ECLI:NL:RBAMS:2021:1372

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
C/13/678135 / HA ZA 20-40
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en tekortkoming in de nakoming van verplichtingen in een aannemingsovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.N.T. van der Linden, Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] aangeklaagd wegens tekortkomingen in de nakoming van hun verplichtingen uit een aannemingsovereenkomst en een vaststellingsovereenkomst. De zaak betreft een bouwproject waarbij eiser een pand bezit en Vibe Bouw als aannemer is ingeschakeld. Eiser heeft in 2015 een bouwopdracht opgesteld voor de realisatie van drie appartementen, maar de uitvoering door Vibe Bouw heeft aanzienlijke vertraging opgelopen, wat heeft geleid tot financiële problemen en onvrede bij eiser. Eiser heeft diverse betalingen gedaan aan Vibe Bouw, maar stelt dat deze betalingen onterecht zijn gedaan omdat Vibe Bouw haar verplichtingen niet is nagekomen. Eiser vordert schadevergoeding van Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] voor de geleden schade, die onder andere voortvloeit uit het niet uitvoeren van werkzaamheden en het onrechtmatig in vuistpand geven van goederen aan een derde partij. De rechtbank heeft geoordeeld dat Vibe Bouw onrechtmatig heeft gehandeld door de goederen in vuistpand te geven en heeft Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 20.000,00 aan eiser, alsook tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De overige vorderingen van eiser zijn afgewezen, omdat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/678135 / HA ZA 20-40
Vonnis van 24 maart 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.N.T. van der Linden te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIBE BOUW EN ADVIES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. R.A. van Huussen te Veenendaal.
Partijen zullen hierna [eiser] , Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2019, met producties 1 tot en met 49,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 8,
  • het tussenvonnis van 14 oktober 2020 waarin een mondelinge behandeling van de zaak is gelast,
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling waarbij partijen met hun advocaten aanwezig waren,
  • de ter mondelinge behandeling voorgedragen pleitaantekeningen van mr. Van Huussen, voornoemd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is, met zijn partner, eigenaar van het pand gelegen aan de [adres] . [eiser] heeft in 2015 een bouwopdracht opgesteld voor de realisatie van drie appartementen in het pand, waarvan er een door hem en zijn partner zou worden bewoond.
2.2.
[gedaagde sub 2] is enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 1] B.V. Die rechtspersoon is bestuurder en aandeelhouder van een aantal andere vennootschappen, voor zover hier van belang: van VIBE Bouw- en Aannemingsbedrijf Zeist B.V. en Vibe Bouw.
2.3.
Op 21 augustus 2016 (ondertekend op 17 januari 2017) heeft VIBE Bouw- en Aannemingsbedrijf Zeist B.V. het werk van [eiser] aangenomen, nadat [eiser] de bouwovereenkomst met de eerste aannemer ( [bedrijf 2] B.V.) heeft ontbonden. De uitvoering van het werk door VIBE Bouw- en Aannemingsbedrijf Zeist B.V. heeft vertraging opgelopen. Verder verkeerde dit bouwbedrijf in financiële problemen.
2.4.
Op 24 februari 2017 heeft [gedaagde sub 2] aangeboden aan [eiser] om het werk verder door Vibe Bouw te laten uitvoeren en deze vennootschap de aannemingsovereenkomst tussen [eiser] en VIBE Bouw- en Aannemingsbedrijf Zeist B.V. te laten overnemen.
2.5.
Op 10 april 2017 heeft Vibe Bouw de verplichtingen van VIBE Bouw- en Aannemingsbedrijf Zeist B.V. overgenomen in een nieuw gesloten aannemingsovereenkomst tussen Vibe Bouw en [eiser] (de Aanneemovereenkomst).
2.6.
De uitvoering van het werk door Vibe Bouw heeft vertraging opgelopen. [eiser] en Vibe Bouw hebben op 11 augustus 2017 een vaststellingsovereenkomst (de VOK) gesloten waarin zij – voor zover hier van belang – zijn overeengekomen:
 Vanaf sluiten van de VOK zal Vibe Bouw in een tijdsbestek van 12 weken het werk afronden en opleveren, met de volgende data voor deelopleveringen:
o op 23 oktober 2017 de 4de verdieping,
o op 30 oktober 2017 de 2de en 3de verdieping en
o op 24 november 2017 de overige verdiepingen en de buitenzijde;
 [eiser] zal voor de resterende werkzaamheden in totaal een bedrag van € 93.000,00 aan Vibe Bouw betalen. In artikel 2.3 van de VOK is daarover het volgende bepaald:
“Betaling van de Aanneemsom geschiedt in termijnen conform twaalf (12) wekelijkse termijnen van ieder € 7,750,- inclusief BTW, met inachtneming van het volgende:
(i) de eerste termijn zal bij of direct na hervatting van het Werk worden betaald;
(ii) de opvolgende elf (11) termijnen worden steeds stipt op elke woensdag van de week betaald, op voorwaarden dat Aannemer [Vibe Bouw, rb] opgave heeft gedaan van de stand van het Werk (inclusief reeds gedane bestellingen) en de stand van het Werk (inclusief bestellingen) de betreffende termijnbetaling rechtvaardigt.”;
 Vibe Bouw erkent in verzuim te zijn met haar verplichtingen uit de Aanneemovereenkomst en zal daarom de hogere kosten van het resterende werk voor eigen rekening nemen;
 In artikel 1.4 van de VOK is opgenomen:
“Alle materialen en bouwstoffen worden bij aflevering in het pand van Opdrachtgever onvoorwaardelijk eigendom van Opdrachtgever. Door ondertekening van deze Overeenkomst doet Aannemer afstand van alle eigendomspretenties op bedoelde materialen en bouwstoffen”;
 [gedaagde sub 2] zal zich in persoon borgstellen voor een bedrag van € 190.000,00 voor eventuele schulden van Vibe Bouw aan [eiser] ;
 [eiser] kan de VOK en de Aanneemovereenkomst onmiddellijk ontbinden indien Vibe Bouw een verplichting uit die overeenkomsten niet, niet tijdig of niet volledig nakomt, en indien Vibe Bouw de uitvoering van het werk staakt (artikel 6.2 VOK).
2.7.
[gedaagde sub 2] heeft op 14 augustus 2017 een borgstelling ondertekend, waarin is opgenomen:
“(…)
[gedaagde sub 2] verbindt zich hierbij jegens [eiser] als borg voor de Schuldenaar [Vibe Bouw, rb], voor de voldoening van al hetgeen de Schuldenaar aan [eiser] nu of te eniger tijd schuldig mocht zijn of worden uit hoofde van de Aannemingsovereenkomst en/of de Vaststellingsovereenkomst, een en ander op de navolgende voorwaarden:
1. [gedaagde sub 2] gaat deze borgtocht aan in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf althans ten
behoeve van de normale uitoefening van de Schuldenaar.(…).
2. De borgtocht zal met onmiddellijke ingang vanaf de datum van ondertekening van deze
overeenkomst gelden en voor een maximumbedrag van € 190.000,- (…).
3. De borgtocht vervalt op het moment dat de Schuldenaar zich volledig gekweten heeft van haar verplichtingen uit (…) de Aannemingsovereenkomst en de Vaststellingsovereenkomst.
4. Het maximumbedrag waarvoor [gedaagde sub 2] zich als borg heeft gesteld zal telkens worden
verminderd na elke termijnbetaling ad € 7.750,- door Opdrachtgever en voorts na elke
deeloplevering, (…).
5. [gedaagde sub 2] zal tot betaling verplicht zijn door het enkele feit dat de Schuldenaar tekort is
geschoten in de nakoming van haar verbintenis(sen) jegens [eiser] . [gedaagde sub 2] is zich bewust dat de Schuldenaar in gebreke kan komen zonder ingebrekestelling. [gedaagde sub 2] verbindt zich het bedrag dat [eiser] uit hoofde van deze borgstelling te vorderen heeft of zal krijgen, op eerste vordering van [eiser] te voldoen.
(…)”
2.8.
[eiser] is bij de onderhandelingen met Vibe Bouw over de VOK en de borgstellingsovereenkomst, en bij het opstellen van de inhoud van die overeenkomsten, bijgestaan door zijn toenmalige advocaat. Vibe Bouw is bij die onderhandelingen vertegenwoordigd door haar indirecte bestuurder [gedaagde sub 2] .
2.9.
[eiser] heeft na 11 augustus 2017 de volgende betalingen aan Vibe Bouw voldaan:
 de eerste termijn van € 7.750,00 op 21 augustus 2017
 drie betalingen van in totaal € 15.750,00 op 6 september 2017
Daarnaast heeft [eiser] op verzoek van Vibe Bouw de volgende betalingen aan de onderaannemer Comfort en Installaties B.V. (verder: Comfort) verricht:
 een betaling van € 2.500,00 op 7 september 2017 en
 een betaling van € 7.500,00 op 10 september 2017.
In totaal heeft [eiser] dus € 33.500,00 betaald na 11 augustus 2017 uit hoofde van de VOK.
2.10.
De betalingen op 21 augustus en 6 september 2017 zijn gevolgd op e-mails van Vibe Bouw waarin [eiser] wordt gevraagd over te gaan tot betaling van verstuurde facturen.
2.11.
[eiser] heeft bij verschillende e-mails aan Vibe Bouw gevraagd om inzage in de voortgang van het werk. Daarbij zijn door [eiser] ook andere onderwerpen aan de orde gesteld, zoals het dichten van de schutting met de buren en reparaties aan het dak van de buren. Verder heeft [eiser] aan Vibe Bouw in sommige e-mails geschreven dat er niet wordt gewerkt op de bouwplaats en heeft daarover uitleg van Vibe Bouw gevraagd. Naast dit alles heeft [eiser] melding gemaakt dat de onderaannemers van Vibe Bouw aan [eiser] hebben laten weten dat zij niet worden betaald door Vibe Bouw. [eiser] heeft deze onderwerpen in verschillende e-mails van 23 en 25 augustus, 11, 13, 19, 23, 25, 26 en 27 september 2017 en op 7 en 10 oktober 2017 aan de orde gesteld bij Vibe Bouw
2.11.1.
Vibe Bouw heeft in een aantal e-mails (21 augustus, 5, 6 en 8 september 2017) geantwoord , waarin zij – kort gezegd – [eiser] verwijt de overeengekomen termijnbetalingen niet of niet tijdig te hebben verricht waardoor de uitvoer van het werk vertraging oploopt.
2.11.2.
Bovenstaande heeft [eiser] in reacties per e-mail betwist en heeft aan Vibe Bouw bericht dat de vertraging het gevolg is van het handelen van Vibe Bouw.
2.12.
Voor de badkamers die in het pand zouden worden geplaatst, is een aantal zaken besteld: drie badkuipen, verlichting en tegels. Deze zaken zijn gedeeltelijk afgeleverd bij het magazijn van Vibe Bouw in Veenendaal en deels op de bouwplaats.
2.12.1.
Vibe Bouw heeft de facturen van onderaannemer Comfort onbetaald gelaten. In overleg tussen [gedaagde sub 2] en Comfort hebben zij afgesproken dat op bepaalde goederen in het opslagmagazijn van Vibe Bouw een pandrecht ten gunste van Comfort zal worden gevestigd. De op deze wijze verpande goederen zijn: de badkuipen, verlichting en tegels bedoeld voor de badkamers in het pand van [eiser] . Direct daarop heeft Comfort die zaken in het magazijn van Vibe Bouw te Veenendaal in vuistpand genomen.
2.12.2.
Bij e-mail van 10 oktober 2017 heeft [eiser] om uitleg van Vibe Bouw gevraagd over het in vuistpand nemen van de door [eiser] betaalde goederen voor de badkamers door Comfort.
2.12.3.
Bij e-mail van 27 oktober 2017 heeft de toenmalige advocaat van [eiser] zowel Vibe Bouw als [gedaagde sub 2] in privé aansprakelijk gesteld voor eventuele schade die [eiser] zal lijden als gevolg van het in vuistpand nemen door Comfort van de goederen voor de badkamers in het pand van [eiser] .
2.12.4.
[eiser] heeft over dit vuistpand een kortgedingprocedure aanhangig gemaakt jegens Vibe Bouw en Comfort bij de rechtbank Midden-Nederland. Bij kortgedingvonnis van 6 december 2017 is Comfort veroordeelt tot afgifte aan [eiser] van de drie baden. De vorderingen tot afgifte van de andere in vuistpand genomen goederen is afgewezen.
2.12.5.
[eiser] en Comfort zijn vervolgens in overleg getreden en hebben op 21 december 2017 een vaststellingsovereenkomst gesloten over de overdracht van de overige zaken die Comfort in vuistpand heeft gehouden, tegen betaling van € 20.000,00 door [eiser] In deze vaststellingsovereenkomst heeft Comfort ook te kennen gegeven te voldoen aan het kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter te Midden-Nederland.
2.13.
Bij brief van 17 oktober 2017 heeft de toenmalige advocaat van [eiser] aan Vibe Bouw, ter attentie van [gedaagde sub 2] , bericht:
“(…)
Ik stel vast dat VIBE (…) in meerdere opzichten toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen jegens cliënt.
Kort en goed: je hebt er een potje van gemaakt. Dat is nu de zoveelste keer.
Je bent al weken onbereikbaar voor cliënt en weigert stelselmatig iedere communicatie met de opdrachtgever. Dat is vanzelfsprekend onaanvaardbaar, te meer gezien de voorgeschiedenis.
(…)
De uitvoering van het werk loopt echter van meet af aan achter op de overeengekomen planning, onderaannemers en leveranciers worden structureel niet betaald en het is bovenal een chaos op de bouwplaats.
De stand van het werk (inclusief bestellingen) en ook overigens de prestatie van VIBE tot dusverre rechtvaardigen geenszins verdere termijnbetalingen door cliënt. De betalingen die cliënt volgens VIBE nog zou moeten doen, staan bovendien in geen enkele verhouding tot de veel grotere betalingsachterstanden van VIBE bij bepaalde onderaannemers (…) die het werk inmiddels hebben stilgelegd wegens non-betaling door VIBE.
VIBE heeft haar werkzaamheden dan ook ten onrechte stilgelegd. Het werk ligt inmiddels al meerdere weken stil met alle gevolgen van dien, ook voor de buren van cliënt (…). (…)
Als klap op de vuurpijl heb je cliënt recentelijk voor grote problemen en schade geplaatst, door toe te staan dat jouw onderaannemer Comfort (…) diverse goederen en zaken uit jouw opslag heeft (mee)genomen, welke goederen en zaken in eigendom aan cliënt toebehoren. (…)
Cliënt werd gisteren, bij wijze van voorbeeld, geconfronteerd met een forse lekkage bij de buren vanuit de dakgoot. (…)
VIBE wordt hierbij formeel in gebreke gesteld en gesommeerd de werkzaamheden onverwijld te doen hervatten en mij
uiterlijk binnen twee (2) dageneen geactualiseerde planning te doen toekomen.
(…)
Ten slotte wijs ik erop dat cliënt overweegt om de persoonlijke borgstelling uit te winnen in het geval VIBE weigerachtig blijft met haar verplichtingen jegens cliënt deugdelijk en volledig na te komen.
(…)”
2.14.
Op 18 oktober 2017 heeft Vibe Bouw een aantal zaken van de bouwplaats weggenomen. [eiser] heeft op 26 oktober 2017 aangifte gedaan:
“(…)
Op woensdag 18 oktober 2017 kreeg ik een belletje (…). Zij vertelden mij dat er een grote bus voor mijn deur stonden met daarbij een aantal personen. Deze personen liepen mijn huis in en uit met spullen en deze laadden zij in het busje. (…)
Op 19 oktober 2017 ben ik terug naar Nederland gevlogen. Op 20 oktober 2017 ben ik naar het huis gegaan. Ik trof een grote ravage aan. Ik zag dat heel veel spullen, die nieuw waren gekocht, weg waren genomen. Ik zag dat al het gereedschap wat er eerst lag ook was weggenomen. (…)
Ik heb het vermoeden dat [gedaagde sub 2] en [Comfort, rb] de meeste goederen hebben weggenomen. Ik begreep van mijn advocaat dat [gedaagde sub 2] ook aanwezig was bij het pand toen er goederen zijn weggenomen en de politie ter plaatse was. (…)”
Op 4 februari 2018 heeft [eiser] zijn eerdere aangifte uitgebreid:
“(…)
Ik heb al eerdere aangifte gedaan terzake inbraak/diefstal uit woning. (…) Ik wil graag nog extra goederen toevoegen welke gestolen zijn, waar ik pas later achter kwam. Het gaat om de volgende goederen:
- 3 Neff cv-ketels
- Grundfos maatschetsen (…).
Daarnaast zijn er zeer veel bouwmaterialen welke uit het huis zijn gestolen. Dit gaat dan om pijpen, buizen, houtwerk, bevestigingsmateriaal en dergelijke goederen. (…)”
2.15.
Bij de aangifte is een lijst opgesteld door Vibe Bouw gevoegd. Deze lijst is gedateerd 1 januari 2017 en bevat in 2017 gekochte materialen, gemaakte parkeerkosten en brandstofkosten. De totale kosten op deze lijst zijn € 48,112,92.
2.16.
Bij e-mail van 19 oktober 2017 heeft Vibe Bouw aan [eiser] en zijn toenmalige rechtsbijstandverlener geschreven:
“(…)
Vervallen we in herhaling. [eiser] is betaling van 2 van de 3 nota’s verschuldigd te vermeerderen met per nota Euro 2.500,00 voor het directe deel. (…) Thans hebben wij de bouwwerkzaamheden opgeschort, volgend op het uitblijven van betalingen ondanks sommaties van onze zijde.
(…)
Voor wat betreft de big-ticket items kunnen we ook kort zijn, deze zijn allemaal in opdracht gegeven (…), de facturen liggen er van een aantal onderdelen ook al, door uitblijven van betaling van de zijde van [eiser] , en de hieruit voortvloeiende opschorting van werkzaamheden, is ook productie van de items op hold gezet, (…).
(…)
De claims van belenende percelen vloeien voort uit de handelwijze van de heer [eiser] met [bedrijf 2] , Reus Funderingsherstel en Original Spaces deze schades zijn voor contractvorming met VIBE Bouw ontstaan en niet aan ons toerekenbaar, de recente schades volgen uit het feit dat de werkzaamheden zijn opgeschort wegens uitblijven van betaling, (…).
(…)
Thans is er nog 1 oplossing om de kwestie geregeld te krijgen, de vaststellingsovereenkomst en overeenkomst van borgtocht worden ontbonden. VIBE Bouw crediteert de 3 openstaande nota’s en laat vuist/pandrecht vervallen na instemming met vuist/pandhouder op sanitair en verlichting en ter compensatie aan de heer [eiser] word Euro 48.500,00 tegen finale kwijting, (…), daarmee is [eiser] vrij om met wie dan ook het project af te ronden. (…).
(…)”
2.17.
Bij e-mail van 20 oktober 2017 heeft de toenmalige rechtsbijstandverlener van [eiser] aan Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] bericht:
“(…) Cliënt wenst zich nu eerst te beraden over hoe verder te handelen (…).
Cliënt schorst hierbij alle werkzaamheden tot nader order. Er worden door jou, VIBE, diens werklieden of onderaannemers vanaf heden geen werkzaamheden meer uitgevoerd (…).
Cliënt ontzegt jou en jouw werklieden of onderaannemers hierbij per heden de toegang tot het pand van cliënt, (…). (…)”
2.18.
Bij e-mail van 7 november 2017 heeft Vibe Bouw aan [eiser] en diens toenmalige advocaat een voorstel gedaan dat zij bereid is aan [eiser] een bedrag van € 25.000,00 inclusief btw te betalen ter genoegdoening in dit geschil.
2.19.
[eiser] heeft een andere aannemer opdracht gegeven tot het uitvoeren van het werk, en heeft een overzicht van de kosten van deze aannemer in het geding gebracht. Alle hier opgenomen bedragen zijn inclusief btw.
2.19.1.
Het eerste overzicht van 2 pagina’s is een totaalbedrag van € 187.147,46, waarvan kennelijk € 153.140,46 in rekening is gebracht en € 132,263,19 door [eiser] is betaald, aan werkzaamheden en materialen. Daarnaast is een bedrag van € 14.400,00 in rekening gebracht, en betaald door [eiser] , aan projectmanagement.
2.19.2.
Uit het tweede overzicht blijkt dat [eiser] voor andere werkzaamheden een bedrag van € 82.458,55 heeft voldaan, en € 6.500,00 voor projectmanagement in rekening is gebracht.
2.19.3.
Het derde overzicht is voor schoonmaak- en herstelwerkzaamheden aan de vorige woning van [eiser] , voor een totaalbedrag van € 4.765,20.
2.19.4.
Het vierde overzicht is ter zake herstelwerkzaamheden als gevolg van kennelijk geleden waterschade voor in totaal € 11.179,09 (
“FALL 2017”) plus € 15.611,00 (
“Sept 2018 water damage”), dus in totaal € 26.790,09 aan waterschade.
Verder is een post van € 16.163,03 opgenomen in dit overzicht voor
“reworks due to errors of previous contractor”.
2.19.5.
Het vijfde overzicht betreft kosten voor meubelen (onder andere van IKEA) voor een totaalbedrag van € 4.470,00.
2.19.6.
De laatste pagina betreft verschillende werkzaamheden (loodgieter, timmerman, schilder) en werk aan dakterras, deuren, vloeren, elektra en trappenhuis voor een totaalbedrag van € 174.851,00.
2.20.
[eiser] heeft een aantal offertes in het geding gebracht (alle bedragen zijn inclusief btw):
2.20.1.
Voor vouwdeuren voor een bedrag van € 5.863,62. Op deze offerte is vermeld dat die geldig is tot 19 februari 2018.
2.20.2.
Voor een dakterras, gedateerd 26 juni 2018, voor een bedrag van € 19.818,29.
2.20.3.
Voor dakgoten, gedateerd 27 september 2018, voor een bedrag van € 4.477,00.
2.20.4.
Voor garderobekasten, gedateerd 17 september 2018, voor een bedrag van € 13.000,00.
2.20.5.
Een ongedateerde offerte voor trappen en “walkable glass” op het dakterras van in totaal € 35.034,00.
2.21.
[eiser] heeft uitvoerig gecorrespondeerd met Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] over het betalen van een schadevergoeding en dat [gedaagde sub 2] dient te betalen uit de borgstelling. Bij brief van 21 februari 2019 heeft de huidige advocaat van [eiser] voor het eerst die aanspraken gemaakt jegens Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] .
2.22.
Bij brief van 3 maart 2020 aan de advocaat van Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] heeft de ex-echtgenote van [gedaagde sub 2] de borgstelling van 11 augustus 2017 vernietigd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover de wet toestaat uitvoerbaar bij voorraad, om:
I. Te verklaren voor recht dat Vibe Bouw is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de op 11 augustus 2017 gesloten vaststellingsovereenkomst jegens [eiser] ;
II. Vibe Bouw te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade door de tekortkoming in de nakoming van de op Vibe Bouw rustende verplichtingen uit hoofde van de VOK, door betaling van € 338.418,99, althans een bedrag door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan der schade, althans vanaf 22 oktober 2017, althans vanaf een datum door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen;
III. Te verklaren voor recht dat Vibe Bouw onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, en te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade en te veroordelen tot betaling van € 184.993,41, althans een bedrag door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan der schade, althans vanaf 21 februari 2019, althans vanaf een datum door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen;
IV. [gedaagde sub 2] te veroordelen uit hoofde van de overeenkomst van borgtocht tot betaling van € 190.000,- althans het bedrag ad € 159.000,- althans een bedrag door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen, aan [eiser] ;
V. Te verklaren voor recht dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;
VI. [gedaagde sub 2] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade door betaling van € 503.441,40, althans een bedrag door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan der schade, althans vanaf een datum door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen;
VII. Vibe Bouw te veroordelen tot betaling aan eiser de buitengerechtelijke kosten ad € 4.075,57, althans een bedrag door Uw Rechtbank volgens de wettelijke staffel te bepalen;
VIII. [gedaagde sub 2] te veroordelen tot betaling aan eiser de buitengerechtelijke kosten ad € 2.442,50, althans een bedrag door Uw Rechtbank volgens de wettelijke staffel te bepalen;
IX. Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten;
X. Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de nakosten ad € 157 (zonder betekening) en ad €239,- (na betekening) te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiser] stelt daartoe – kort gezegd – dat Vibe Bouw haar verplichtingen uit de Aanneemovereenkomst en de VOK niet is nagekomen, zodat zij in verzuim met haar verplichtingen uit de VOK verkeert. Daarnaast heeft Vibe Bouw onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. [gedaagde sub 2] is als feitelijk bestuurder van Vibe Bouw eveneens aansprakelijk voor de schade van [eiser] als gevolg van het verzuim en onrechtmatig handelen van Vibe Bouw. Bij het sluiten van de Aanneemovereenkomst en de VOK wist [gedaagde sub 2] , althans hij kon dat weten, dat Vibe Bouw de opgenomen verplichtingen niet na zou komen. Verder heeft de door [gedaagde sub 2] bewerkstelligde handelswijze van Vibe Bouw geleid tot schade van [eiser] . Daarom is hem persoonlijk een ernstig verwijt te maken bij het sluiten van die overeenkomsten als feitelijk bestuurder van Vibe Bouw.
Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] zich borg gesteld voor de financiële verplichtingen van Vibe Bouw jegens [eiser] . De betalingen door [eiser] van delen van de aanneemsom zijn ten onrechte gedaan, zodat die niet in mindering mogen komen van het bedrag waarvoor [gedaagde sub 2] zich in persoon borg heeft gesteld zoals in de borgstellingsovereenkomst is opgenomen.
3.2.1.
[eiser] heeft door dit alles schade geleden waarvoor Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] aansprakelijk zijn. De schadeposten zijn:
€ 33.500,00 aan niet uitgevoerde werkzaamheden die na 11 augustus 2017 zijn betaald door [eiser] .
€ 31.000,00 doordat [gedaagde sub 2] ongerechtvaardigd is verrijkt ten kosten van [eiser] :
Vibe Bouw is de VOK niet nagekomen, zodat [eiser] de betalingen van in totaal € 33.500,00 niet heeft hoeven te doen. Die betalingen zijn in mindering gekomen op het bedrag waarvoor [gedaagde sub 2] zich borg heeft gesteld. [gedaagde sub 2] is dus ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van [eiser] ,
€ 39.726,87 aan materialen die door Vibe Bouw dan wel [gedaagde sub 2] ten onrechte in vuistpand zijn gegeven aan Comfort:
De roerende goederen in het magazijn van Vibe Bouw te Veenendaal waren bedoeld voor de badkamers in het pand van [eiser] en zijn door hem betaald. De roerende goederen waren eigendom van [eiser] . Vibe Bouw of [gedaagde sub 2] heeft die roerende goederen onrechtmatig in vuistpand gegeven van Comfort.
€ 48.112,92 aan roerende zaken die op 18 oktober 2017 van de bouwplaats zijn ontvreemd door Vibe Bouw dan wel [gedaagde sub 2] :
Vibe Bouw, dan wel [gedaagde sub 2] , heeft op 18 oktober 2017 de bouwplaats leeggehaald door daar aanwezige materialen en bouwmateriaal te verwijderen en mee te nemen. De exacte omvang van de schade is niet bekend, [eiser] heeft als aanknopingspunt genomen de lijst van materialen die Vibe Bouw in 2017 heeft aangeschaft voor het werk.
€ 245.168,99 aan (meer)kosten voor het inschakelen van een nieuwe aannemer:
[eiser] heeft een nieuwe aannemer ingeschakeld die in totaal € 304.918,99 in rekening heeft gebracht voor het afronden van het werk. Indien Vibe Bouw haar verplichtingen uit de Aanneemovereenkomst en de VOK was nagekomen, had [eiser] deze kosten voor de nieuwe aannemer niet hoeven te maken en zou het werk voor een bedrag van € 93.000,00 zijn afgerond. [eiser] heeft dus voor een bedrag van (€ 304.918,99 minus € 93.000,00 =) € 211.918,99 extra kosten moeten maken om het werk te laten afronden. [eiser] heeft € 33.500,00 voldaan voor de afronding van het werk, zodat de schade van [eiser] uit deze post is € 211.918,99 plus € 33.500,00 = € 245.168,99.
€ 77.152,62 aan roerende zaken die niet zijn geleverd:
Vibe Bouw heeft een aantal bestelde en door [eiser] betaalde materialen niet geleverd. Dit zijn de vouwdeuren, dakterrassen, dakgoten, garderobekasten en trappen. In totaal een bedrag van € 77.152,82.
€ 20.000,00 voor het geleverd krijgen van de door Comfort in vuistpand genomen roerende zaken:
Dit bedrag heeft [eiser] aan Comfort betaald om de in vuistpand genomen goederen geleverd te krijgen.
3.2.2.
Op Vibe Bouw heeft [eiser] een vordering van € 338.418,99 uit schade omdat Vibe Bouw haar verplichtingen niet is nagekomen: € 89.946,66 aan betaalde werkzaamheden die niet zijn uitgevoerd, € 33.500,00 aan onterecht betaalde termijnen en € 211.918,99 aan kosten die [eiser] niet zou hebben gehad indien Vibe Bouw had voldaan aan haar verplichtingen uit de overeenkomsten.
3.2.3.
Daarnaast heeft Vibe Bouw onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door het in vuistpand laten nemen van aan [eiser] toekomende goederen (€ 39.726,87), het wegnemen van vele materialen van de bouwplaats op 18 oktober 2017 (€ 48.112,92), de door [eiser] betaalde goederen niet te leveren (€ 77.152,62) en omdat [eiser] een bedrag van € 20.000,00 heeft moeten betalen aan Comfort om de sanitair goederen terug te krijgen. In totaal is dit een bedrag van € 184.993,41 aan schade van [eiser] uit onrechtmatige daad van Vibe Bouw jegens hem.
3.2.4.
Op [gedaagde sub 2] heeft [eiser] een vordering van € 503.441,40. Dit is de schade omdat Vibe Bouw haar verplichtingen niet is nagekomen (een bedrag van € 338.418,99, zie ook onder 3.2.2) en de schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van Vibe Bouw, zoals uiteengezet onder 3.2.3.
3.2.5.
Verder dient [gedaagde sub 2] te voldoen aan zijn borgstelling omdat Vibe Bouw haar financiële verplichtingen jegens [eiser] niet is nagekomen, aldus steeds [eiser] .
3.3.
Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft op 20 oktober 2017 de VOK en de Aanneemovereenkomst feitelijk geschorst. Daarna hebben partijen niets meer ondernomen om verder nog uitvoering te geven aan de VOK en de Aanneemovereenkomst. De schorsing van de VOK en Aanneemovereenkomst door [eiser] is dus een beëindiging van de wederzijdse verplichtingen uit die overeenkomsten. Het werk is niet opgeleverd laat staan afgerond door Vibe Bouw. Daarom dient eerst te worden beoordeeld of [eiser] de overeenkomsten mocht beëindigen opdat Vibe Bouw (en eventueel [gedaagde sub 2] ) aansprakelijk kan worden gehouden voor de daaruit voortvloeiende schade van [eiser] . Op het moment van beëindigen heeft het volgende tussen partijen plaatsgevonden:
  • Vibe Bouw heeft haar werkzaamheden opgeschort,
  • [gedaagde sub 2] heeft de goederen in het opslagmagazijn van Vibe Bouw in vuistpand geven aan Comfort, en
  • [gedaagde sub 2] heeft materialen en gereedschappen weggehaald van de bouwplaats.
Opschorting uitvoering van de werkzaamheden door Vibe Bouw
4.2.
Vibe Bouw heeft aangevoerd dat zij haar verplichtingen uit de VOK heeft opgeschort omdat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen uit die overeenkomst. [eiser] heeft gesteld dat aan zijn betalingsverplichtingen een voorwaarde is verbonden, namelijk dat Vibe Bouw hem zou voorzien van voortgangsrapportages over bestellingen van producten en de uitvoering van het werk. Vibe Bouw heeft daaraan niet voldaan, aldus [eiser] .
4.2.1.
Uit de VOK volgt dat Vibe Bouw na de eerste betaling (tussen partijen is niet in geschil dat de eerste betaling op 14 augustus 2017 had moeten plaatsvinden) wekelijks zou worden betaald nadat zij over de voortgang van het werk heeft gerapporteerd. Deze verplichting uit artikel 2.3 onder (ii) van de VOK kan redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd.
4.2.2.
De eerste termijn is onvoorwaardelijk verschuldigd nadat Vibe Bouw het werk heeft vervat. [eiser] heeft die termijn op 21 augustus 2017 betaald, volgens Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] een week te laat. Dat geeft echter geen aanleiding om het verweer van Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] dat [eiser] tekort is gekomen in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen, te volgen. [eiser] heeft immers de eerste termijn voldaan zonder dat Vibe Bouw zich toen heeft beroepen op opschorting van haar verplichtingen. Vibe Bouw heeft pas op een latere datum haar opschortingsrecht ingeroepen op grond dat [eiser] de wekelijkse termijn niet is nagekomen. Die betalingstermijnen van [eiser] werden op dat moment echter beheerst door het bepaalde in artikel 2.3 onder (ii) van de VOK.
4.2.3.
Vibe Bouw heeft betoogd voortgangsrapportage te hebben gegeven, [eiser] heeft dit betwist. Anders dan Vibe Bouw heeft betoogd, rust op haar de bewijslast van haar verweer dat zij heeft voldaan aan die voorwaarde aan de wekelijkse betaling van de overeengekomen termijnen. Uit niets blijkt echter dat Vibe Bouw over de voortgang van het werk heeft gerapporteerd aan [eiser] . Het enkele betoog van Vibe Bouw dat [gedaagde sub 2] een paar keer over de bouwplaats heeft gelopen met de partner van [eiser] om het uitgevoerde werk te tonen, is daartoe onvoldoende. Vibe Bouw heeft ook geen concreet bewijsaanbod gedaan van haar verweer over die beweerde voortgangrapportages.
4.2.4.
Verder blijkt uit de door [eiser] in het geding gebrachte e-mailcorrespondentie dat [gedaagde sub 2] niet, althans laat en onvolledig, heeft gereageerd op vragen van [eiser] . Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] hebben geen e-mails of andere correspondentie van hen aan [eiser] in het geding gebracht waaruit blijkt dat [gedaagde sub 2] (in persoon of namens Vibe Bouw) wel tijdig en volledig heeft gereageerd op vragen van [eiser] over de voortgang van het werk.
4.2.5.
Uit dit alles volgt dat de stelling van [eiser] dat niet is voldaan aan de voorwaarde voor betaling van de wekelijkse termijn, wordt gevolgd. Vibe Bouw is dus tekort gekomen in de nakoming van haar rapportageverplichtingen, zodat [eiser] niet gehouden was tot betaling van die wekelijkse termijnen – zoals bepaald in artikel 2.3 onder (ii) van de VOK.
4.2.6.
De tussenconclusie is dat Vibe Bouw ten onrechte haar andere verplichtingen uit de VOK en de Aanneemovereenkomst heeft opgeschort.
Vuistpand
4.3.
[eiser] heeft gesteld dat hij de eigenaar was van de goederen in het opslagmagazijn van Vibe Bouw en dat [gedaagde sub 2] die ten onrechte heeft verpand aan Comfort voor een vordering van Comfort op Vibe Bouw. In reactie daarop hebben Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] gewezen op het bepaalde in artikel 1.4 van de VOK waarin is opgenomen dat de eigendom bij aflevering in het pand overgaat op [eiser] .
4.3.1.
Artikel 1.4 van de VOK wordt aldus uitgelegd dat de eigendom van bestelde en geleverde goederen overgaat naar [eiser] op het moment dat die goederen in zijn pand aanwezig zijn. Deze uitleg sluit het meest aan bij de verwachtingen die Vibe Bouw redelijkerwijs heeft mogen hebben van het bepaalde in artikel 1.4 van de VOK. Een andere uitleg, zoals voorgestaan door [eiser] , ligt niet voor de hand. De tekst van de clausule is opgesteld door zijn toenmalige advocaat, zodat een uitleg zoals [eiser] voorstaat letterlijk uit de overeenkomst moet volgen. Dat is niet het geval.
4.3.2.
Voor zover [eiser] heeft bedoeld dat Vibe Bouw geen eigendomspretenties op alle door hem betaalde goederen heeft, maakt dit de uitleg van artikel 1.4 van de VOK niet anders. Dat geen beroep op eigendomspretenties kan worden gedaan kan pas gelden na aflevering van die goederen in het pand van [eiser] , zo blijkt uit de eerste zin van artikel 1.4 van de VOK.
4.3.3.
Dit alles neemt echter niet weg dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door de goederen in het opslagmagazijn van Vibe Bouw aan Comfort te verpanden. Die goederen waren besteld en bedoeld voor het werk in het pand van [eiser] . Het pandrecht is ten gunste van Comfort gevestigd ter zake haar vordering op Vibe Bouw voor uitgevoerde werkzaamheden in of voor het pand van [eiser] . De opdracht aan Comfort voor die werkzaamheden is echter gegeven door Vibe Bouw, die ook hoofdaannemer is voor de werkzaamheden aan het pand van [eiser] .
4.3.4.
Door de verpanding heeft [gedaagde sub 2] de situatie gecreëerd dat Vibe Bouw haar verplichtingen jegens [eiser] niet kan nakomen: de aan Comfort in pand gegeven goederen konden immers niet worden geplaatst in het pand van [eiser] zolang de vordering van Comfort op Vibe Bouw niet is voldaan, dan wel zolang Comfort geen toestemming zou geven voor het plaatsen van die goederen in het pand van [eiser] .
4.3.5.
Bovendien blijkt uit de aanleiding dat [gedaagde sub 2] de goederen in vuistpand heeft gegeven aan Comfort de juistheid van de stelling van [eiser] dat Vibe Bouw haar onderaannemers niet heeft betaald voor uitgevoerde werkzaamheden aan het pand van [eiser] .
4.3.6.
Door deze handelwijze heeft [gedaagde sub 2] en daardoor Vibe Bouw, zich jegens [eiser] niet gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 Burgerlijk Wetboek (BW)) en [gedaagde sub 2] (en daardoor Vibe Bouw) heeft in strijd gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is (artikel 6:162 BW).
4.3.7.
De tussenconclusie is dat het in vuistpand geven aan Comfort van de goederen voor de badkamers in het pand van [eiser] , een onrechtmatige daad van Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] is. De vraag of [gedaagde sub 2] als persoon of als bestuurder van Vibe Bouw onrechtmatig heeft gehandeld door de verpanding, is voor de vordering van [eiser] op [gedaagde sub 2] ter zake dit handelen niet van belang.
Leeghalen van de bouwplaats
4.4.
Vast staat tussen partijen dat [gedaagde sub 2] op 18 oktober 2017 met enkele hulppersonen materialen en gereedschappen heeft weggenomen van de bouwplaats. Mogelijk heeft [gedaagde sub 2] daarmee in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 1.4 van de VOK (de eigendomsclausule), althans het is voorstelbaar dat [eiser] zich op dat standpunt heeft gesteld. In ieder geval heeft [gedaagde sub 2] de uitvoering van het werk feitelijk gestaakt.
Tussenconclusie over beëindiging VOK
4.5.
Verder is van belang dat [gedaagde sub 2] in zijn e-mail van 19 oktober 2017 (zie 2.16) duidelijk te kennen geeft dat hij (en Vibe Bouw) geen verdere uitvoering aan het werk wenst te geven, en bereid is een schadeloosstelling aan [eiser] te betalen.
4.6.
Onder de gegeven omstandigheden zoals overwogen onder 4.2 tot en met 4.5 volgt dat [eiser] gerechtvaardigd de VOK en de Aanneemovereenkomst met Vibe Bouw heeft beëindigd op grond van tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen door Vibe Bouw en verder van onrechtmatig handelen door Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] . Daardoor zijn Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] in beginsel aansprakelijk voor de schade die [eiser] lijdt dan wel heeft geleden als gevolg van die tekortkomingen van Vibe Bouw en het onrechtmatig handelen van Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] .
De door [eiser] gestelde geleden schade
4.7.
Voor toewijzing van de gevorderde schadevergoedingen is noodzakelijk dat [eiser] zijn beweerde schade op overzichtelijke wijze en – gelet op de betwisting door Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] van zijn beweerde schadeposten – inzichtelijk en concreet onderbouwt met stukken zodat die beweerde schade kan worden vastgesteld, althans door de rechter kan worden begroot of geschat (als bedoeld in artikel 6:97 BW). Bij de beoordeling of vergoeding van die schadeposten toewijsbaar is, wordt de volgorde van gestelde schadeposten als opgenomen onder 3.2.1 (overeenkomstig randnummer 59 van de dagvaarding) gevolgd.
Schadeposten A en B: betaalde termijnen
4.8.
[eiser] heeft gesteld dat Vibe Bouw na 11 augustus 2017 geen werkzaamheden heeft uitgevoerd of heeft laten uitvoeren, zodat hij ten onrechte betalingen voor die (niet uitgevoerde) werkzaamheden heeft gedaan. Vibe Bouw heeft dit alles gemotiveerd betwist en heeft daartoe betoogd dat er is gewerkt aan een vloer en de aanleg van elektra en leidingen. Dit blijkt ook uit de correspondentie tussen partijen over bijvoorbeeld de vloer en uit de vordering van Comfort (onderaannemer) op Vibe Bouw (hoofdaannemer). [eiser] heeft dit alles onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat het verweer van Vibe Bouw wordt gevolgd. De stelling van [eiser] dat Vibe Bouw na 11 augustus 2017 in het geheel geen werkzaamheden heeft uitgevoerd (of heeft laten uitvoeren) wordt daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen. Dit maakt dat de stelling van [eiser] dat hij ten onrechte een totaalbedrag van € 33.500,00 aan Vibe Bouw (en op haar verzoek deels aan Comfort) heeft betaald, niet wordt gevolgd. Deze betalingen zijn dus geen schade van [eiser] . De overige stellingen van [eiser] over de gevolgen van die termijnbetalingen voor de borg [gedaagde sub 2] behoeven daarom niet te worden behandeld. De vorderingen op Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] tot betaling van het bedrag van € 33.500,00 zijn ongegrond en worden dus afgewezen.
Schadepost C: aanschafkosten in vuistpand gegeven goederen
4.9.
[eiser] heeft gesteld dat hij een bedrag van € 39.726,87 heeft betaald voor de onrechtmatig aan Comfort in vuistpand gegeven goederen. Dit is zijn schade aldus [eiser] .
4.10.
Deze stelling kan niet worden gevolgd. [eiser] heeft die goederen immers in december 2017 alsnog geleverd gekregen door Comfort. De aanschafkosten van die goederen zijn dus geen schade van [eiser] . Zijn vordering tot vergoeding van die aanschafkosten wordt als ongegrond afgewezen.
Schadepost D: van bouwplaats weggenomen materialen en gereedschap
4.11.
Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] hebben aangevoerd dat de meegenomen materialen en gereedschappen aan Vibe Bouw toekomen.
4.12.
[eiser] heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Volgens [eiser] kan hij geen exact overzicht geven van de weggenomen materialen en gereedschappen en heeft daarom deze gestelde schadepost onderbouwd met een lijst van door Vibe Bouw aangeschafte zaken en andere kosten die zij heeft gemaakt voor de uitvoering van het werk.
4.13.
Dit is onvoldoende om de stelling van [eiser] over zijn schade als gevolg van het wegnemen van goederen van de bouwplaats te volgen. Nog daargelaten dat op de door hem overgelegde lijst posten staan die niet kunnen zijn meegenomen (tankkosten en parkeergelden) is het niet aannemelijk dat alle op die lijst genoemde goederen zijn meegenomen door [gedaagde sub 2] en zijn hulppersonen, zoals Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] ook hebben aangevoerd. Bovendien weerspreekt die lijst niet het verweer van Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] dat zij op 18 oktober 2017 slechts eigen materialen en gereedschappen hebben meegenomen van de bouwplaats.
4.14.
De stelling van [eiser] dat hij schade heeft geleden door het wegnemen van materialen en gereedschappen van de bouwplaats wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd verworpen. De gevorderde schadevergoeding van € 48.112,92 voor deze beweerde schadepost wordt derhalve afgewezen.
Schadepost E: kosten nieuwe aannemer
4.15.
De vordering van [eiser] tot vergoeding van de door hem gemaakte kosten om het werk te laten afronden door een nieuwe aannemer is in beginsel toewijsbaar. Daartoe is dan wel noodzakelijk dat die kosten daadwerkelijk en inzichtelijk worden onderbouwd, zoals Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] ook hebben betoogd. Daarin is [eiser] niet geslaagd, zodat ook deze vordering wordt afgewezen.
4.16.
Ter ondersteuning van deze gestelde schade heeft [eiser] een aantal overzichten in het geding gebracht (zie onder 2.19 tot en met 2.19.6). Een totaalbedrag van deze overzichten is maximaal een bedrag van € 517.545,33, maar op grond van het eerste overzicht kan dit ook zijn € 483.538,33, dan wel € 462.661,06 (in het eerste overzicht zijn drie bedragen genoemd voor het werk van de nieuwe aannemer, zie 2.19.1).
4.17.
[eiser] heeft gesteld dat de nieuwe aannemer hem een bedrag van € 304.918,99 in rekening heeft gebracht, waarvan hij een bedrag van € 211.918,99 door Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] vergoed wil krijgen. Uit welke overzichten deze bedragen zouden volgen heeft [eiser] echter niet concreet gemaakt.
4.18.
Verder hebben Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] gewezen op bepaalde werkzaamheden die in de overzichten zijn opgenomen die volgens hen niet tot de opdracht aan Vibe Bouw behoorden. Daarop heeft [eiser] niet gereageerd.
4.18.1.
Onder de door [eiser] overgelegde overzichten bevinden zich ook kosten voor herstel van waterschade, aanschaf van meubelen en schoonmaakwerkzaamheden in de oude woning van [eiser] .
4.18.2.
Vibe Bouw heeft in correspondentie met [eiser] geschreven dat de waterschade het gevolg is van de werkzaamheden van de eerste aannemer. Daarop is [eiser] verder niet ingegaan. Verder is de waterschade in 2018 kennelijk ontstaan nadat Vibe Bouw niet meer werkzaam was in het pand. Vibe Bouw heeft – onweersproken – aangevoerd dat het verhelpen van waterschade nimmer aan haar is opgedragen door [eiser] . Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan niet worden ingezien waarom Vibe Bouw de kosten voor het verhelpen van waterschade aan [eiser] dient te vergoeden.
4.18.3.
Zonder nadere uitleg, die ontbreekt, kan de relevantie van de aanschaf van meubelen ter ondersteuning van de kosten voor werk dat door de nieuwe aannemer is uitgevoerd, niet worden ingezien.
4.18.4.
Bovenstaande geldt ook voor de kosten voor de schoonmaakwerkzaamheden in een ander pand van [eiser] , of waar hij woonachtig is geweest tijdens het werk aan zijn pand.
4.18.5.
Daarnaast zijn op die overzichten ook werkzaamheden opgenomen (zoals voor de tuin van het pand, een waterverhogende pomp, het tegelwerk, de plaatsing betonnen muur, een spiegel en het schilderwerk ) waarvan Vibe Bouw onweersproken heeft betoogd dat die geen onderdeel van het werk zijn (geweest).
4.19.
Verder had het op de weg van [eiser] gelegen, gelet op het verweer van Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] tegen deze schadepost, inzichtelijk en concreet te maken welke werkzaamheden Vibe Bouw zou hebben moeten uitvoeren (op basis van de overeenkomst van augustus 2016, de Aanneemovereenkomst en de VOK) en die uiteindelijk door de nieuwe aannemer zijn verricht. [eiser] heeft slechts gewezen op de Bijlagen 2 en 3 bij de VOK waarin het nog uit te voeren werk globaal is omschreven. De overzichten van de nieuwe aannemer zijn echter zeer specifiek omschreven werkzaamheden. [eiser] heeft niet uiteengezet hoe de specifieke werkzaamheden in de overzichten van de nieuwe aannemer zijn gerelateerd aan de globale omschrijvingen van het uit te voeren werk in de bijlagen bij de VOK. Het is niet aan de rechtbank om een dergelijke vertaalslag te maken bij de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding voor de kosten van de nieuwe aannemer als gevolg van het niet afronden van het werk door Vibe Bouw.
4.20.
Naast dit alles is er geen overzicht van gebreken in het door Vibe Bouw uitgevoerde werk opgemaakt, laat staan in het geding gebracht, waaruit kan worden afgeleid welke herstelwerkzaamheden van gebreken in het werk van Vibe Bouw door de nieuwe aannemer zijn verricht en waarvan Vibe Bouw de kosten dient te dragen (artikel 7:759 BW). Dat op een van de overzichten van de nieuwe aannemer is vermeld “
reworks due to errors of previous contractor” is daartoe onvoldoende.
4.21.
Ter zitting heeft [eiser] nog betoogd dat de door hem gestelde bedragen aan geleden schade “
indicatief” zijn waaruit kan worden afgeleid dat hij een hoog bedrag aan schade heeft geleden als gevolg van het verzuim van Vibe Bouw in de nakoming van haar verplichtingen uit de Aanneemovereenkomst en de VOK. Dit standpunt wordt aldus begrepen dat [eiser] de rechter verzoekt zijn geleden schade aan kosten voor de nieuwe aannemer te begroten of te schatten. Op basis van een indicatie kan onder de omstandigheden van dit geval, verwezen wordt naar hetgeen onder 4.19 en 4.20 is overwogen, echter geen schadevergoeding worden begroot of geschat. Het is immers niet aan de rechtbank om de redelijke kosten van de nieuwe aannemer af te leiden uit de door [eiser] in het geding gebrachte overzichten die niet zijn gerelateerd aan werkzaamheden uit de Aanneemovereenkomst of de VOK, of op basis van die overzichten een begroting of schatting te maken van die redelijke kosten die [eiser] heeft moeten maken om het werk door een andere aannemer te laten afronden. Voor een begroting of een schatting door de rechter als bedoeld in artikel 6:97 BW van de hier bedoelde door [eiser] geleden schade zijn onvoldoende concrete en duidelijke aanknopingspunten in het dossier en vooral in de stellingen van [eiser] aanwezig.
4.22.
De stellingen van [eiser] over zijn schade uit kosten voor de nieuwe aannemer om het werk af te ronden worden dan ook als onvoldoende onderbouwd verworpen. De eventueel toe te wijzen redelijke kosten voor de nieuwe aannemer kunnen daarom ook niet worden begroot of geschat door de rechter. De vordering tot vergoeding van die gestelde schade wordt aldus afgewezen.
Schade F: niet door Vibe Bouw geleverde goederen
4.23.
[eiser] heeft deze gestelde schade onderbouwd met offertes uit 2018, dus nadat Vibe Bouw niet langer werkzaam was aan de opdracht. Dit is onvoldoende om de stellingen van [eiser] over het niet leveren van goederen waarvoor hij wel heeft betaald, te volgen.
4.24.
Uit die offertes en ramingen blijkt niet dat die producten ook zijn besteld en betaald door [eiser] , zoals Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] onweersproken hebben betoogd. Daarnaast hebben Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] aangevoerd dat uit niets blijkt dat de in die offertes genoemde producten onderwerp waren van de opdracht aan Vibe Bouw. Dit verweer wordt, als onvoldoende weersproken, gevolgd. Het had op de weg van [eiser] gelegen om inzichtelijk te maken met welke betalingen aan Vibe Bouw hij de kosten voor die goederen heeft voldaan. Volgens de stellingen van [eiser] heeft hij sinds het begin van de samenwerking met vennootschappen bestuurd door [gedaagde sub 2] in augustus 2016, in totaal een bedrag van € 133.428,19 aan Vibe Bouw betaald. Nadat de VOK is gesloten heeft [eiser] een daarop aanvullend bedrag van € 33.500,00 aan Vibe Bouw betaald. [eiser] heeft echter niet uiteengezet of duidelijk gemaakt voor welke specifieke goederen hij heeft betaald in die betalingen, dus ook niet dat de hier bedoelde goederen (vouwdeuren, dakterrassen, dakgoten, garderobekasten en trappen) door hem zijn betaald aan Vibe Bouw en niet door haar zijn geleverd.
4.25.
De stelling van [eiser] over zijn schade als gevolg van betaalde goederen die niet zijn geleverd door Vibe Bouw wordt dus als onvoldoende onderbouwd verworpen. De daarmee verband houdende vordering is dan ook niet toewijsbaar.
Schade G: aan Comfort betaalde prijs voor afgifte goederen
4.26.
Comfort heeft de aan haar in vuistpand gegeven goederen slechts tegen betaling door [eiser] van € 20.000,00 afgestaan en aan [eiser] geleverd. Onder 4.3 tot en met 4.3.7 is vastgesteld dat [gedaagde sub 2] (en daardoor Vibe Bouw) onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door het in vuistpand geven van die goederen aan Comfort. Daarom wordt de vordering van [eiser] tot vergoeding van de door hem aan Comfort betaalde geldsom voor de afgifte van die goederen toegewezen. Deze vordering zal worden toegewezen jegens zowel [gedaagde sub 2] als Vibe Bouw. [eiser] heeft ter zitting gevraagd de vorderingen op Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] te beschouwen als een hoofdelijke veroordeling tot vergoeding van de geleden schade. Daarop hebben Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] niet gereageerd, zodat de vordering tot vergoeding van € 20.000,00 hoofdelijk jegens hen zal worden toegewezen.
Overig
4.27.
Naast de hierboven behandelde schadeposten heeft [eiser] in zijn vorderingen tot schadevergoeding ook een bedrag opgenomen dat hij naar zijn stellingen heeft betaald aan Vibe Bouw voor werkzaamheden die niet zijn uitgevoerd. In randnummer 95 van de dagvaarding heeft [eiser] daartoe een bedrag van € 89.946,66 genoemd en dit bedrag meegeteld in het onder II gevorderde bedrag van € 338.418,99 aan schadevergoeding, dat ook op [gedaagde sub 2] wordt gevorderd (onder VI). Deze schadepost komt echter niet voor in de door [eiser] gestelde schadeposten als opgenomen onder 3.2.1 (overgenomen uit randnummer 59 van de dagvaarding). Daarin heeft [eiser] gesteld dat hij na 11 augustus 2017 heeft betaald voor werkzaamheden die niet zijn uitgevoerd (het bedrag van € 33.500,00). Uitgegaan wordt dan ook deze gestelde schadepost van € 89.946,66 betreft betalingen die [eiser] heeft verricht voor 11 augustus 2017.
4.28.
Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] hebben – voor zover van belang – aangevoerd dat alle facturen voor 11 augustus 2017 voor uitgevoerde werkzaamheden zijn voldaan door [eiser] nadat zijn bouwadviseur die facturen heeft goedgekeurd. Het betaalde werk is dus wel uitgevoerd, aldus Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] .
4.29.
[eiser] heeft niet inhoudelijk of gemotiveerd gereageerd op dit verweer van Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] , zodat dit verweer wordt gevolgd. De betalingen door [eiser] aan Vibe Bouw zijn dus gebaseerd op uitgevoerde en goedgekeurde werkzaamheden. Dit alles maakt dat de stelling van [eiser] over betaalde maar niet uitgevoerde werkzaamheden niet kan worden gevolgd Een vordering tot betaling van een schadevergoeding van de door [eiser] beweerdelijk betaalde werkzaamheden die Vibe Bouw niet zou hebben uitgevoerd, is dan ook niet toewijsbaar.
De borgstelling
4.30.
[gedaagde sub 2] heeft zich als bestuurder van Vibe Bouw borg gesteld voor de financiële verplichtingen van Vibe Bouw. Deze borgstelling is ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf, namelijk het uitvoeren van een bouwproject als overeengekomen in de Aanneemovereenkomst en in de VOK. Dit maakt die overeenkomsten niet uitzonderlijk zoals [gedaagde sub 2] heeft betoogd. Daarom komt zijn toenmalige echtgenote geen beroep toe op de vernietiging van die borgstelling (artikel 1:88 lid 5 BW).
4.31.
Dat de inhoud van de borgstellingsovereenkomst uitzonderlijk is, bijvoorbeeld de onverklaarde hoogte van het bedrag waarvoor [gedaagde sub 2] zich borg heeft gesteld, en dat de borgovereenkomst in de visie van [gedaagde sub 2] op een bijzondere wijze tot stand is gekomen – volgens [gedaagde sub 2] is hem die overeenkomst opgedrongen met argumenten van zeer hoge vorderingen die [eiser] op Vibe Bouw zal instellen - zouden aanleiding kunnen geven om de vernietigbaarheid van die overeenkomst in te roepen. Dit neemt echter niet weg dat vernietiging op grond van de artikelen 1:88 en 1:89 BW in dit geval niet slaagt.
4.32.
Uit hetgeen onder 4.7 tot en met 4.27 is overwogen, is Vibe Bouw slechts gehouden tot het betalen van een vergoeding van de geldsom die [eiser] aan Comfort heeft betaald voor het geleverd krijgen van de goederen voor de badkamers in het pand. Verder is niet vast komen te staan dat Vibe Bouw nalatig is in haar betalingsverplichting jegens [eiser] . Onder deze omstandigheden kan [gedaagde sub 2] als borg dan ook niet worden veroordeeld tot betaling van een groter bedrag dan waarvoor Vibe Bouw aansprakelijk is gesteld in dit vonnis.
4.33.
Bovendien zal [gedaagde sub 2] (hoofdelijk) ook worden veroordeeld tot betaling van die geldsom, omdat het onrechtmatig in vuistpand geven van die goederen aan Comfort ook een onrechtmatige daad van [gedaagde sub 2] in persoon is.
4.34.
Onder deze omstandigheden wordt de stelling van [eiser] dat [gedaagde sub 2] als borg voor Vibe Bouw kan worden aangesproken tot betaling van € 190.000,00 als ongegrond verworpen. De vordering tot betaling van het gehele bedrag waarvoor [gedaagde sub 2] zich borg heeft gesteld, wordt afgewezen. Uit hetgeen onder 4.33 is overwogen volgt dat [eiser] geen belang heeft bij een veroordeling van [gedaagde sub 2] tot betaling van € 20.000,00 op grond van de borgovereenkomst.
Afsluitende overwegingen
4.35.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiser] op Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] voor een bedrag van € 20.000,00 hoofdelijk jegens Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] worden toegewezen als schadevergoeding uit onrechtmatige daad.
4.36.
De gevorderde schadevergoeding op grond van een tekortkoming van Vibe Bouw in de nakoming van haar verplichtingen uit de Aanneemovereenkomst en de VOK worden afgewezen. [eiser] heeft dan ook geen belang bij een verklaring voor recht dat Vibe Bouw tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichtingen (vordering I). De andere gevorderde verklaringen voor recht dat Vibe Bouw (vordering III) en [gedaagde sub 2] (vordering V) onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld, zullen worden toegewezen.
4.37.
De toegewezen schadevergoeding is uit onrechtmatige daad zijdens [gedaagde sub 2] en Vibe Bouw. De gevorderde vermeerdering met de wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf het moment dat [gedaagde sub 2] op die goederen een pandrecht ten gunste van Comfort heeft gevestigd (6 oktober 2017). Daarbij zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegepast.
4.38.
[eiser] heeft vergoeding van de buitengerechtelijke kosten gevorderd. Dit is in beginsel toewijsbaar over het toegewezen bedrag in hoofdsom (€ 20.000,00). Deze veroordeling is gebaseerd op onrechtmatige daad, zodat de buitengerechtelijke kosten overeenkomstig het Rapport Voorwerk II worden beoordeeld. [eiser] heeft herhaaldelijk Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] aangeschreven over de onrechtmatigheid van het in vuistpand geven van de badkamergoederen en tot vergoeding van zijn daardoor geleden schade. De buitengerechtelijke kosten, met een maximum van 15% over het toegewezen bedrag aan hoofdsom, zijn daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 3.000,00. Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van deze kosten die [eiser] heeft moeten maken. De gevorderde vermeerdering met wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding met toepassing van de wettelijke rente uit artikel 6:119 BW.
4.39.
Partijen zijn deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld. Daarom worden de proceskosten gecompenseerd zodat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld door de goederen bedoeld voor de badkamers in het pand van [eiser] , opgeslagen in het magazijn van Vibe Bouw te Veenendaal, in vuistpand te hebben gegeven aan een derde partij,
5.2.
veroordeelt Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro) aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 6 oktober 2017 tot de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt Vibe Bouw en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling van € 3.000,00 aan [eiser] ter zake de gemaakte buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 20 december 2019 tot de dag van voldoening,
5.4.
compenseert de proceskosten aldus dat ieder de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart de veroordelingen onder 5.1 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Mulderije, rechter, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021.