Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5]
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren – voor zover van belang – aanwezig:
mr. A. Nijboer;
Na verder debat is vonnis bepaald op 22 maart 2021.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
alles te verrichten wat voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid noodzakelijk is”. Het gaat dan enkel om werkzaamheden tot
instandhoudingvan de brug. Stadgenoot beoogt echter een vergroting dan wel een wijziging van de brug (met onder meer het plaatsen van slagbomen en een elektromechanische aandrijving etc.). Al met al maakt Stadgenoot inbreuk op de eigendomsrechten van eisers (zie artikel 5:1 BW), hetgeen onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Daar komt bij dat Stadgenoot tijdens de werkzaamheden een gedeelte van de grond van eisers (onder meer drie verhuurde parkeerplaatsen) in beslag neemt, waardoor zij niet voldoet aan de in artikel 5:74 BW opgenomen voorwaarde dat de uitoefening van een erfdienstbaarheid op de minst bezwarende wijze moet geschieden. Eisers hebben een spoedeisend belang bij toewijzing van hun vordering. Zij willen niet voor voldongen feiten komen te staan en het aantal verkeersbewegingen over hun erf dient beperkt te blijven.
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
1.016,00
6.De beoordeling in reconventie
tijdelijkgebruik valt dit voorshands binnen het kader van artikel 5:74 BW waarin is bepaald dat de uitoefening van een erfdienstbaarheid op de voor het dienende erf minst bezwarende wijze moet geschieden.