ECLI:NL:RBAMS:2021:1187

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
C/13/680169 / HA ZA 20-229
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regresvordering van een bestuurder op vennootschap wegens belastingschuld

In deze zaak vordert eiser, een voormalig programmaleider van WildFm, een regionaal radiostation, betaling van een belastingschuld die door de Belastingdienst op hem is verhaald. Eiser stelt dat hij als bestuurder van WildFm onterecht aansprakelijk is gesteld voor een belastingschuld van de vennootschap, die hij heeft voldaan. De Belastingdienst heeft hem aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 71.776, waarvan na bezwaar een deel is verminderd. Eiser heeft een regresvordering op WildFm, omdat hij de belastingschuld heeft betaald. De rechtbank oordeelt dat de regresvordering toewijsbaar is, omdat de belastingschuld van WildFm niet door eiser is veroorzaakt en hij als gevolg van de incasso door de Belastingdienst in privé is aangesproken. WildFm c.s. voert verweer en stelt dat eiser onbehoorlijk bestuur heeft gepleegd, maar de rechtbank oordeelt dat dit onvoldoende is om de regresvordering te weerleggen. De rechtbank wijst de vordering tot betaling van € 55.185 toe, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen tegen Holding en [gedaagde sub 3] worden afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is voor onrechtmatig handelen of ongerechtvaardigde verrijking.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/680169 / HA ZA 20-229
Vonnis van 31 maart 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.J. Wisse Smit te Apeldoorn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1. WILDFM HITRADIO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2. [gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. M. Bunders te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en WildFm c.s. (afzonderlijk WildFm, Holding en [gedaagde sub 3] ) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 februari 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 2 december 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 februari 2021 met de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating producties 3 maart 2021 van WildFm c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
WildFm is een regionaal radiostation, gericht op jongeren in de provincie
Noord-Holland.
2.2.
[gedaagde sub 3] neemt in 2013, samen met drie andere partijen, het initiatief om WildFm uit faillissement over te nemen.
2.3.
Op 1 november 2015 treedt [eiser] als programmaleider in dienst bij WildFm. Op 14 juli 2017 wordt [eiser] , na verzoek daartoe van een van de toenmalige aandeelhouders, de heer [betrokkene] , benoemd tot [functie] bij WildFm. Het financiële management bij WildFm wordt gevoerd door [betrokkene] en niet door [eiser] .
2.4.
Op [datum uittreding] verkrijgt Holding 70% van de aandelen in WildFm, gehouden door [naam B.V.] B.V. (het investeringsvehicle van [betrokkene] ), tegen betaling van
€ 1,00, in verband met de afwikkeling van diverse onbetaalde vorderingen van [gedaagde sub 3] op WildFm. Diezelfde dag wordt op verzoek van [eiser] aan hem ontslag verleend als bestuurdervan WildFm en treedt Holding aan als nieuwe bestuurder.
2.5.
Bij beschikking van 19 juni 2018 stelt de Belastingdienst [eiser] als bestuurder van WildFm aansprakelijk voor een belastingschuld van WildFm ter hoogte van
€ 71.776. Deze schuld betreft onbetaalde aanslagen loonheffing over de tijdvakken augustus 2017 tot en met maart 2018 en omzetbelasting over het eerste kwartaal 2018. WildFm maakt bij brief van 25 juni 2018 namens [eiser] bezwaar tegen deze aansprakelijkheidstelling. Hierop nodigt de Belastingdienst [eiser] uit voor een hoorgesprek en doet vervolgens op 23 november 2018 uitspraak op bezwaar. De Belastingdienst vermindert de aansprakelijkheidstelling over de tijdvakken februari en maart 2018 en eerste kwartaal van 2018 met een bedrag van € 16.591 omdat [eiser] per [datum uittreding] is uitgetreden als bestuurder bij WildFm. De aanslagen over de overige tijdvakken, in totaal € 53.594, blijven in stand.
2.6.
Bij aparte brieven van 21 december 2018 verzoekt de toenmalige advocaat van [eiser] WildFm en Holding contact te leggen met de Belastingdienst en zorg te dragen voor betaling door WildFm van haar belastingschuld. Tevens stelt [eiser] WildFm c.s. aansprakelijk voor alle door hem geleden en te lijden schade.
2.7.
Bij brief van 29 januari 2019 bericht de Belastingdienst aan [eiser] dat het verleende uitstel van betaling is vervallen en dat bij niet betaling van de belastingschuld een dwangbevel wordt verstuurd.
2.8.
Op 5 februari 2019 voeren partijen een gesprek met elkaar over betaling van de belastingschuld. De fiscalist van WildFm, [naam] , bevestigt in een e-mail van 7 februari 2019 aan [eiser] in gesprek te zijn met de Belastingdienst om het probleem op te lossen.
2.9.
Op 9 april 2019 legt de Belastingdienst executoriaal derdenbeslag voor in totaal
€ 78.370 op bankrekeningen van [eiser] . Op dat moment heeft [eiser]
€ 48.831,50 op zijn rekeningen staan waarvoor het beslag doel treft. Dit bedrag is geheel door de Belastingdienst geïncasseerd.
2.10.
Op 25 april 2019 bericht [gedaagde sub 3] [eiser] per WhatsApp, voor zover hier van belang:
“Wij nemen ook de volledige verantwoordelijkheid voor de schuld en hebben daar formeel gezien een afspraak met de belastingdienst over gemaakt.”
2.11.
Bij aparte brieven van 26 juni 2019 stelt de toenmalige advocaat van [eiser] WildFm c.s. aansprakelijk voor de bij [eiser] geïncasseerde belastingschuld en sommeert WildFm c.s. dit bedrag aan [eiser] te voldoen.
2.12.
Bij e-mail van 18 december 2019 reageert de advocaat van WildFm c.s. op de brieven en schrijft dat [eiser] voor de belastingschuld van WildFm contact moet opnemen met de vorige aandeelhouder van WildFm, [naam B.V.] B.V., omdat zij heeft aangeboden hierover een regeling te treffen. Holding en [gedaagde sub 3] ontkennen aansprakelijk te zijn.
2.13.
[eiser] heeft de bij hem geïncasseerde belastingschuld van WildFm niet terug ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij dagvaarding dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primairvoor recht verklaart dat WildFm c.s. onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door niet mee te werken aan restitutie van het door hem betaalde bedrag van € 55.185;
subsidiairuit hoofde van nakoming,
meer subsidiairuit hoofde van onrechtmatige daad, en
nog meer subsidiairuit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking WildFm c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 55.185, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 9 april 2018, althans 21 december 2018, althans datum dagvaarding;
in
alle gevallenWildFm c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 950 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
[eiser] legt, samengevat, het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Bij [eiser] heeft de Belastingdienst een bedrag van € 55.185, een belastingschuld van WildFm, geïncasseerd en [eiser] kan voor dit bedrag regres nemen op WildFm. Verder heeft WildFm c.s. toegezegd zorg te dragen voor een oplossing van deze belastingschuld. Door deze toezegging niet na te komen heeft WildFm c.s. onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. Aangezien Holding als direct bestuurder verantwoordelijk is voor het handelen van WildFm en [gedaagde sub 3] bestuurder van de Holding is, hebben Holding en [gedaagde sub 3] beide ook uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. Tot slot heeft [eiser] een belastingschuld van WildFm voldaan waardoor WildFm c.s. ongerechtvaardigd is verrijkt.
3.3.
WildFm c.s. voert verweer en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren dan wel afwijzen van alle vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank ziet aanleiding, zoals ook tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken en deels in afwijking van de volgorde uit de dagvaarding, eerst de regresvordering op WildFm te bespreken nu dat de kern van de zaak betreft. Aansluitend komen de vorderingen uit hoofde van onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking aan de orde.
regresvordering op WildFm
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij WildFm in juni 2018 sprake was van een belastingschuld voor onbetaalde aanslagen loonheffing en omzetbelasting. De Belastingdienst heeft [eiser] met de beschikking van 19 juni 2018 in privé aangesproken tot betaling van deze belastingschuld. De Belastingdienst heeft vervolgens bij [eiser] (na bezwaar) een bedrag van € 55.185 geïncasseerd door executoriaal derdenbeslag te leggen op bankrekeningen van [eiser] . Als gevolg van dit verhaal bij [eiser] is (een deel van) de belastingschuld van WildFm voldaan en WildFm c.s. heeft ook niet betwist dat dit heeft geleid tot een vermindering van de belastingschuld van WildFm. Dit betekent dat ten laste van [eiser] een schuld is geïncasseerd die niet hem maar WildFm als belastingplichtige aangaat. [eiser] heeft als gevolg hiervan een regresvordering op WildFm verkregen (vgl. artikel 55 Invorderingswet 1990). Dit betekent dat de (subsidiaire) vordering van [eiser] jegens WildFm tot betaling van € 55.185 in beginsel toewijsbaar is.
4.3.
WildFm c.s. voert als verweer dat [eiser] de belastingschuld heeft laten ontstaan en oplopen zonder maatregelen te treffen om dat te voorkomen en bovendien aan zichzelf een hoog salaris is blijven uitbetalen. Verder heeft [eiser] steeds nagelaten de belastingonmacht van WildFm aan de Belastingdienst te melden. Hiermee heeft [eiser] zich schuldig gemaakt aan onbehoorlijk bestuur waardoor het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat hem een beroep op dit regresrecht toekomt. Aldus steeds WildFm c.s.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat indien sprake is van onbehoorlijk bestuur dit niet betekent dat een (voormalig) bestuurder geen regres kan nemen op de vennootschap voor een schuld van de vennootschap die ten laste van zijn privé vermogen is voldaan. Weliswaar is denkbaar dat het onbehoorlijk bestuur van dien aard is dat het gegeven de omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de bestuurder zijn regres vordering najaagt, maar dat zal slechts in uitzonderingssituaties het geval zijn. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, mede gebaseerd op de wetsgeschiedenis bij artikel 6:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat bij het buiten toepassing laten van een regel terughoudendheid als uitgangspunt geldt.
4.5.
Hetgeen door WildFm c.s. aangevoerd, samengevat onder 4.3, is op zichzelf reeds onvoldoende om te concluderen dat sprake is van onbehoorlijk bestuur van [eiser] . WildFm c.s. had op zijn minst nader moeten toelichten en onderbouwen waarom, in de situatie bij WildFm waarbij tussen partijen vast staat dat [betrokkene] en niet [eiser] het financiële management voerde en ook het salaris van [eiser] bepaalde, het laten ontstaan van op het eerste gezicht reguliere belastingschulden onbehoorlijk bestuur van [eiser] oplevert. Dat heeft WildFm c.s. nagelaten. Ook de stelling van WildFm c.s. dat [eiser] heeft nagelaten de situatie van betalingsonmacht te melden bij de Belastingdienst leidt op zich zelf niet tot onbehoorlijk bestuur. Dit nalaten heeft gevolgen voor [eiser] zelf – de Belastingdienst kan als gevolg daarvan verhaal nemen op het vermogen van [eiser] – maar laat onverlet dat het steeds gaat om belastingschulden van WildFm en daar brengt het nalaten betalingsonmacht te melden geen verandering in. Nu onbehoorlijk bestuur niet is gebleken behoeft de tweede vraag (of het onbehoorlijk bestuur van dien aard is dat het gegeven de omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is het regres na te jagen) geen behandeling.
4.6.
Partijen hebben uitgebreid stilgestaan bij de vraag of Holding als koper van de aandelen in WildFm bekend was met belastingschulden van WildFm die zien op de periode voorafgaand aan de overname en of Holding deze schulden heeft overgenomen. Deze vraag is voor beantwoording van de vorderingen in deze zaak niet van belang. Anders dan partijen tot uitgangspunt nemen, zoals de rechtbank die begrijpt, is niet in geschil dat het steeds gaat om belastingschulden
vanWildFm en een verkoop van aandelen
inWildFm brengt daar geen verandering in. In hoeverre Holding als koper ten tijde van de koop van die schulden op de hoogte was of had kunnen zijn (bijvoorbeeld door het doen van een boekenonderzoek) of daarover geïnformeerd had moeten worden door de verkopende aandeelhouder ( [naam B.V.] B.V.) is een discussie die eventueel plaats behoort te vinden tussen verkoper en koper van die aandelen, maar niet in onderhavige zaak.
4.7.
Het vorenstaande betekent dat de (subsidiaire) vordering jegens WildFm tot betaling slaagt. De rechtbank zal de vorderingen uit hoofde van onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking alleen nog ten aanzien van Holding en [gedaagde sub 3] beoordelen nu daarvoor ten aanzien van WildFm geen belang meer bestaat.
de vorderingen jegens Holding en [gedaagde sub 3] uit hoofde van onrechtmatige daad
4.8.
[eiser] stelt dat WildFm en [gedaagde sub 3] hebben toegezegd het probleem met de belastingschuld te zullen oplossen. [eiser] verwijst daarvoor in het bijzonder naar het onder 2.10 weergegeven WhatsApp bericht van 25 april 2019 waarin [gedaagde sub 3] deze toezegging schriftelijk doet. Doordat WildFm c.s. deze toezegging niet is nagekomen handelt zij onrechtmatig tegenover [eiser] en zijn Holding en [gedaagde sub 3] gehouden om de schade die [eiser] daardoor heeft geleden te vergoeden, aldus [eiser] .
4.9.
De rechtbank stelt vast dat in het WhatsApp bericht van [gedaagde sub 3] niet staat vermeld en evenmin daaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde sub 3] aansprakelijkheid voor de belastingschuld namens Holding en/of zichzelf in privé aanvaardt. Dat het bericht door [gedaagde sub 3] is geschreven maakt dit niet anders. [gedaagde sub 3] was (en is) immers (indirect) bestuurder van WildFm en kan dat ook uit dien hoofde hebben gecommuniceerd. Het ligt bovendien in de rede dat [gedaagde sub 3] in eerste instantie namens WildFm communiceert, nu de kern van de discussie een belastingschuld van WildFm betreft. Anders gezegd, dat [gedaagde sub 3] heeft gecommuniceerd aan [eiser] dat het probleem van de belastingschuld zal worden opgelost volgt voldoende uit het dossier (en wordt bevestigd in genoemd WhatsApp bericht), maar niet dat [gedaagde sub 3] daarmee een verplichting van Holding en/of zichzelf in privé heeft aanvaard of dat [eiser] dat zo had mogen begrijpen. Omstandigheden die dit anders maken heeft [eiser] niet gesteld. Nu van een toezegging namens Holding en/of [gedaagde sub 3] in privé niet is gebleken kan evenmin sprake zijn van onrechtmatig handelen van hen door deze toezegging niet gestand te doen.
4.10.
[eiser] heeft voorts gesteld dat Holding en [gedaagde sub 3] als bestuurder, beleidsbepalers en aandeelhouder onrechtmatig handelen, althans een zorgvuldigheidsnorm schenden door [eiser] niet terug te betalen wat bij hem is geïncasseerd. Ook deze grondslag leidt niet tot toewijzing en daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Voor zover het bestuurdersaansprakelijkheid betreft is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad vereist dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt om hem naast de vennootschap aansprakelijk te laten zijn. Daartoe heeft [eiser] onvoldoende gesteld. Het zijn van beleidsbepaler is daarvoor in ieder geval onvoldoende. Voor zover het aandeelhoudersaansprakelijkheid betreft heeft [eiser] nagelaten te stellen waarom daar in dit geval sprake van is.
de vorderingen jegens Holding en [gedaagde sub 3] uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking
4.11.
Tot slot stelt [eiser] dat WildFm c.s. ongerechtvaardigd is verrijkt doordat [eiser] de belastingschuld van WildFm heeft voldaan. [eiser] heeft deze grondslag ten aanzien van Holding en [gedaagde sub 3] onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat met betaling van deze schuld [gedaagde sub 3] en Holding als beleidsbepalers bij WildFm zijn verrijkt en dat Holding als aandeelhouder van WildFm daarvan profiteert, is onvoldoende. Ook deze grondslag leidt dus niet tot toewijzing van de vordering jegens Holding en [gedaagde sub 3] .
slotsom, rente en kosten
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering tot betaling jegens WildFm wordt toegewezen en de vorderingen jegens Holding en [gedaagde sub 3] worden afgewezen.
4.13.
De gevorderde rente zal als niet betwist worden toegewezen met ingang van datum dagvaarding, nu dit de eerst gevorderde datum is na de datum van de beslaglegging (9 april 2019) die tot verhaal bij [eiser] heeft geleid en de regres vordering daarvoor nog niet bestond.
4.14.
[eiser] maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat WildFm is aangemaand (2.11), in verzuim verkeert en WildFm c.s. heeft niet betwist dat [eiser] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Nu het gevorderde bedrag ad € 950 ten slotte niet onredelijk voorkomt wordt dit bedrag toegewezen.
4.15.
Aangezien de vorderingen jegens Holding en [gedaagde sub 3] worden afgewezen en [eiser] daarmee voor dit deel in het ongelijk is gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt WildFm om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 55.185 (vijfenvijftigduizend éénhonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 18 februari 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt WildFm om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 950 (negenhonderdvijf euro) aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, rechter, bijgestaan door mr. S.P.F. Sneeboer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021.