In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de Stichting Administratiekantoor LULU (eiseres) en de besloten vennootschap Het Zwarte Fietsenplan Centrum B.V. (gedaagde). De zaak betreft een vordering tot betaling van huurachterstand en de vraag of er recht op huurkorting bestaat als gevolg van de coronacrisis. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 4 december 2020 geoordeeld dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid is die kan leiden tot een onaanvaardbare instandhouding van de huurovereenkomst. De rechter heeft de omzet van de gedaagde partij, HZFC, beoordeeld om te bepalen of er recht op huurkorting bestaat.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2021 is gebleken dat de omzet van HZFC in 2020 slechts beperkt is gedaald ten opzichte van 2019. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de omzet in 2020 € 635.906,00 bedroeg, terwijl deze in 2019 € 661.939,00 was. De rechter oordeelde dat de beperkte omzetdaling niet voldoende reden biedt om in te grijpen in de huurovereenkomst, aangezien het grootste deel van de huur wel is betaald en er geen sprake is van betalingsonwil. De kantonrechter heeft de vordering tot huurkorting afgewezen en HZFC veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 14.396,02, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
De rechter heeft ook de contractuele boete gematigd tot € 300,00 en HZFC in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt dat de coronacrisis niet automatisch leidt tot huurkorting, maar dat dit afhankelijk is van de specifieke omstandigheden van de zaak, zoals de omzet en de betalingshistorie van de huurder. De kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat HZFC direct aan de uitspraak moet voldoen, tenzij er hoger beroep wordt ingesteld.