ECLI:NL:RBAMS:2021:1261

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
13/728016-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensenhandelzaak door gebrek aan bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel door middel van uitbuiting in de prostitutie, heeft de rechtbank Amsterdam op 24 maart 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging, die betrekking had op de periode van 23 december 2014 tot en met 2 januari 2019. De rechtbank oordeelde dat de aanklacht van de aangeefster, de (ex-)echtgenote van de verdachte, onvoldoende kon worden onderbouwd met objectief bewijs. Hoewel de aangeefster verklaarde dat zij door de verdachte was gedwongen om in de prostitutie te werken en dat hij haar inkomsten afpakte, kon de rechtbank niet vaststellen dat deze beschuldigingen waar waren. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van de aangeefster voornamelijk op haar eigen woorden waren gebaseerd, zonder voldoende steunbewijs uit andere bronnen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte de aangeefster had uitgebuit of gedwongen tot prostitutie. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 40 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. De benadeelde partij, de aangeefster, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728016-19 (Promis)
Datum uitspraak: 24 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. de Klerk.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
mensenhandel door middel van uitbuiting in de prostitutie van [slachtoffer] in de periode van 23 december 2014 tot en met 2 januari 2019 te Amsterdam.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Beoordeling

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte was niet ter terechtzitting aanwezig. Evenmin heeft hij zich laten vertegenwoordigen door een daartoe gemachtigd raadsman. Namens de verdediging is dan ook geen enkel standpunt naar voren gebracht. Verdachte heeft het tenlastegelegde echter zowel bij de politie, als bij de rechter-commissaris steevast ontkend.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op 2 januari 2019 worden twee verbalisanten op de Wallen aangesproken door [slachtoffer] , aangeefster. Zij verklaart al acht jaar als prostituee werkzaam te zijn, waarvan de laatste vier jaar in Nederland. Gedurende de gehele periode zou zij door verdachte, met wie zij tussentijds op 22 december 2014 is getrouwd, zijn uitgebuit. Hij zou haar hebben gedwongen om in de prostitutie te werken en al haar verdiende geld hebben afgenomen. Na een informatief gesprek heeft aangeefster op 9 januari 2019 aangifte gedaan van seksuele uitbuiting door verdachte.
De rechtbank merkt op dat de basis van de beschuldigingen voornamelijk is gelegen in de verklaringen van aangeefster. De inhoud van deze verklaringen zal de rechtbank hierna weergeven, de rechtbank zal vervolgens beoordelen of sprake is van voldoende wettig bewijs waaruit de rechtbank ook de overtuiging kan bekomen dat het tenlastegelegde is bewezen.
De verklaringen van aangeefster
Aangeefster heeft verdachte in 2011 ontmoet in Griekenland. Zij werkte toen al als prostituee en verdachte, toen nog genaamd [oude naam verdachte] , behoorde tot haar klantenkring. Na twee weken gingen zij samenwonen, waarna hij haar begon te mishandelen en haar verdiende geld afpakte. Begin 2012 verhuisden zij naar Duitsland, waar aangeefster zes maanden lang zeven dagen per week als prostituee achter een raam heeft gewerkt. Door de mishandelingen van verdachte heeft zij vijftien dagen in een ziekenhuis in Aken gelegen. Twee dagen nadat zij uit het ziekenhuis was ontslagen, moest zij weer aan het werk. Niet lang daarna is aangeefster, met behulp van een klant (naar later bleek: [naam 1] ) gevlucht naar haar familie in Roemenië. Vervolgens is aangeefster naar Ierland vertrokken, waar zij een jaar lang in de prostitutie heeft gewerkt. In 2013 nam verdachte weer contact met haar op via Facebook, waarna verdachte en aangeefster contact met elkaar hielden. In september 2014 is aangeefster, via Engeland, naar Italië gegaan, waar zij door een vriend van verdachte werd opgehaald en naar Albanië werd gebracht. Daar hebben verdachte en aangeefster zich met elkaar verzoend en zijn zij, op 22 december 2014, met elkaar getrouwd, waarbij verdachte de achternaam van aangeefster heeft aangenomen. Een dag later is aangeefster naar Nederland gegaan, waar zij zich heeft ingeschreven bij de gemeente en de Kamer van Koophandel. Op 5 januari 2015 is aangeefster in Nederland begonnen met werken als prostituee en enkele dagen later kwam ook verdachte naar Nederland.
Aangeefster werkte aanvankelijk zeven en later zes dagen per week en verdachte hield haar in de gaten als zij aan het werk was, om te controleren of zij haar werk wel goed genoeg uitoefende. Aangeefster ontving tien tot vijftien klanten per dag en het verdiende geld (500 – 1.000 euro per dag) werd deels op de gezamenlijke rekening gestort om de vaste lasten te betalen. Het overige geld (dat niet mocht worden opgegeven bij de Belastingdienst) werd afgepakt door verdachte voor eigen gebruik of doorgestuurd naar familie in Albanië via Western Union. Ook heeft aangeefster voor verdachte een BMW gekocht, terwijl zij deze niet gebruikte omdat zij niet beschikte over een rijbewijs.
Als aangeefster te weinig had verdiend, werd ze door verdachte uitgescholden en geslagen en blauwe plekken werden weggewerkt met make-up. Verder dreigde verdachte de familie van aangeefster wat aan te doen.
De verklaringen van verdachte
Tegenover de verklaringen van aangeefster staan de verklaringen van verdachte, die alle aantijgingen heeft ontkend. Verdachte was weliswaar niet ter terechtzitting aanwezig, maar hij heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris wel verklaringen afgelegd. Deze komen er kort gezegd op neer dat het de eigen keuze was van aangeefster om in de prostitutie te werken en hij heeft haar daar dan ook nooit toe gedwongen. Hij zou juist hebben geprobeerd om haar daarmee te laten stoppen. Ook heeft hij haar nooit mishandeld of haar familie bedreigd. Zelf werkte verdachte in de bouw, grotendeels zwart. Veel geld was er in elk geval nooit en verdachte heeft dan ook geld geleend van familie en vrienden om rond te kunnen komen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster en verdachte in grote lijnen recht tegenover elkaar staan. Wel zijn zij het eens over het gegeven dát aangeefster in de prostitutie heeft gewerkt, maar over (het antwoord op) de vraag of dit uit vrije wil was en wat er met het verdiende geld gebeurde, lopen de verklaringen uiteen. De rechtbank zal moeten beoordelen of en, zo ja, in hoeverre de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en of deze verklaring (voldoende) steun vindt. De rechtbank kijkt hiervoor naar de overige stukken in het dossier.
Worden de verklaringen van aangeefster voldoende ondersteund?
Er zijn diverse stukken in het dossier die de verklaringen van aangeefster ondersteunen. Deze zal de rechtbank hieronder beschrijven, waarbij telkens een tussentijdse overweging zal worden gegeven.
De kamerhuurgegevens
Uit administratiegegevens van verschillende verhuurders van kamers op de Wallen blijkt dat aangeefster veelvuldig kamers huurde, gemiddeld 25 dagen per maand, van 2015 tot en met 2018. De kosten hiervan waren ook niet gering, namelijk telkens zo’n € 40.000,- per jaar.
Op grond van enkel het bovenstaande kan de rechtbank vaststellen dat aangeefster veelvuldig in de prostitutie heeft gewerkt.
De verklaring van [zus]
De zus van aangeefster heeft verklaard dat zij in de periode dat zij bij verdachte en aangeefster en verdachte verbleef (twee maanden in 2017), heeft gezien dat verdachte en aangeefster vaak ruzie hadden. Verdachte verweet aangeefster niet genoeg te verdienen en hij ging er met de inkomsten vandoor. Ook heeft ze gezien dat verdachte haar zus sloeg en heeft zij blauwe plekken bij haar zus gezien.
Deze verklaring ondersteunt de aangifte op verschillende onderdelen, zoals de ruzies over het werk van aangeefster en de mishandelingen. Wel moet worden opgemerkt dat deze getuige slechts twee maanden bij verdachte en aangeefster heeft verbleven, terwijl de tenlastegelegde periode zich uitstrekt over meer dan vier jaar. Tevens is deze getuige, gelet op de onderlinge familiaire band met aangeefster, niet geheel onafhankelijk. Een aanzienlijk deel van haar verklaring is gebaseerd op hetgeen aangeefster aan haar heeft verteld.
De vlucht vanuit Duitsland
Aangeefster zou in 2012 aan verdachte zijn ‘ontvlucht’. Getuige [naam 1] heeft hierover verklaard dat hij aangeefster heeft geholpen terug te keren naar Roemenië en dat zij wilde vluchten voor de man voor wie zij werkte. Hij kon zich echter niets herinneren over eventuele mishandelingen van aangeefster. Ook heeft hij geen letsel of blauwe plekken bij haar gezien.
De rechtbank merkt op dat deze ‘vlucht’ plaatsvond in andere landen (van Duitsland naar Roemenië) en vóór de tenlastegelegde periode (namelijk in 2012). Daarnaast kan worden vastgesteld dat aangeefster, gelet op haar eigen verklaring, vrijwillig met verdachte is herenigd in Albanië, daar met hem is getrouwd, waarna zij (wederom, maar nu) in Nederland in de prostitutie is gaan werken. Dat deze beslissing een gevolg is van misleiding door verdachte wordt verdachte wel verweten maar dat dwangmiddel noch de daaraan verbonden handelingen zijn in de tenlastelegging uitgewerkt onder de feitelijkheden.
De mishandelingen en de letsels
Aangeefster zou gedurende een langere periode veel en vaak zijn mishandeld en bedreigd. De zus van aangeefster heeft deze verklaring enigszins kunnen onderbouwen, maar het is opmerkelijk dat nooit in de gehele tenlastegelegde periode van ruim vier jaar een melding is gedaan van enig letsel of een vermoeden van mishandeling (bijvoorbeeld door collega-prostituees, kamerverhuurders of politieagenten op de Wallen). Ook getuige [naam 1] kon zich niets herinneren over enig letsel bij aangeefster. Ten slotte heeft aangeefster verklaard dat zij door verdachte in Duitsland – plat gezegd – het ziekenhuis in was geslagen. Verdachte heeft hierover verklaard dat haar ziekenhuisopname te maken had met een ‘onschuldige’ nierinfectie. Ondanks een verzoek van de politie heeft aangeefster, ondanks haar herhaalde toezegging daartoe, geen doktersverklaring kunnen inbrengen die haar stelling ondersteunt. Niet gebleken is bovendien dat aangeefster enige poging heeft gedaan om die gegevens daadwerkelijk te verkrijgen. Overigens is evenmin gebleken dat aangeefster is opgenomen met een nierinfectie, waardoor de ware reden van de ziekenhuisopname niet kan worden vastgesteld.
Controles door verdachte
Volgens aangeefster zou verdachte haar altijd hebben gecontroleerd en bij haar in de buurt zijn geweest als zij achter de ramen stond.
Ook dit kan echter niet door objectieve onderzoeksbevindingen worden ondersteund. Weliswaar zijn er twee mutaties waaruit kan worden afgeleid dat verdachte aangeefster twee keer (in 2016 en in 2017) met de auto heeft afgezet in het Wallengebied, maar dit is onvoldoende om te kunnen concluderen dat hij haar altijd in de gaten heeft gehouden met betrekking tot haar werkzaamheden in de prostitutie. Daarbij speelt voor de rechtbank mee dat uit de historische verkeersgegeven van de telefoon van verdachte is gebleken dat deze telefoon tussen 31 juli 2018 en 9 januari 2019 nauwelijks in het Wallengebied aanwezig is geweest.
De financiën – de inkomsten van aangeefster
Zoals de rechtbank reeds heeft vastgesteld, heeft aangeefster veel dagen in de prostitutie gewerkt. Weliswaar kan niet worden vastgesteld hoeveel aangeefster hiermee heeft verdiend, maar het is alleszins aannemelijk dat het gaat om een aanzienlijk bedrag, ook gelet op de kosten van de kamerhuur over de jaren 2015-2018, in totaal ongeveer 160.000 euro.
De financiën – de inkomsten van verdachte
Er is weinig zicht op de inkomsten van verdachte. Zo zijn er geen inkomstenbelastingaangiften over de jaren 2014-2016. Sinds 10 april 2017 staat verdachte als eigenaar van een eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, waarmee hij in 2018 ook een omzet behaald. Verder zou verdachte volgens aangeefster geld hebben verdiend met de handel in drugs en hij zou ook zwart geld hebben verdiend met verbouwingswerkzaamheden.
De financiën – de uitgaven van aangeefster en verdachte
Uit het dossier kunnen geen grote uitgaven van de zijde van verdachte worden vastgesteld. Er zijn enkele ‘money transfers’ via Western Union of een soortgelijke dienstverlener naar familie van verdachte, maar niet in de orde van grootte die passen bij het afpakken van (nagenoeg) alle inkomsten van aangeefster. Bovendien zijn er ook enkele overboekingen naar familie van aangeefster. Overige (grote) uitgaven die wijzen op hoge inkomsten kunnen evenmin worden vastgesteld. Zo zijn onder verdachte geen luxe goederen of grote contante geldbedragen aangetroffen en uit niets blijkt dat verdachte een luxe leven leidde. Ook de aankoop van de auto (een BMW) kan dit niet verklaren, nu deze auto volgens aangeefster zo’n € 6.000,- zou hebben gekost. Dat aangeefster per maand tien- tot dertigduizend euro verdiende, wordt dan ook niet bevestigd door andere stukken in het dossier. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte dit geld (of een aanzienlijke hoeveelheid) van aangeefster zou hebben afgepakt voor zichzelf dan wel aan personen die aan hem gelieerd zijn.
De verklaringen van [naam 2]
Nadat aangeefster verdachte begin 2019 had verlaten, kreeg verdachte een relatie met [naam 2] . Zij was afkomstig uit Roemenië en reisde samen met verdachte in mei 2019 naar Nederland, waar zij niet lang daarna in de prostitutie ging werken. In het dossier is veel aandacht besteed aan deze kwestie, kennelijk ten einde vast te kunnen stellen of het vermeende gedrag van verdachte nadat aangeefster hem had verlaten zich zou voortzetten,
De rechtbank merkt op dat uitbuiting van [naam 2] niet ten laste is gelegd. Dit is ook logisch, want tegenover de politie heeft zij verklaard vrijwillig in de prostitutie te hebben gewerkt. Dit wordt bovendien bevestigd door telefoongesprekken tussen verdachte en [naam 2] , waarin verdachte meerdere keren aangeeft dat hij altijd heeft gezegd dat zij dat werk niet moest gaan doen. Kortom: het beeld van een pooier die jonge vrouwen uit het Oostblok naar Nederland meeneemt, hen daar dwingt tot prostitutie en profiteert van hun verdiensten wordt – behoudens een enkele opmerking van de kant van de zuster van verdacht in hun onderlinge communicatie - niet bevestigd.
Conclusies
Op grond van alle feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de volgende conclusies. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot prostitutie.
Ook blijkt niet dat verdachte de inkomsten van aangeefster heeft afgepakt. Zo leidden aangeefster en verdachte ogenschijnlijk geen luxe leven en werden geen grote geldbedragen ‘weggesluisd’ naar andere personen, althans, dat kan op basis van dit dossier niet worden vastgesteld.
Verder kan op basis van andere gegevens, zoals de ‘vlucht’ uit Duitsland, of de ervaringen van [naam 2] evenmin worden vastgesteld dat verdachte handelde in een bepaald patroon, waarin hij als dwingende pooier fungeerde voor zwakke jonge vrouwen uit Oost-Europa.
Al met al komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster gedurende een periode van vier jaar heeft uitgebuit en dat hij zich daarmee schuldig zou hebben gemaakt aan de hem verweten vormen van mensenhandel. Het dossier bevat weinig meer dan een aanklacht van aangeefster, die onvoldoende kan worden onderbouwd met objectief steunbewijs. Daarbij constateert de rechtbank dat de rechter-commissaris ten tijde van de inbewaringstelling van verdachte op 4 oktober 2019 reeds opmerkte dat de zaak nog alle kanten op kon en dat een veroordeling ongewis was. Sinds 4 oktober 2019 zijn er echter nauwelijks nieuwe stukken aan het dossier toegevoegd die tot andere inzichten zouden moeten leiden. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank acht dan ook – anders dan de officier van justitie – het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 471.500,- aan vergoeding van materiële schade en € 20.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en E. Akkermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 maart 2021.