ECLI:NL:RBAMS:2021:1178

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
8706447 CV EXPL 20-14914
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen Stichting Administratiekantoor LULU en Het Zwarte Fietsenplan Centrum B.V. over huurachterstand en huurkorting tijdens coronacrisis

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de Stichting Administratiekantoor LULU (eiseres) en de besloten vennootschap Het Zwarte Fietsenplan Centrum B.V. (gedaagde). De zaak betreft een vordering tot betaling van huurachterstand en de vraag of er recht op huurkorting bestaat als gevolg van de coronacrisis. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 4 december 2020 geoordeeld dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid is die kan leiden tot een onaanvaardbare instandhouding van de huurovereenkomst. De rechter heeft de omzet van de gedaagde partij, HZFC, beoordeeld om te bepalen of er recht op huurkorting bestaat.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2021 is gebleken dat de omzet van HZFC in 2020 slechts beperkt is gedaald ten opzichte van 2019. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de omzet in 2020 € 635.906,00 bedroeg, terwijl deze in 2019 € 661.939,00 was. De rechter oordeelde dat de beperkte omzetdaling niet voldoende reden biedt om in te grijpen in de huurovereenkomst, aangezien het grootste deel van de huur wel is betaald en er geen sprake is van betalingsonwil. De kantonrechter heeft de vordering tot huurkorting afgewezen en HZFC veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 14.396,02, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

De rechter heeft ook de contractuele boete gematigd tot € 300,00 en HZFC in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt dat de coronacrisis niet automatisch leidt tot huurkorting, maar dat dit afhankelijk is van de specifieke omstandigheden van de zaak, zoals de omzet en de betalingshistorie van de huurder. De kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat HZFC direct aan de uitspraak moet voldoen, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8706447 CV EXPL 20-14914
vonnis van: 19 maart 2021
fno.: 8622

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting Stichting Administratiekantoor LULU

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: LULU
gemachtigde: M.O. de Boer
t e g e n

de besloten vennootschap Het Zwarte Fietsenplan Centrum B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: HZFC
verschenen bij: [naam 3]

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 4 december 2020.
Ingevolge dit vonnis hebben beide partijen nadere stukken in het geding gebracht en LULU heeft haar eis vermeerderd. Op 17 februari 2021 heeft een mondelinge behandeling plaats gevonden. Namens de gemachtigde van LULU zijn daar verschenen de heer [naam 1] en de heer [naam 2] . De heer [naam 3] is namens HZFC verschenen. Ter zitting zijn vragen van de kantonrechter beantwoord en namens partijen is een nadere toelichting gegeven.
Hierna is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij tussenvonnis van 4 december 2020 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid is die kan meebrengen dat ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst onaanvaardbaar is.
Of ingrijpen in de huurovereenkomst in dit geval aangewezen is hangt om te beginnen af van de vraag in hoeverre HZFC in staat is geweest in het gehuurde haar onderneming te exploiteren. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit het beste worden afgemeten aan de hand van een vergelijking van de omzet voor en tijdens de coronacrisis. Anders dan door HZFC bepleit is dus niet de gerealiseerde winst maatgevend, omdat deze ook van andere factoren afhangt. Het kan wel zo zijn dat bepaalde meer winstgevende bedrijfsonderdelen (zoals de fietsverhuur) meer lijden onder de coronacrisis dan minder winstgevende onderdelen, maar naar het oordeel van de kantonrechter valt dat onder het ondernemersrisico. Waar het bij een eventuele huurkorting immers om gaat is of de in het gehuurde geëxploiteerde onderneming daar kon worden uitgeoefend – en er dus omzet kon worden gerealiseerd.
Uit de door HZFC aangeleverde omzetcijfers tot en met december 2020 blijkt dat per saldo voor de in het gehuurde gedreven (onderdeel van de) onderneming slechts sprake is geweest van een beperkt omzetverlies. In heel 2020 is een omzet gerealiseerd van € 635.906,00 en in heel 2019 een omzet van € 661.939,00. Ook een vergelijking op maandbasis laat slechts een beperkte omzetdaling zien. Dit is ook verklaarbaar, nu HZFC heeft toegelicht dat weliswaar de verhuur van fietsen is teruggelopen, maar de verkoop is gestegen. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat onder deze omstandigheden onvoldoende reden om in te grijpen in de huurovereenkomst voor de periode waarop de huurvordering ziet.
Zoals ter zitting is besproken sluit dit niet uit dat dit voor de periode vanaf half december 2020 anders komt te liggen. HZFC is nu immers verplicht gesloten, behoudens voor reparatie, online bestellingen en – sinds kort – afhalen van producten. Cijfers over deze periode zijn niet in het geding gebracht en dat mocht van HZFC ook niet verwacht worden, nu LULU haar vordering pas kort voor de zitting heeft vermeerderd met de resterende huur over de periode tot en met februari 2021. Het ligt dan ook voor de hand dat partijen zo nodig alsnog over huurkorting in overleg treden, als nieuwe (met stukken onderbouwde) cijfers daartoe aanleiding geven.
Het beroep van HZFC op huurkorting – dat anders dan in het tussenvonnis overwogen als een beroep op verrekening zal worden beschouwd – zal voor nu worden verworpen. Dat betekent dat HZFC de ingehouden huur alsnog zal moeten betalen. Het gaat daarbij om een bedrag van € 14.396,02.
Ook de buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar, nu HZFC terecht in rechte is betrokken. Gezien de achtergrond van de gedeeltelijke betaling zal de contractuele boete billijkheidshalve worden gematigd tot € 300,00.
De kantonrechter zal de overige vorderingen afwijzen. Gezien de coronacrisis en de rechtspraak die over huurkorting op gang is gekomen acht de kantonrechter het begrijpelijk dat HZFC, die meerdere panden huurt, heeft getracht met haar verhuurders in gesprek te komen. Ook is voorstelbaar dat om het hoofd boven water te houden een deel van de huur, in afwachting van overleg, niet betaald is. Het grootste deel van de huur is steeds wel betaald. Van betalingsonwil is in ieder geval niet gebleken. Onder die omstandigheden rechtvaardigt de tekortkoming geen ontbinding van de huurovereenkomst, zodat de vordering die daartoe strekt zal worden afgewezen. Hetzelfde geldt dan voor de ontruimingsvordering.
Gezien de uitkomst zal HZFC in de proceskosten veroordeeld worden.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt HZFC tot betaling aan LULU van € 14.396,02 aan huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2021 tot de dag van betaling;
veroordeelt HZFC tot betaling aan LULU van € 726,00 aan buitengerechtelijke kosten, alsmede € 300,00 aan contractuele boete;
veroordeelt HZFC in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van LULU begroot op:
exploot € 100,89
salaris € 933,00
griffierecht € 499,00
----------
totaal € 1.532,89
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt HZFC in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat HZFC niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.