Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 maart 2021 in de zaak tussen
[verzoekster] , h.o.d.n. [bedrijf] , te [plaats] , verzoekster
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
bubble teaverkocht, een versbereide mix van ijsgekoelde of hete gezoete thee met melk met een schuimig laagje. Dit wordt op bestelling verkocht in afgesloten gesealde bekers met een verpakt rietje erbij. In de winkel zelf zijn geen zitplaatsen aanwezig. Verzoekster heeft voorafgaand aande opening van [bedrijf] en vlak daarna aan een toezichthouder van verweerder gevraagd of deze manier van bedrijfsvoering voldoet aan het bestemmingsplan. Met de gehanteerde manier van verpakking van de bubble tea was dat volgens de toezichthouder in orde. Daar mocht verzoekster dan ook op vertrouwen. Verder voert verzoekster aan dat geen sprake is van horeca-1. Zij valt niet onder de definitie, omdat zij geen etenswaren verstrekt en de dranken die zij verstrekt niet voor directe consumptie zijn, maar eerder vergelijkbaar met bijvoorbeeld een maaltijdsalade die wordt meegenomen om elders te nuttigen. Tot slot voert verzoekster aan dat verweerder bij het opleggen van de last onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen.
Beslissing
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.068,-.