ECLI:NL:RBAMS:2021:1365

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
13/234320-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar zorgmachtiging in strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de meervoudige kamer van de Rechtbank Amsterdam, is op 19 maart 2021 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft een verdachte die op 17 september 2020 een medebewoner van een instelling voor begeleid wonen heeft aangevallen. De tenlastelegging omvat onder andere poging tot doodslag en zware mishandeling. Tijdens de zitting op 5 maart 2021 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en de inbreng van de verdachte en zijn raadsman, mr. L.M.A. Schwartz.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen omdat er onvoldoende informatie beschikbaar was om een weloverwogen beslissing te nemen over de afdoening van de zaak. De verdachte is onderzocht door psycholoog J. Yntema en psychiater M.C. Heus, die adviseren om een zorgmachtiging af te geven voor behandeling in een forensische kliniek. De officier van justitie heeft echter geen zorgmachtiging voorbereid op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank verzoekt de officier van justitie om dit alsnog te doen, zodat de volgende zitting kan beschikken over voldoende informatie.

De rechtbank benadrukt dat het noodzakelijk is om een zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur te ontvangen, zodat zij een weloverwogen afweging kan maken over de zorgmachtiging en de vormen van verplichte zorg. De rechtbank heeft de voorbereiding van de zorgmachtiging opgedragen aan een geneesheer-directeur van GGZ Arkin, met de nadruk op de mogelijkheid van plaatsing in een forensisch psychiatrische kliniek. Het onderzoek ter terechtzitting is geschorst voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden, om de voorbereiding van de zorgmachtiging mogelijk te maken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/234320-20
Datum uitspraak: 19 maart 2021
TUSSENVONNIS
Tussenvonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
ingeschreven in Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] ,
gedetineerd in het PPC van [penitentiaire inrichting] , in [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit tussenvonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2021. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, van de vordering van de benadeelde partij en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 17 september 2020 een medebewoner van een instelling voor begeleid wonen 15 tot 20 keer met een glazen theekop en zijn vuisten tegen het hoofd heeft geslagen. Dit is in de tenlastelegging gekwalificeerd als een poging doodslag, een zware mishandeling, een poging zware mishandeling of een mishandeling.

3.Heropening van het onderzoek

De rechtbank heropent het onderzoek omdat in raadkamer is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Verdachte is onderzocht door psycholoog J. Yntema en psychiater M.C. Heus. Beiden adviseren de rechtbank een zorgmachtiging af te geven zodat verdachte kan worden behandeld. Die behandeling moet volgens de deskundigen plaatsvinden in een forensische kliniek.
De officier van justitie heeft ervoor gekozen niet een zorgmachtiging op grond van artikel 5:19, tweede lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor te bereiden. De rechtbank verzoekt de officier van justitie dit alsnog te doen, zodat de volgende zittingscombinatie die zich over de zaak buigt over voldoende informatie beschikt om te bepalen welke afdoening het meest passend is. Hierbij moet ten minste de zorginhoudelijke kant van de voorbereidingsprocedure worden doorlopen. De reeds door de psycholoog en psychiater opgemaakte rapportages kunnen daarbij dienen als ‘medische verklaring’ in de zin van de Wvggz, nu die rapportages voldoen aan de vereisten in artikel 5:7 van die wet. De rechtbank wil op de volgende zitting verder in ieder geval de beschikking hebben over een zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Dit betekent dat deze stukken moeten worden opgesteld óók als, de geneesheer-directeur en/of de aangewezen zorgverantwoordelijke van mening zijn dat niet aan alle vereisten en criteria voor verplichte zorg is voldaan. De rechtbank moet in staat worden gesteld een weloverwogen afweging te maken over het wel of niet afgeven van een zorgmachtiging en over de vormen van verplichte zorg die noodzakelijk zijn. De deskundigen vinden het noodzakelijk dat verdachte in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) wordt geplaatst. De rechtbank verzoekt de officier van justitie daarom een zorgmachtiging te laten voorbereiden door een geneesheer-directeur van GGZ Arkin. Reden hiervoor is dat GGZ Arkin nauw samenwerkt met Inforsa, een zorgverlener die beschikt over een FPK. De rechtbank verzoekt hierbij met klem de mogelijkheid van plaatsing van verdachte in een FPK te onderzoeken in de voorbereiding.

4.Beslissing

De rechtbank
- heropent het onderzoek;
- verzoekt de officier van justitie een zorgmachtiging voor te laten bereiden, zoals bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wvggz. De voorbereiding moet worden uitgevoerd door een geneesheer-directeur van GGZ Arkin waarbij de mogelijkheid van plaatsing in een FPK onderzocht moet worden. De stukken van het zorginhoudelijke deel van de voorbereiding moeten aan de rechtbank worden overgelegd;
- schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, maar voor maximaal drie maanden, vanwege de klemmende reden dat de voorbereiding van een zorgmachtiging niet binnen één maand zal zijn voltooid;
- beveelt de oproeping van verdachte en zijn raadsman voor de nader te bepalen zitting;
- beveelt de kennisgeving aan de benadeelde partij voor die zitting.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.E. Geradts voorzitter,
mrs. L. Voetelink en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2021.