden bezien moeten worden als zijnde een uur vroeger.
In het dossier bevinden zich heldere stills van verdachte (oa pagina’s 93, 115 en 117), waarop verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , die verdachte goed kennen, verdachte hebben herkend. De rechtbank is van oordeel dat op deze stills in het dossier voldoende onderscheidende persoonskernmerken van verdachte zichtbaar zijn die de herkenning betrouwbaar maken. In samenhang met het korte tijdsbestek van 50 minuten dat er niemand in de woning aanwezig was en waarin de inbraak is gepleegd, het feit dat de verbalisanten de bewegende beelden hebben bekeken die binnen dat tijdsbestek vallen, er 20 minuten zitten tussen het betreden van het complex door de mannen en het moment dat zij het complex weer verlaten en dat één van de mannen het complex verlaat met een tas die eerder niet op de beelden te zien was, maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich, samen met anderen, aan dit feit schuldig heeft gemaakt.
3.3.3.2 Ten aanzien van feit 4, het medeplegen van een woninginbraak op 4 september 2020 aan de [adres 5] .
Uit de aangifte van [aangever 5] blijkt dat op 4 september 2020 tussen 10.00 uur en 15.00 uur is ingebroken in haar eengezinswoning aan de [adres 5] . Aangeefster is die ochtend weggegaan. Zij wordt in de middag gebeld door haar moeder die met de kinderen bij de woning is en die op de buitenmat een cilinderslot met de sleutel erin ziet liggen. Aangeefster gaat naar huis, ziet dat er is ingebroken en dat er een portemonnee met geld is gestolen. De slaapkamer is overhoop gehaald en er missen twee horloges.
Op camerabeelden van buren is te zien dat op 4 september 2020 te 13.21 uur twee mannen het pad naar de achterzijde van de woning aan de [adres 5] inlopen. Deze mannen zijn ook al eerder die dag rond 12:55 uur gezien terwijl ze langs het pad liepen en hun blik richtten op de woning aan de [adres 5] . Om 13.34 uur komen beide mannen het pad weer uitlopen en verdwijnen uit beeld.
Het oordeel van de rechtbank
In het dossier bevindt zich een duidelijke foto (pagina 282) van één van de twee mannen die op de beelden van de buren gezien zijn. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben deze man herkend als verdachte op de bewegende beelden. De rechtbank is van oordeel dat er op de still in het dossier voldoende onderscheidende kenmerken van verdachte waar te nemen zijn die een herkenning betrouwbaar maken. De still is helder, verdachte komt goed in beeld en de verbalisanten kennen hem. Op de stills is te zien dat verdachte samen met een ander omstreeks 13.21 uur het pad naar de woning aan de [adres 5] inloopt (pagina 297). Om 13.34 uur komen zij weer het pad uit (pagina’s 298 en 299). In het dossier bevinden zich ook foto’s (vanaf pagina 284) die duidelijk weergeven dat je over het eerder genoemde pad rechtstreeks uitkomt bij achterzijde van de woning aan de [adres 5] . Gelet op alle beelden in het dossier, de herkenningen door de verbalisanten en de tijdsspanne van ongeveer een kwartier tussen het moment dat verdachte en een ander het pad oplopen en weer terugkomen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres 5] .
3.3.3.3 Ten aanzien van feit 5, poging tot het medeplegen van een woninginbraak op 12 februari 2020 aan de [adres 6] .
Uit de aangifte van [aangever 6] blijkt dat er op 12 februari 2020 tussen 13.21 uur en 13.33 uur geprobeerd is in te breken in zijn woning aan de [adres 6] . Aangever, die die dag thuis is, hoort om 13.30 uur dat er wordt aangebeld bij het bellentableau in de ingang van het appartementencomplex waar hij op de vijfde etage woont. Aangever, die niemand verwacht, reageert hier niet op en even later hoort hij dat er wordt aangebeld bij zijn voordeur. Als hij bij zijn voordeur staat hoort hij dat er aan het slot van de deur gerommeld wordt. Hij kijkt door het spionnetje en ziet drie mannen die hij niet kent. Hij roept vervolgens tegen de mannen dat zij weg moeten gaan en de mannen rennen hierop weg, de trap af naar beneden. In het slot van de voordeur blijkt een schroef te zitten.
Op de camerabeelden van die dag is te zien dat er twee mannen het appartementencomplex binnenkomen en dat één van de mannen om 13.30 uur (werkelijke tijd, pagina 156) beneden in de hal bij het bellentableau aanbelt. De mannen lopen dan naar buiten en om 13.31 uur belt de man die eerder aanbelde nogmaals aan op het bellentableau aan de buitenzijde van het complex. Om 13.33 uur zijn er drie mannen in de hal van het complex te zien en één van de mannen haalt een schroevendraaier uit de tas van één van de anderen. Om 13.35 uur gaan de drie mannen het complex binnen door de schuifdeur aldaar vermoedelijk open te breken met de schroevendraaier. Vervolgens is te zien dat de mannen om 13.39 uur het pand rennend verlaten (pagina 168 en verder).
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van dit feit bevinden zich in het dossier stills van camerabeelden die vrij donker zijn
(pagina 157 en verder, pagina 200 en verder). Ook nu zijn de bewegende beelden niet door het Openbaar Ministerie toegevoegd aan het dossier maar de rechtbank heeft in deze zaak de beelden – waaruit de stills afkomstig zijn – gezien. Deze beelden zijn uitgezonden in het televisieprogramma [programma] op 12 maart 2020 en raadpleegbaar op internet. De rechtbank heeft hiervan ter zitting melding gemaakt en medegedeeld dat zij heeft waargenomen dat deze beelden helder zijn. Op deze beelden zijn voldoende onderscheidende persoonskenmerken te zien. De eigen waarneming van de rechtbank van deze beelden in combinatie met de herkenningen door verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 2] , leveren een betrouwbare herkenning van verdachte op. Deze herkenning van verdachte in samenhang met de verklaring van aangever dat er rond 13.30 uur drie mannen aan het slot van zijn deur stonden te rommelen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat bewezen is dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak aan de [adres 6] .
3.3.3.4 Ten aanzien van feit 5, de poging tot het medeplegen van een woninginbraak op 12 februari 2020 aan het [adres 7] .
Uit de aangifte van [aangever 7] blijkt dat er op 12 februari 2020 tussen 12.00 uur en 23.00 uur geprobeerd is in te breken in de woning op de elfde etage aan het [adres 7] .
Aangever heeft op 12 februari 2020 om 12.00 uur zijn woning verlaten en als hij die avond om 23.00 uur weer thuiskomt ziet hij dat het slot van de deur is uitgeboord. Een ander aanwezig slot is nog dicht. Als hij naar binnen gaat ziet hij dat het cilinder van het uitgeboorde slot in de gang van zijn woning ligt. De buurman vertelt aangever dat hij die dag omstreeks 14.00 uur drie jonge mannen bij de voordeur van aangever heeft gezien. Er is niemand binnen geweest.
Uit de camerabeelden blijkt dat er om 12.55 uur drie mannen via de ingang het appartementencomplex binnen lopen en dat zij in de lift stappen.
Uit het proces-verbaal blijkt niet of de camerabeelden de werkelijke tijd weergeven. Er wordt niet gesproken over zomer- of wintertijd. Verbalisant [verbalisant 7] heeft de camerabeelden uitgekeken. Verbalisant las in de aangifte van [aangever 7] dat er tevens op 12 februari 2020 rond 13:30 uur geprobeerd is in te breken bij zijn broer, [aangever 6] , woonachtig aan de [adres 6] . Verbalisant zag dat de daders op die beelden dezelfde personen zijn als op de beelden van de poging inbraak in de woning aan het [adres 7] .
Het oordeel van de rechtbank
De stills van de camerabeelden zijn duidelijk en verdachte is op deze stills herkend door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] . De rechtbank is van oordeel dat de stills voldoende onderscheidende persoonskenmerken bevatten waardoor deze een betrouwbare herkenning van verdachte opleveren (pagina 235, 243 en verder).
De camerabeelden zijn van omstreeks 13.00 uur en de buurman van aangever heeft hem gezegd dat hij omstreeks 14.00 uur drie mannen bij zijn voordeur heeft gezien. Dit tijdsverschil maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het feit niet bewezen kan worden, nu de waarnemingen van de buurman overeenkomen met de beelden en in het proces-verbaal met de beschrijving van de beelden niet is weergegeven of het daarbij genoemde tijdstip de werkelijke tijd betreft. De rechtbank acht dit feit bewezen op grond van de aangifte en de herkenningen van de verbalisanten.