uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
Dliverbro’s B.V.,te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten),
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam, Directie Juridische Zaken,verweerder
(gemachtigde: mr. H. Nota).
De rechtbank stelt Dliverbro’s B.V. (eiseres)
niet in het gelijk. Eiseres heeft het verbod op venten (ambulante straathandel) overtreden en ontoelaatbare hinder veroorzaakt door de verkoop van lachgas. Dit betekent dat de gemeente de lasten onder dwangsom met een totaalbedrag van € 1.000.000,- mocht opleggen en invorderen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak?
1. Eiseres verkoopt onder de naam Ufogas lachgas aan particulieren en bedrijven. Volgens de website https://ufogas.nl bezorgt eiseres lachgastanks, losse ballonnen en patronen van het beste lachgas op locatie.
2. De gemeente heeft eiseres gesommeerd om te stoppen met de verkoop van lachgas, omdat zij vond dat er in de zomer van 2019 veel overlast van lachgasverkopers was in de binnenstad van Amsterdam. De gemeente heeft eiseres een last onder dwangsom opgelegd met een maximum van € 100.000,-. Omdat de gemeente constateerde dat eiseres na deze oplegging doorging met het verkopen van lachgas, heeft de gemeente deze last onder dwangsom ingevorderd. Ook heeft de gemeente nog een last onder dwangsom opgelegd. Op verschillende momenten stelt de gemeente overtredingen van deze tweede last te hebben geconstateerd. Ook deze last is ingevorderd.Er is door de gemeente een totaalbedrag van
€ 1.000.000,- aan dwangsommen opgelegd en ingevorderd.
3. Eiseres is het hier niet mee eens en startte daarom deze procedure bij de rechtbank. De rechtbank hield een skypezitting in deze zaak op 22 oktober 2020, waarbij partijen hun standpunten naar voren brachten. Partijen lieten zich op de zitting vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Omdat op de zitting bleek dat de gemeente nog niet alle invorderingsbesluiten had overgelegd, heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en de behandeling aangehouden. Op 17 november 2020 heeft de gemeente alsnog de invorderingsbesluiten overgelegd. Bij brief van 4 januari 2021 heeft eiseres hierop gereageerd. Beide partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om zonder extra zitting uitspaak te doen.
Waarover verschillen partijen van mening?
4. Verweerder heeft zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat eiseres het verbod op venten heeft overtreden. Verder stelt verweerder dat eiseres ontoelaatbare hinder heeft veroorzaakt. Volgens eiseres heeft zij het ventverbod niet overtreden, er is namelijk sprake van online bestellingen die ter plaatste worden bezorgd. Ook is geen sprake van ontoelaatbare hinder.
Welke regels zijn van toepassing?
5. De regels die van toepassing zijn staan in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en in de Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten (de Verordening). De toepasselijke artikelen staan opgenomen in bijlage 2, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
6. Uit de Verordening volgt onder andere dat onder verhandelen wordt verstaan het in voorraad houden, uitstallen, te koop aanbieden of verkopen van waren.Venten is het uitoefenen van ambulante handel, niet op een markt-, sta- of ligplaats, waarbij niet langer stil wordt gestaan dan nodig is voor het bedienen van de klanten.Verder volgt uit de Verordening dat voor het venten een vergunning nodig is.
Mocht verweerder de lasten onder dwangsom opleggen?
7. De rechtbank zal allereerst beoordelen of verweerder de lasten onder dwangsom mocht opleggen. Pas als deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zal de rechtbank kijken of de lasten ook terecht zijn ingevorderd.
8. Een last onder dwangsom is een bevel tot het ongedaan maken van een overtreding en een verplichting tot betaling van een geldsom als dat bevel niet wordt uitgevoerd.Indien niet aan de last wordt voldaan, dan wordt de dwangsom van rechtswege verbeurd.
9. De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres door haar bedrijfsvoering de Verordening heeft overtreden. Er is sprake van venten, aldus verweerder. Eiseres heeft hiervoor geen vergunning. Uit de observaties van de politie blijkt dat sprake is van alle varianten van verhandelen, namelijk het in voorraad houden, uitstallen, te koop aanbieden of verkopen van waren. Verder zorgt eiseres voor ontoelaatbare hinder. Het opblazen van de ballonnen maakt veel lawaai en ook spatten af en toe ballonnen uiteen wat voor lawaai zorgt.
10. Volgens eiseres is haar werkwijze is als volgt:
- via ufogas.nl wordt een bestelling geplaatst door een klant;
- de betaling geschiedt via de website, dus online, danwel via pin of contant bij het afleveren;
- nadat de bestelling via ufogas.nl door de klant is geplaatst, gaat een koerier van eiseres naar de betreffende locatie en wordt de online bestelde ballon afgeleverd;
- als een koerier op het afgesproken afleveradres wordt aangesproken door passanten, worden zij gesommeerd om een online bestelling te doen en pas dan wordt geleverd;
- het is de koeriers toegestaan om 15 minuten op dezelfde plek door te brengen. Als binnen die 15 minuten een nieuwe bestelling wordt gedaan, dan schuiven die 15 minuten weer op. Hierdoor hoeft niet van de verkoopplekken vertrokken te worden.
Volgens eiseres is met haar handelwijze geen sprake van verkoop aan de openbare weg, er is alleen sprake van het afleveren van online bestelde goederen. Hierin verschilt eiseres niet van andere bezorgdiensten zoals Uber Eats, Thuisbezorgd.nl, Foodora of Delivero’s. Ook is geen sprake van hinder. Verweerder heeft niet onderbouwd dat er hinder is voor omwonenden of de omgeving. Tot slot stelt eiseres dat verweerder een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt.
11. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van venten door eiseres. Volgens de definitie uit de Verordening is venten ambulante straathandel. Onder handel wordt verstaan het in voorraad houden, het uitstallen, het te koop aanbieden en het verkopen van waren. In het geval van eiseres blijkt uit de rapporten van bevindingen dat in ieder geval sprake is van het in voorraad houden en het te koop aanbieden van haar waren. Zo blijkt dat de verkopers van eiseres telkens zijn aangetroffen met gasflessen en dat de ballonnen ter plekke worden klaargemaakt. Zo staat in het rapport van bevindingen van 3 september 2019, die, onder meer, aan de lasten ten grondslag is gelegd:
“Ik, verbalisant, constateer dat er in de nachtelijke uren, veel medewerkers van de onderneming Ufogas, zich urenlang, zonder enige verplaatsing, ophouden op vaste locaties binnen mijn werkgebied. Deze medewerkers zijn herkenbaar aan gele en oranje fluoriderende hesjes, voorzien van de opdruk ufogas.nl. Tevens voeren zij bakfietsen met zich waarin de lachgascilinders en ballonnen worden vervoerd en opgeslagen. De bakfietsen zijn voorzien van de teksten: ‘ufogas.nl’, ‘pinnen, ja graag’, ‘ [nummer] ’, ‘betaal hier ook))))’ (lees contactloos). Tevens zijn de bakfietsen voorzien van vele gekleurde opgeblazen ballonnen.”
12. Het rapport van bevindingen is op ambtseed opgemaakt. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag een bestuursorgaan in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of, gelet op de aard en de inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling ten grondslag kunnen worden gelegd.
13. Eiseres heeft alleen gesteld dat de geschetste situatie niet klopt. Eiseres heeft dit niet nader onderbouwd. Er kan dus worden uitgegaan van de juistheid van het rapport.
14. Met verweerder is de rechtbank verder van oordeel dat de bedrijfsvoering van eiseres verschilt met die van bezorgdiensten die eten bezorgen. Die hebben bij zich wat besteld is en leveren dat af. Door die koeriers wordt niets ter plekke klaar gemaakt. De koeriers van eiseres daarentegen bereiden de bestelling ter plekke voor.
15. Verder blijkt uit de rapporten van bevindingen dat mensen op straat worden aangesproken. Zo staat in het rapport van bevindingen van 3 september 2019 het volgende opgenomen:
“Daar ik, verbalisant, het vermoeden heb dat de medewerkers van ufogas handelen in strijd met de bepalingen als bedoeld in artikel 4.1 van de Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markten en venten van de gemeente Amsterdam, heb ik meerdere malen onderzoek gedaan naar de werkzaamheden van de medewerkers van ufogas. Hierbij heb ik meerdere malen op afstand het gehele straatbeeld, waarin de medewerkers van ufogas werkzaam zijn, geobserveerd. Hierbij viel mij direct op dat de medewerkers, die naar eigen zeggen uitsluitend op bestelling lachgas verzorgen, veelvuldig, achtereenvolgend publiek aanspreken, lachgasballonnen vullen en deze aan het publiek overhandigen, waarna er een overdracht van geld middels een pin apparaat of contant geld plaatsvindt. Het is opmerkelijk te noemen dat de medewerkers van ufogas het publiek aanspreken, aangezien zij, naar eigen zeggen, uitsluitend op bestelling leveren.
Gelet op het feit dat ik, verbalisant, tot op heden geen enkele keer heb geconstateerd dat er, door de medewerkers van ufogas, op enige wijze kennis is genomen van een vooraf besteld product, hetzij telefonisch, middels een app of een email, heb ik het vermoeden dat er vooraf geen bestelling heeft plaatsgevonden en er dus geen sprake is van een bestelling, maar het aanbieden van diensten tegen betaling aan de openbare weg. Bovendien is het opmerkelijk te noemen dat er op meerdere locaties in één straat en binnen een straal van hooguit 20 a 30 meter, door meerdere medewerkers van dezelfde onderneming bezorgd zou worden. Hierbij is het tevens opmerkelijk te noemen dat ik geen enkele keer heb geconstateerd dat er door een medewerker van ufogas bij een woning of pand producten werden bezorgd. Ik constateer namelijk dat de medewerkers van ufogas gezamenlijk mijn werkgebied betreden en zich vervolgens individueel of in koppels van twee of drie medewerkers binnen het Wallengebied verspreiden. Hierbij valt mij op dat dezelfde medewerkers zich gedurende de nacht, urenlang en zonder enige verplaatsing op dezelfde locatie ophouden.”
In het rapport van bevindingen van 28 september 2019 is het volgende opgenomen:
“Ik zag en hoorde dat de verkoper een ballon vulde met het gas vanuit de gasfles, ik zag dat deze ballonnen werden overhandigd aan de personen die er om heen stonden. Ik hoorde tevens dat de verkoper met een luide stem sprak in het worden met de volgende strekking. “Een ballon voor vijf euro”. Ik zag en hoorde dat de verkoper een groep van zes vier mannen en twee vrouwen aansprak en ieder een ballon overhandigde die gevuld was met het gas vanuit de gasfles. Ik zag en hoorde dat er meerdere keren een ballon werd gevuld met het gas vanuit de gasfles voor deze vier mannen. Ik zag dat er een van deze groep geld uit zijn portemonnee haalde en aan de verkoper van de ballonnen die gevuld waren met gas uit de gasfles overhandigde.”
16. Hieruit blijkt dat het niet (alleen) gaat om online verkoop, maar ook om actieve verkoop op straat. Oftewel, de handelwijze van eiseres omvat in ieder geval de elementen ‘het in voorraad houden’ en het ‘te koop aanbieden’. Hiermee is dus voldaan aan de definitie handelen zoals die is opgenomen in de Verordening. Aangezien sprake is van handel op straat, valt dit onder de definitie van venten. Hiervoor heeft eiseres een vergunning nodig en die heeft zij niet. Op deze grond mocht verweerder dan ook de lasten onder dwangsom opleggen.
17. Wat betreft het betoog van eiseres dat zij niet langer stil staat dan nodig is om klanten te bedienen, overweegt de rechtbank dat deze eis is verbonden aan de ventvergunning. Omdat eiseres geen ventvergunning heeft, hoeft ook niet te worden beoordeeld of zij niet langer stilstaat dan nodig is om klanten te bedienen. Eiseres mag immers helemaal niet op straat verkopen.
18. Verweerder heeft verder aan de lasten ten grondslag gelegd dat eiseres hinder veroorzaakt. Het opblazen van de ballonnen en het af en toe knappen van de ballonnen maakt veel geluid en dit veroorzaakt hinder. Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder niet heeft onderbouwd dat hinder wordt ondervonden.
19. De rechtbank overweegt dat uit de toelichting bij artikel 5.5 van de APV blijkt dat dit een heel ruim artikel is. Deze bepaling verbiedt gedragingen die leiden tot hinder waarin niet wordt voorzien in andere regelingen.
20. In het rapport van bevindingen van 3 september 2019, die aan de lasten ten grondslag is gelegd, staat onder andere opgenomen:
“
Het vullen van de ballonnen met de cilinders zorgt voor een enorm luid sissend geluid. Dit geluid is door een hele straat en zelfs de omliggende straten duidelijk hoorbaar. Het vullen van de ballonnen vindt enorm vaak plaats, namelijk meerdere malen per minuut en op meerdere plaatsen in de straten, met als gevolg dat er voortdurend een luid sissend geluid hoorbaar is.”
Verderop staat opgenomen:
“Bewoners en ondernemers geven aan dat zij de overlast van lachgasgebruikers en verkopers meer dan zat zijn. […] Bewoners en ondernemers geven aan dat zij regelmatig zelf de lachgasgebruikers en verkopers aanspreken op de overlast die zij veroorzaken. Echter geven de bewoners aan dat zij veelal uitgescholden, bedreigd en geïntimideerd worden.”
In het rapport van bevindingen van 30 september 2019 is opgenomen:
“Tegelijkertijd hoorden wij een luid sissend geluid, dat uit de richting van de betrokkene kwam. Wij zagen dat er direct meerdere passanten omkeken in de richting van betrokkene.”
21. De rechtbank overweegt dat uit de rapporten van bevindingen blijkt dat hinder wordt veroorzaakt bij de omwonenden door de geluiden bij het vullen van de ballonnen en de verkoop van de ballonnen. Verweerder heeft dit ook met de rapporten van bevindingen onderbouwd. Het is niet nodig dat verweerder dit nog verder onderbouwt met individuele klachten. Verweerder mocht deze grond dan ook aan de lasten onder dwangsom ten grondslag leggen.
-
Heeft verweerder een verkeerde belangenafweging gemaakt?
22. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat verweerder een verkeerde belangenafweging heeft gemaakt. Verweerder had moeten afzien van het opleggen van de lasten onder dwangsom. Volgens eiseres is verweerder niet duidelijk ingegaan op waarom het belang van de bewoners van Amsterdam zwaarder dient te wegen dan haar eigen belang. Verder stelt eiseres dat zelfs als de belangenafweging in haar nadeel uitvalt, de lasten onder dwangsom een te zwaar middel zijn.
23. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraakvan de Afdeling volgt dat verweerder in beginsel verplicht is om handhavend op te treden als een overtreding is vastgesteld. Alleen onder bijzondere omstandigheden kan dit anders zijn. In dit geval is niet gebleken dat dergelijke bijzondere omstandigheden zich voordoen. Het is verboden om zonder vergunning te venten. Dit verbod is in het belang ter voorkoming van de aantasting van het woon- en leefklimaat en in het belang van de openbare orde. Eiseres dient zich, net als alle andere burgers en bedrijven, aan het ventverbod te houden. Dit heeft zij doelbewust niet gedaan. De rechtbank ziet daarom niet in waarom haar belang zwaarder moet wegen dan het algemeen belang van de inwoners van Amsterdam. Ook heeft verweerder niet hoeven te volstaan met een minder zwaar middel. Eiseres heeft zelf immers meerdere keren aangegeven dat ze koste wat kost door zou gaan met de verkoop van lachgas. Verweerder had dan ook geen andere middelen om de overtredingen te stoppen.
24. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht de lasten onder dwangsom opgelegd.
Mocht verweerder de lasten onder dwangsom ook invorderen?
-
Kunnen de processen-verbaal ten grondslag worden gelegd aan de invorderingsbesluiten?
25. Na het opleggen van de lasten onder dwangsommen is eiseres volgens verweerder doorgegaan met de verkoop van lachgas op straat. Hierdoor heeft zij niet voldaan aan de lasten en heeft zij de dwangsommen verbeurd. Verweerder is bij vier afzonderlijke besluiten overgegaan tot het invorderen van de verbeurde dwangsommen ter hoogte van € 1.000.000,-.
26. Het is vaste rechtspraakvan de Afdeling dat aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag moet liggen.
27. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan de invorderingsbesluiten diverse rapporten van bevindingen ten grondslag heeft gelegd. Niet in geschil is dat deze processen-verbaal ten grondslag kunnen worden gelegd aan de invorderingsbesluiten. De processen-verbaal voldoen aan de eisen die daaraan worden gesteld. Zij zijn voldoende inzichtelijk. Verder blijkt er duidelijk uit welke overtreding waar en wanneer is vastgesteld en wie de overtreding heeft vastgesteld.
-
Is sprake van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan verweerder niet had mogen invorderen?
28. Volgens eveneens vaste rechtspraakvan de Afdeling dient bij een besluit tot invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht te worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Slechts in bijzonder omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien. Het bestuursorgaan hoeft bij een besluit tot invordering van de verbeurde dwangsom in beginsel geen rekening te houden met de financiële draagkracht van de overtreder. De draagkracht van de overtreder kan immers in de regel pas in de executiefase ten volle worden gewogen en, indien hierover een geschil ontstaat, is de rechter die belast is met de beslechting daarvan bij uitstek in de positie hierover een oordeel te geven. Voor een uitzondering op dit beginsel bestaat slechts aanleiding, indien evident is dat de overtreder gezien zijn financiële draagkracht niet in staat zal zijn de verbeurde dwangsommen (volledig) te betalen. Op de overtreder rust de last aannemelijk te maken dat dit het geval is. Hij dient daartoe zodanige informatie te verstrekken dat een betrouwbaar en volledig inzicht wordt verkregen in zijn financiële situatie en de gevolgen die het betalen van de dwangsommen zou hebben.
29. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder geheel of gedeeltelijk van de invordering moet afzien. Zoals hierboven is overwogen vergt adequate handhaving dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Eiseres heeft er gelijk in dat het om een groot bedrag gaat. Maar, zoals verweerder ter zitting ook aangaf, heeft eiseres zelf diverse malen in de media verklaard dat zij doorgaat totdat zij € 1.000.000,- aan dwangsommen opgelegd heeft gekregen. Eiseres is dus willens en wetens doorgegaan met het overtreden van de opgelegde lasten en heeft de hoogte van de dwangsommen dan ook aan haar eigen gedrag te danken. Eiseres had er ook voor kunnen kiezen om eerder te stoppen met de verkoop van lachgas om te voorkomen dat de hoogte van de dwangsommen opliep. Kennelijk waren dwangsommen van deze hoogte nodig om aan de verboden gedragingen een einde te maken. Zoals hierboven is overwogen hoeft bij een besluit tot invordering in beginsel geen rekening te worden gehouden met de financiële draagkracht. Pas als evident is dat de overtreder gezien zijn financiële draagkracht niet in staat zal zijn de verbeurde dwangsommen te betalen, hoeft rekening te worden gehouden met de financiële draagkracht van de overtreder. Dit is aan de overtreder om aannemelijk te maken. Eiseres heeft dit niet gedaan. Eiseres heeft slechts gesteld dat zij, gelet op de hoogte van de dwangsommen van € 1.000.000,-, niet in staat is de dwangsom te betalen. Eiseres heeft dit echter niet onderbouwd. Eiseres heeft geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij het bedrag niet kan betalen. De hoogte van de dwangsom maakt dan ook niet dat al op voorhand evident is dat eiseres deze dwangsom niet kan betalen.
30. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder tot invordering over mocht gaan.
31. Het beroep is ongegrond.
32. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, voorzitter, en
mr. M.F. Ferdinandusse en mr. A.K. Mireku leden, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
-
Eerste last onder dwangsom
- Op 3 september 2019 heeft verweerder een voornemen last onder dwangsom uitgebracht wegens het overtreden van het ventverbod en de APV. Eiseres heeft hiertegen een zienswijze ingediend.
- Op 27 september 2019 heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom van € 10.000,- per overtreding, met een maximum van € 100.000,- opgelegd.
- Op 30 oktober 2019 heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend.
-
Tweede last onder dwangsom
- Op 4 oktober 2019 heeft verweerder een voornemen tot een tweede last onder dwangsom uitgebracht. Volgens verweerder zijn alle dwangsommen van de eerste last verbeurd. Ook hier heeft eiseres een zienswijze uitgebracht.
- Op 10 oktober 2019 heeft verweerder een tweede last onder dwangsom opgelegd. Bij de eerste tot de twintigste overtreding verbeurt eiseres een dwangsom van € 15.000,-, bij de eenentwintigste tot en met de veertigste overtreding een dwangsom van € 20.000,- en bij de eenenveertigste tot en met de achtenveertigste overtreding een dwangsom van € 25.000,-.
- Op 4 november 2019 heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend.
- Op 4 oktober 2019, 29 oktober 2019, 5 november 2019 en 7 november 2019 heeft verweerder voornemens uitgebracht tot het invorderen van de lasten onder dwangsom. Eiseres heeft tegen deze voornemens zienswijzen uitgebracht.
- Bij afzonderlijke besluiten van 24 oktober 2019, 7 november 2019, 12 november 2019 en 15 november 2019 heeft verweerder de dwangsommen ingevorderd. Hierbij gaat het om bedragen van € 100.000,-, € 195.000,-, € 405.000,- en € 300.000,-.
- Op 29 november 2019 heeft eiseres bezwaar ingesteld tegen de invorderingsbesluiten van 24 oktober 2019 en 7 november 2019.
- Op 18 december 2018 heeft eiseres bezwaar ingesteld tegen de invorderingsbesluiten van 12 november en 15 november 2018.
- In het besluit van 21 januari 2020 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de lasten onder dwangsom van 27 september 2019 en 10 oktober 2019 en de invorderingsbesluiten van 24 oktober 2019 en 7 november 2019 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
- Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
- Het onderzoek op de skypezitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
- De rechtbank heeft het onderzoek geschorst zodat partijen de stukken die zien op de laatste twee invorderingsbesluiten nog kunnen inbrengen.
- Bij brief van 17 november 2020 heeft verweerder op grond van artikel 5:39 van de Awb het bezwaarschrift van 18 december 2019 aan de rechtbank doorgestuurd.
- Bij brief van 4 januari 2021 heeft eiseres hierop gereageerd.
BIJLAGE II – Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:31d
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding; en
de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een berag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last.
Het bestuursorgaan stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom wordt verbeurd.
De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
De bestuursrechter kan de beslissing op het beroep of hoger beroep tegen de beschikking tot invordering echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
In beroep of hoger beroep legt de belanghebbende zo mogelijk een afschrift over van de beschikking die hij betwist.
Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om een voorlopige voorziening.
Verordening staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten
Artikel 1
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Ambulante handel: straathandel, uitgeoefend op een staan- of ligplaats, of in de hoedanigheid van venten;
h. staan- of ligplaats: plaats of op aan de openbare wet of het openbaar water buiten een markt, waarop de ambulante handel wordt uitgeoefend, niet zijnde venten;
i. venten: het uitoefenen van de ambulante handel, anders dan op een markt-, staan- of ligplaats, waarbij niet langer wordt stilgestaan dan voor het bedienen van klanten nodig is;
j. verhandelen: het in voorraad houden, uitstallen, te koop aanbieden of verkopen van waren;
Artikel 2.1, eerste lid
Het is verboden, de ambulante handel uit te oefenen zonder te zijn ingeschreven in een daarvoor door het college bijgehouden register.
Artikel 4.1, eerste lid
Het is verboden zonder vergunning van het college te venten.
Algemene Plaatselijke Verordening
Artikel 5.5
Het is verboden toestellen, geluidsapparaten of machines in werking te hebben, of anderszins handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving hinder wordt veroorzaakt of toe te laten dat deze handelingen worden verricht.
In de toelichting bij artikel 5.5 staat:
Artikel 5.5 Hinder van toestellen, machines, e.d.
Deze bepaling verbiedt gedragingen die leiden tot vormen van hinder waarin niet wordt voorzien door andere regelingen. Te denken valt bijvoorbeeld aan geluidhinder door niet-permanente activiteiten in een niet besloten ruimte zoals een kermis, een braderie of een rally, het maken van reclame of muziek of het doen van mededelingen door middel van luidsprekers op voertuigen, het ten gehore brengen van achtergrondmuziek in winkelstraten, het gebruik van diverse geluidproducerende recreatietoestellen en het gebruik van bouwmachines, zoals compressors, cirkelzagen, trilhamers en heistellingen.
Ook kunnen onder de werking van dit artikel vallen het beoefenen van lawaaiige hobby’s, het voortdurend bespelen van muziekinstrumenten, het gebruik van elektro-akoestische apparatuur en het laten draaien van koelaggregaten op vrachtwagens.
Voor dergelijke vormen van geluidhinder ontbreken algemeen geldende criteria of normen. Dit komt mede omdat in beginsel elke gedraging de bron van geluidhinder kan zijn. Van geval tot geval zal daarom moeten worden nagegaan in hoeverre sprake is van geluidhinder en welke maatregelen daartegen kunnen worden genomen. Een gegeven daarbij is dat zeker in de stad een zekere mate van geluidhinder als onvermijdelijk zal moeten worden aanvaard.
Artikel 5.5 is zodanig ruim geformuleerd dat behalve tegen geluidoverlast ook kan worden opgetreden tegen andere vormen van hinder die van het gebruik van apparaten, machines of feitelijke handelingen wordt ondervonden, zoals hinder van trillingen of licht.
Het derde lid grenst de APV-bepaling af van hogere regelingen die voorschriften over hinder bevatten. De afbakening ten opzichte van de Wet milieubeheer betekent dat de bepaling niet geldt daar waar de hinder afkomstig is van een inrichting in de zin van de wet, aangezien bij of krachtens die wet specifieke of algemene voorschriften hierover kunnen worden gesteld