Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
2.BEHANDELING VAN HET BEROEP
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en de Vereniging van Letselschadeadvocaten (LSA). De eiseres, die in 2018 als aspirant-lid was toegelaten, vorderde schorsing van de besluiten van LSA die haar aanvraag voor gewoon lidmaatschap hadden afgewezen. De eiseres stelde dat zij inmiddels voldeed aan de vereisten voor gewoon lidmaatschap, waaronder de vereiste van vijf jaar ervaring als advocaat, en dat haar aspirant-lidmaatschap van rechtswege was omgezet in een gewoon lidmaatschap.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres een spoedeisend belang had bij haar vorderingen, maar dat de beslissing van de Commissie van Beroep (CvB) om haar aanvraag af te wijzen, niet onterecht was. De rechter concludeerde dat de statuten van LSA en het Huishoudelijk Reglement (HR) duidelijk de voorwaarden voor lidmaatschap vastlegden, waaronder de vereiste van vijf jaar ervaring. De CvB had de beslissing zorgvuldig gemotiveerd en de rechter achtte het niet aannemelijk dat deze beslissing in een bodemprocedure zou worden vernietigd.
De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat de eisen voor lidmaatschap van LSA bindend zijn voor alle leden en dat er geen uitzonderingen zijn gemaakt op de vijf-jaarseis. Dit vonnis bevestigt de noodzaak voor aspirant-leden om aan de gestelde voorwaarden te voldoen voordat zij als gewoon lid kunnen worden toegelaten.